Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 07-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6086

Datum publicatie19-07-2022
Zaaknummer200.300.044/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld;
Kinderen; Erkenning; Gezag; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) staat niet in de weg aan het verlenen van vervangende toestemming aan de man om het kind te erkennen. Het Verdrag van Istanbul ziet vooral op situaties waarin gezag of omgang in het geding is. Vervangende toestemming erkenning verleend.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.300.044/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 134772)

beschikking van 7 juli 2021

inzake

[verzoekster] (de vrouw) ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,

advocaat: mr. A. Atema te Groningen,

en

[verweerder] (de man),

wonende te [woonplaats2] ,

verweerder in hoger beroep,

advocaat: mr. M.J.J.M. van Roosmalen te Emmen.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator] (de bijzondere curator),

kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [de minderjarige] ( [de minderjarige] ).

In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:

de raad voor de kinderbescherming (de raad),

regio Noord-Nederland, locatie Groningen.


1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 16 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 15 september 2021;

- een journaalbericht namens de vrouw van 5 oktober 2021 met bijlage(n);

- het verweerschrift namens de man;

- een journaalbericht namens de vrouw van 23 november 2021 met bijlage(n).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 16 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door mr. R.A.M. van der Lubbe (als waarnemer voor mr. Van Roosmalen);

- de bijzondere curator;

- [naam1] namens de raad.

3De feiten

3.1

De man en de vrouw hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is [in]

2018 [de minderjarige] geboren, over wie de vrouw alleen het ouderlijk gezag uitoefent. [de minderjarige] woont bij de vrouw. De man heeft [de minderjarige] niet erkend; de vrouw heeft geen toestemming gegeven voor de erkenning van [de minderjarige] door de man.

3.2

De man heeft de rechtbank (onder meer) verzocht hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te erkennen.

3.3

Bij beschikking van 24 februari 2021 heeft de rechtbank mr. Cats benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] .

3.4

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer – voor zover hier van belang – de man vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] te erkennen.

4De omvang van het geschil

4.1

De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief ziet op de beslissing van de rechtbank om de man vervangende toestemming voor de erkenning van [de minderjarige] te geven. De vrouw verzoekt het hof primair de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze ziet op de vervangende toestemming voor de erkenning, en het verzoek van de man om vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige] te verlenen, alsnog af te wijzen. Subsidiair verzoekt de vrouw het hof om de raad opdracht te geven onderzoek te laten doen naar de vraag of de erkenning van [de minderjarige] door de man in het belang is van [de minderjarige] en het hof daarover te adviseren.

4.2

De man voert verweer en verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep dan wel haar verzoeken af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Volgens het bepaalde in artikel 1:204 lid 3 aanhef en onder a. van het Burgerlijk Wetboek kan op verzoek van de verwekker die het kind wil erkennen de ontbrekende toestemming van de moeder door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.

De wetgever heeft met het scheppen van de wettelijke mogelijkheid van vervangende toestemming beoogd in het kader van de afstamming meer aansluiting te zoeken bij de biologische werkelijkheid.

5.2

Het hof dient een afweging te maken tussen de belangen van betrokkenen, waarbij als uitgangspunt geldt dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.

Een zekere emotionele weerstand van de moeder is onvoldoende om vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien duidelijk wordt dat de weerstand van de moeder negatieve gevolgen voor de positie van het kind met zich brengt.

5.3

Niet in geschil is dat de man de verwekker is van [de minderjarige] .

5.4

De vrouw kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen voor zover daarbij aan de man vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige] is verleend en voert daartoe het volgende aan. De relatie tussen haar en de man kenmerkte zich door geweld en bedreigingen door de man richting de vrouw. Als gevolg daarvan is de vrouw zowel fysiek als psychisch geschaad en is zij doodsbang voor de man. De man neemt zijn verantwoordelijkheid niet als vader. De omgang van de man met [de minderjarige] verloopt slecht en [de minderjarige] is overstuur van de omgang met de man. De erkenning zal voor [de minderjarige] grote gevaren meebrengen omdat de man gewelddadig is. Door de erkenning zal de vrouw meer met de man in contact komen, wat zij niet aankan. Dit werkt door in haar relatie met [de minderjarige] , met schade voor [de minderjarige] tot gevolg. Bovendien is de vrouw bang voor vervolgacties van de man, zoals de verkrijging van het ouderlijk gezag.

5.5

De man erkent dat hij de vrouw een keer heeft mishandeld. Hij is voor die mishandeling veroordeeld tot een taakstraf en hij heeft aangegeven dat hij er spijt van heeft. De man erkent ook dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen moeizaam is, maar de vrouw heeft niets van hem te vrezen. Volgens de man verloopt de omgang tussen hem en [de minderjarige] goed. Hij wil graag dat [de minderjarige] weet wie zijn vader is en dat de juridische status van [de minderjarige] aansluit bij de biologische werkelijkheid. De man is van mening dat de erkenning het belang van [de minderjarige] niet zal schaden.

5.6

Het hof is van oordeel dat de rechtbank het verzoek van de man om hem vervangende toestemming tot de erkenning van [de minderjarige] te verlenen, op goede gronden heeft toegewezen. Ook in hoger beroep heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een uitzonderingssituatie die maakt dat het verzoek van de man moet worden afgewezen, zodat het hof de beslissing van de rechtbank op dit punt in stand zal laten. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

5.7

Dat de relatie tussen partijen is verstoord en de vrouw gevoelens van angst voor de man heeft is onvoldoende om aan te nemen dat de erkenning van [de minderjarige] door de man de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] zou schaden. Gebleken is dat de vrouw (nog) geen vertrouwen heeft in de man als vader. De angst die de vrouw zegt te hebben voor de man lijkt vooral gebaseerd te zijn op gebeurtenissen uit het verleden en het hof kan zich voorstellen dat de gedachte daaraan negatieve emoties bij de vrouw oproept. Het hof kan de zorgen die de vrouw heeft geuit over de gevolgen van de erkenning voor [de minderjarige] en het moment waarop de vrouw deze zorgen voor het eerst heeft geuit, echter niet goed rijmen met de situatie tussen de ouders in de periode kort na het uit elkaar gaan. In die periode hebben de man en de vrouw (mondeling) afspraken gemaakt over de omgang tussen de man en [de minderjarige] . Uit het dossier blijkt niet dat de vrouw daartegen destijds weerstand had. Het hof heeft de indruk dat de relatie tussen de man en de vrouw is verslechterd sinds de man een nieuwe relatie heeft. Het hof betreurt het dat de vrouw tot nu toe de kans heeft laten liggen om samen met de man bij [naam2] het traject Hulp na Scheiding (HnS) te volgen, dat voor verbetering van hun onderlinge communicatie en herstel van vertrouwen had kunnen zorgen. Het hof vindt het dan ook van belang dat de vrouw alsnog hulp zoekt bij de verwerking van het verleden en haar angsten als zij hier last van heeft. Voorkomen moet immers worden dat de angstgevoelens van de vrouw op [de minderjarige] worden overgedragen.

Het hof heeft verder in zijn overwegingen betrokken dat niet is gebleken dat het niet goed gaat met [de minderjarige] . Ook voor het overige zijn er geen aanwijzingen dat er ten gevolge van de erkenning voor [de minderjarige] reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Voorts vindt het hof het voor [de minderjarige] van groot belang dat hij weet wie zijn vader is en dat zijn familierechtelijke relatie in juridische zin wordt bevestigd.

Nu de raad tijdens de mondelinge behandeling bij het hof evenals de bijzondere curator heeft geadviseerd de man vervangende toestemming tot erkenning te verlenen, ziet het hof onder de gegeven omstandigheden geen gronden die eraan in de weg staan de man vervangende toestemming voor de erkenning te verlenen.

5.8

Het hof passeert de bezwaren van de vrouw over het advies van de raad en wijst het verzoek van de vrouw om een (nader) raadsonderzoek af. Het advies van de raad om de man toestemming te verlenen voor de erkenning van [de minderjarige] is gebaseerd op multidisciplinair overleg dat heeft plaatsgevonden, waarbij de vraag over de erkenning al uitdrukkelijk is betrokken. De raad heeft op de zitting bij het hof nogmaals advies gegeven en heeft daarbij de huidige situatie en de recente informatie betrokken, hetgeen niet heeft geleid tot een ander advies.

5.9

Anders dan de vrouw stelt, staat het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (hierna: Verdrag van Istanbul) niet in de weg aan het verlenen van vervangende toestemming aan de man om [de minderjarige] te erkennen. Het Verdrag van Istanbul ziet vooral op situaties waarin gezag of omgang in het geding is. Zo bepaalt het Verdrag van Istanbul dat bij de vaststelling van een omgangsregeling voor kinderen rekening moet worden gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van dat verdrag. Dit zou aan de orde kunnen komen wanneer het verzoek om het vaststellen van een omgangsregeling voorligt. Dat is nu in deze procedure in hoger beroep niet het geval.

5.10

Het hof acht zich op basis van het huidige procesdossier en het verhandelde ter zitting voldoende geïnformeerd en ziet geen aanleiding om de vrouw toe te laten tot bewijs om aan te tonen dat de man een vuurwapen in zijn bezit zou hebben (gehad). De man heeft immers ter zitting bij het hof reeds erkend dat hij een (vuurwerk)pistool in zijn bezit heeft gehad, terwijl voorts dat bezit niet leidt tot een ander oordeel

5.11

Het bovenstaande betekent dat het hof de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal bekrachtigen.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 16 juni 2021 voor zover daarbij aan de man vervangende toestemming is verleend om de minderjarige [de minderjarige] te erkennen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, M.P. den Hollander en M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. T. van der Veen-Hamstra als griffier, en is op 7 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733