Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5939

Datum publicatie18-07-2022
Zaaknummer200.306.104
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Moeder vraagt vervangende toestemming wijziging achternaam kind (2005). Identiteit kind wordt mede bepaald door vader én zijn naam. Daaraan doet niet af dat kind al enige tijd geen contact heeft met vader en zich meer verbonden voelt met moeder. Hof is met raad van oordeel dat ontbreken van contact en willen doorsnijden van laatste band die kind met vader heeft, risico behelst voor identiteitsontwikkeling. Kind is bovendien op korte termijn meerderjarig en kan dan consequenties geslachtsnaamswijziging beter overzien.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.306.104

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 519177)

beschikking van 12 juli 2022

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te De Meern, gemeente Utrecht,

en

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. K.H.P. Selcraig te Zwolle.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 januari 2022;

  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep en

  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.

2.2

De minderjarige [de minderjarige2] (zie 3.2) heeft in haar brief van 24 maart 2022 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt over het verzoek.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 31 mei 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3De feiten

3.1

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Die relatie is in 2014 verbroken.

3.2

Partijen zijn de ouders van:

  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2001 in [plaats1] , en

  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2005 in [plaats1] .

Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige2] . [de minderjarige2] woont bij de moeder.

4De omvang van het geschil

4.1

De moeder heeft de rechtbank vervangende toestemming verzocht om een aanvraag in te dienen bij [naam1] voor de wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige2] . De geslachtsnaam van [de minderjarige2] is ‘ [achternaam verweerder] ’, de beoogde aanvraag ziet op de wijziging in de naam ‘ [achternaam verzoekster] ’.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.

4.2

De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Met deze grieven beoogt zij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat in de plaats van de toestemming van de vader, vervangende toestemming wordt verleend voor de aanvraag van een wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige2] bij de [naam1] .

4.3

De vader voert verweer tegen het hoger beroep en is zelf met een grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de rechtsoverweging dat de keuze van [de minderjarige2] weldoordacht is. De vader is het niet eens met deze overweging, maar wel met uiteindelijke beslissing van de rechtbank.

4.4

De moeder voert verweer tegen het incidenteel hoger beroep van de vader en vraagt het hof het incidenteel hoger beroep af te wijzen.

5. De motivering van de beslissing in het principaal in incidenteel hoger beroep

5.1

Op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft [de minderjarige2] de geslachtsnaam van de vader. In artikel 1:7 lid 1 BW is bepaald dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning kan worden gewijzigd. In het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamwijziging, verder te noemen ‘het besluit’, zijn met betrekking tot de gronden waarop de geslachtsnaamwijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en de behandeling van dergelijke verzoeken nadere regels gesteld.

5.2

Artikel 3 lid 1 van het besluit luidt:

Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht,(…) wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:

a. in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.

in lid 4 van artikel 3 van het besluit is bepaald, voor zover hier van belang dat:

“Het verzoek wordt afgewezen, indien:

a. de minderjarige al een op grond van dit artikel gewijzigde geslachtsnaam heeft;

b. de minderjarige van twaalf jaar of ouder niet instemt met de verzochte geslachtsnaamswijziging;

c. een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.”

5.3

Een rechtstreekse toetsing door de burgerlijke rechter van het verzoek van de moeder aan artikel 3 van het besluit is niet aan de orde. Die toetsing is voorbehouden aan de Koning.

5.4

In deze zaak verschillen de (twee) wettelijke vertegenwoordigers van [de minderjarige2] (de ouders) van mening over de vraag of de aanvraag van een wijziging van de geslachtsnaam moet worden ingediend. Dit is een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW. Dit artikel vormt voor de burgerlijke rechter een zelfstandig toetsingskader en bepaalt dat ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders hieromtrent op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De burgerlijke rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

5.5

De moeder stelt dat sinds relatiebreuk met de vader in 2014 steeds meer afstand is ontstaan tussen [de minderjarige2] en de vader. De omgangsregeling verliep lastig.

[de minderjarige2] heeft al lang de wens haar achternaam te wijzigen. Zij heeft een sterke wil om zich los te weken van de naam waar zij zich slecht bij voelt en wil de naam dragen waar zij warme gevoelens bij heeft. [de minderjarige2] probeert de achternaam [achternaam verweerder] zoveel mogelijk te ontwijken en wil daar op documenten, zoals een rijbewijs, zo min mogelijk mee geconfronteerd worden. Zij is bijna meerderjarig en kan haar wens goed verwoorden. Die wens is diep gekoesterd, bestendig en doordacht.

[de minderjarige2] ontwikkelt zich goed. De wijziging van de achternaam zou er toe kunnen leiden dat er ruimte ontstaat voor contactherstel, omdat [de minderjarige2] dan meer rust en ruimte heeft. De geslachtsnaamswijziging maakt niet dat [de minderjarige2] geen vader meer heeft. Hij blijft de vader en de moeder is ervan overtuigd dat als naamswijziging plaatsvindt, [de minderjarige2] in de toekomst weer contact opneemt. De – afwijzende – beslissing van de rechtbank is in dit licht onvoldoende gemotiveerd.

5.6

Volgens vader is de wens van [de minderjarige2] dan wel bestendig, maar niet doordacht. In het diagnostisch verslag (productie C1) staat dat [de minderjarige2] op verschillende gebieden op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert. Het is de vraag of zij de reikwijdte van een geslachtsnaamswijziging kan overzien. Contact tussen de vader en [de minderjarige2] is volgens de vader en in navolging van de raad in het belang van haar identiteitsontwikkeling. Door een wijziging van de geslachtsnaam kan het contact worden bemoeilijkt. Het doorhalen van de laatste verbinding tussen de vader en [de minderjarige2] heeft verstrekkende gevolgen. Ook kan de wijziging van de geslachtsnaam afstand tussen [de minderjarige2] en haar broer creëren. De puberteit is geen periode om drastische beslissingen te nemen op het gebied van identiteit. Als [de minderjarige2] meerderjarig is, kan zij zelf een verzoek tot geslachtsnaamswijziging indienen.

[de minderjarige2] heeft zich onvoldoende een zelfstandig beeld kunnen vormen van de vader. Niet uitgesloten is dat [de minderjarige2] in de toekomst anders naar de situatie kijkt. De identiteitsontwikkeling van [de minderjarige2] weegt zwaarder dan haar wens tot geslachtsnaamswijziging, aldus nog steeds de vader.

5.7

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat het feit dat [de minderjarige2] negatieve gevoelens heeft bij haar geslachtsnaam iets doet met haar identiteitsontwikkeling. Zij is kind van beide ouders en zo bezien voor de helft van haar moeder en voor de helft van haar vader. Negatieve gedachten over dat deel dat ‘van de vader afkomstig is’ en – zoals [de minderjarige2] dat wil – daarvan afstand nemen, zijn niet goed en zelfs schadelijk. Het zou beter voor [de minderjarige2] zijn om die negatieve gevoelens weg te nemen en een geslachtsnaamswijziging helpt daar juist niet bij. Het is ook zorgelijk dat [de minderjarige2] al lang bijna geen contact heeft met de vader. [de minderjarige2] is licht verstandelijk beperkt en het is de vraag of zij de gevolgen van een geslachtsnaamswijziging goed kan overzien. Als [de minderjarige2] 18 jaar is kan zij zelf voor een wijziging van haar achternaam kiezen. Het is nu te vroeg om de laatste band tussen de vader en [de minderjarige2] door te snijden. Door de procedures tussen de ouders kan [de minderjarige2] het gevoel krijgen dat zij die strijd tussen de ouders niet wil en daarom bij haar standpunt blijft. De raad is al met al van mening dat beter gewacht kan worden tot [de minderjarige2] volwassen is en zij beter kan beslissen.

5.8

Het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen.

Het hof acht het in het belang van [de minderjarige2] dat er geen verzoek wordt ingediend om haar geslachtsnaam te wijzigen.

De identiteit van kinderen wordt bepaald door wie hun ouders zijn. De vader én zijn naam zijn derhalve onderdeel van de identiteit van een kind. Daaraan doet niet af dat een kind al enige tijd nauwelijks of geen contact heeft met de vader en zich momenteel meer verbonden voelt met de moeder dan met de vader. Ten tijde van de relatie van partijen hebben de ouders gezamenlijk besloten om de kinderen de geslachtsnaam van de vader te geven. Deze achternaam hebben beide kinderen al sinds hun geboorte.

Na het einde van de relatie van de ouders is het contact tussen [de minderjarige2] en de vader verslechterd en is er nu al lange tijd geen contact meer. Ook heeft er een (fysiek) incident tussen [de minderjarige2] en de vader plaatsgevonden, wat het herstel van het contact lijkt te bemoeilijken. Het ligt op de weg van beide ouders, het recht van het kind op contact met beide ouders te waarborgen. [de minderjarige2] woont bij haar moeder en van haar mag vooral worden verwacht dat zij [de minderjarige2] stimuleert in herstel van het contact met de vader. Het hof is met de raad van oordeel dat het ontbreken van dat contact en het willen doorsnijden van de laatste band die [de minderjarige2] heeft met de vader, een risico behelst voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige2] . [de minderjarige2] is volop bezig met de ontwikkeling van haar identiteit. Het is zeker niet uit te sluiten dat zij in een latere fase van haar leven andere opvattingen ontwikkelt over de band die zij met haar vader wil of kan onderhouden. Het belang van [de minderjarige2] bij een goede identiteitsontwikkeling weegt naar het oordeel van het hof zwaarder dan de door de moeder en/of [de minderjarige2] genoemde belangen bij het indienen van een aanvraag tot wijziging van de geslachtsnaam naar de achternaam van degene die haar hoofdzakelijk opvoedt. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [de minderjarige2] op korte termijn meerderjarig wordt en zij de consequenties van geslachtsnaamswijziging dan beter kan overzien dan nu. Zij kan dan zelf een verzoek tot wijziging van hun geslachtsnaam indienen bij de Koning.

5.9

Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

Naar het oordeel van het hof behoeft het incidenteel verzoek in hoger beroep geen verdere bespreking. Daargelaten of de betreffende overweging van de rechtbank juist is heeft de vader geen belang bij de beoordeling van zijn incidenteel hoger beroep, nu dit - zelfs indien gegrond - niet leidt tot een andere beslissing.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 november 2021.

Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, J.B. de Groot en E. de Boer, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 12 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733