Hoge Raad 15-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:1113

Datum publicatie15-07-2022
Zaaknummer21/01857
ProcedureCassatie
Formele relatiesConclusie: ECLI:NL:PHR:2022:157, Gevolgd; In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:1054, Niet ontvankelijk
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Titel 8 Huwelijksvoorwaarden;
Meerderjarigenbescherming; Curatele;
Familieprocesrecht; Cassatie; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Art. 1:118 BW betreft de mogelijkheid dat de onder curatele gestelde zelf optreedt bij maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden. Aangenomen moet worden dat deze bepaling niet eraan in de weg staat dat de curator bij het staande huwelijk maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden optreedt als zijn vertegenwoordiger, gemachtigd door de kantonrechter. Deze mogelijkheid is van belang wanneer de onder curatele gestelde niet in staat is zijn wil te bepalen of zijn vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk waarneemt.

Volledige uitspraak


HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 21/01857

Datum 15 juli 2022

BESCHIKKING

In de zaak van

[de man],
wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

hierna: [de man],

advocaat: K. Aantjes,

tegen

1. VEEN EN VESTE BEWIND EN BUDGET B.V.,

in de hoedanigheid van curator over [de man]
kantoorhoudende te Emmer-Compascuum,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: de curator,

niet verschenen,

2. [de vrouw],
wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: [de vrouw],

advocaat: C.G.A. van Stratum.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

    de beschikking in de zaak 6552544 TB VERZ 17-17118 van de kantonrechter te Groningen van 5 februari 2019;

    de beschikking in de zaak 200.258.717/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 januari 2021.

[de man] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De curator heeft geen verweerschrift ingediend.

[de vrouw] heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, danwel te verwerpen.

[de man] heeft verzocht het beroep op niet-ontvankelijkheid te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkheid van [de man] in zijn cassatieberoep.

De advocaat van [de man] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2Uitgangspunten en feiten

2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [de man] en [de vrouw] zijn in 1982 gehuwd op huwelijkse voorwaarden, waarin zij iedere gemeenschap van goederen hebben uitgesloten en een periodiek verrekenbeding van besparingen zijn overeengekomen.

(ii) Bij notariële akte van 14 juli 2008 hebben [de man] en [de vrouw] de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. Daarbij hebben zij de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen gehandhaafd en zijn zij een finaal verrekenbeding overeengekomen.

(iii) [de man] is in 2015 onder curatele gesteld. De ondercuratelestelling duurt thans nog voort.

2.2

In dit geding verzoekt de curator om haar machtiging te verlenen voor het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden.

2.3

De kantonrechter heeft de verzochte machtiging verleend.

2.4

Het hof 1 heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en bepaald dat de aan de curator verleende machtiging tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden tevens omvat dat de curator de voor die wijziging benodigde notariële akte in de plaats van [de man] mag tekenen.

3Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1

Volgens art. 1:381 lid 2 BW is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. Deze algemene handelingsonbekwaamheid brengt mee dat de onder curatele gestelde onbekwaam is tot het zelfstandig optreden in rechte, voor zover de wet niet anders bepaalt.

3.2

Op grond van art. 1:381 lid 6 BW is de onder curatele gestelde in zaken van curatele bekwaam om in rechte op te treden en een rechtsmiddel in te stellen. De onderhavige procedure, waarin de curator op grond van art. 1:386 lid 1 BW in verbinding met art. 1:345 lid 1 BW verzoekt om machtiging voor het verrichten van een rechtshandeling, het (meewerken aan het) wijzigen van huwelijkse voorwaarden, kan echter niet worden aangemerkt als een zaak van curatele in de zojuist bedoelde zin. 2

3.3

Volgens art. 1:381 lid 3 BW is een onder curatele gestelde bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen voor de onder curatele gestelde te verrichten. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel.

3.4

Hetgeen hiervoor in 3.1-3.3 is overwogen brengt mee dat [de man] slechts met toestemming van zijn curator bekwaam was tot het instellen van cassatieberoep tegen de beschikking van het hof.

3.5

Uit de processtukken blijkt dat de curator, toen zij zich op 19 februari 2021 akkoord verklaarde, meende dat haar toestemming was gevraagd voor een andere cassatieprocedure. Uit de processtukken blijkt verder dat de curator op 24 februari 2021 is teruggekomen van haar akkoordverklaring, toen haar duidelijk werd dat deze betrekking had op het instellen van cassatieberoep tegen de beschikking van het hof in deze zaak. Dit stond haar vrij. Daarmee ontbrak de wil van de curator om [de man] toestemming te verlenen voor het instellen van het onderhavige cassatieberoep en mocht [de man] ten tijde van het instellen daarvan op 28 april 2021 niet gerechtvaardigd erop vertrouwen dat de curator daartoe toestemming had gegeven.

3.6

Nu het middel de omvang van de bevoegdheid van de curator aan de orde stelt, is in zoverre sprake van een belangenconflict tussen [de man] en de curator. In zodanig geval kan op de voet van art. 1:385 lid 1 BW in verbinding met art. 1:250 BW een bijzondere curator worden benoemd om te beslissen over het instellen van cassatieberoep op de in het middel aangevoerde grond. Daarbij bestaat echter, gelet op hetgeen hierna ten overvloede over het middel wordt overwogen, geen belang.

3.7

Art. 1:118 BW bepaalt dat de echtgenoot die onder curatele staat, na de huwelijksvoltrekking slechts met toestemming van zijn curator huwelijkse voorwaarden mag maken of wijzigen. Deze bepaling betreft de mogelijkheid dat de onder curatele gestelde zelf optreedt bij het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden. Aangenomen moet worden dat deze bepaling – anders dan zou kunnen worden afgeleid uit de uitspraak van de Hoge Raad van 2 februari 1990 3 – niet eraan in de weg staat dat de curator bij het staande huwelijk maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden optreedt als vertegenwoordiger van de onder curatele gestelde, daartoe gemachtigd door de kantonrechter. Deze mogelijkheid is van belang zowel wanneer de onder curatele gestelde in het geheel niet in staat is zijn wil te bepalen en daardoor niet zelf kan optreden, als wanneer de onder curatele gestelde weliswaar zijn wil kan bepalen maar hij zijn vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk waarneemt.

4Beslissing

De Hoge Raad verklaart [de man] niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 15 juli 2022.

1

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1054.

2

Vgl. HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:160, rov. 3.5.

3

HR 2 februari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AB7892, rov. 3.2.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733