Rechtbank Den Haag 16-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5835

Datum publicatie22-06-2022
ZaaknummerC/09/625886 / JE RK 22-432
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW; Voogdij GI art. 1:302 e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Hoewel toestemming van de kinderrechter ogv art. 1:306 BW strikt genomen ziet op voogdij van de GI, ziet de kinderrechter aanleiding om dit analoog toe te passen op uithuisplaatsingssituaties binnen de OTS. Verwijzing naar ECLI:NL:GHDHA:2021:1727. De wet bevat geen bepaling omtrent plaatsing van een kind in het buitenland ihkv OTS/MUHP. Onwenselijk dat een buitenlandse plaatsing zonder vervangende toestemming zou kunnen plaatsvinden als de ouder met (mede)gezag daar niet mee instemt. Verzoek GI wordt toegewezen.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaaksgegevens: C/09/625886 / JE RK 22-432

Datum uitspraak: 16 maart 2022

Beschikking van de kinderrechter Toestemming plaatsing buiten Nederland (met analoge toepassing van artikel 1:306 BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 3 maart 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),

betreffende:

- [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,

BRP-geregistreerd als niet ingezetene en thans verblijvende op een voor de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum, gevestigd te Den Haag,

en

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift met bijlagen.

Op 16 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:

- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;

- de moeder;

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

[minderjarige] is op 16 maart 2022 in raadkamer gehoord.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.

- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 24 februari 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 12 maart 2022 tot 12 september 2022, alsmede machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 24 februari 2022 tot 12 september 2022.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling verzoekt de kinderrechter met analoge toepassing van artikel 1:306 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen om [minderjarige] in het kader van de machtiging tot uithuisplaatsing te plaatsen buiten Nederland, te weten bij de vader met gezag in Frankrijk. Daaraan legt de gecertificeerde instelling het volgende ten grondslag. [minderjarige] heeft bij zijn vader in Frankrijk verbleven, maar op 11 januari 2022 is hij gerepatrieerd naar Nederland en herenigd met zijn moeder. De zorgen bij de moeder thuis lopen op en de moeder vervalt in haar oude patroon. Daags na [minderjarige] ’s terugkeer heeft een startgesprek met Ambulante SpoedHulp plaatsgevonden. Alhoewel er sprake was van kinderontvoering van [minderjarige] door zijn vader, is gebleken dat [minderjarige] zich in Frankrijk goed heeft ontwikkeld. In de periode dat [minderjarige] in Frankrijk verbleef, heeft de partner van de vader grotendeels de zorg en opvoeding van [minderjarige] op zich genomen. De gecertificeerde instelling ziet bij de vader en zijn partner een opvoedomgeving waarin [minderjarige] zich leeftijdsadequaat kan ontwikkelen en hij de juiste hulp en steun ontvangt. Hij ging daar naar school, had vriendjes en nam deel aan sportactiviteiten. De gecertificeerde instelling heeft er vertrouwen in dat de opvoedsituatie bij vader en diens partner in Frankrijk het beste is voor [minderjarige] . Hij kan zich daar persoonlijk ontwikkelen en heeft een veilige thuisbasis. De vader en zijn partner zoeken ook zelf de juiste ondersteuning en hulp van professionals voor [minderjarige] . [minderjarige] wil graag terug naar zijn vader en naar Frankrijk. Het is daarom belangrijk dat hij zo snel mogelijk terug kan keren naar Frankrijk om daar zijn leven opnieuw op te bouwen. In het kader van de ondertoezichtstelling zal onderzocht worden hoe het contact met de moeder vormgegeven kan worden en of het nodig is een zorgmelding bij de Centrale Autoriteit in te dienen zodat de hulpverlening in Frankrijk mogelijk kan worden overgenomen. Niet alleen vanwege de gestagneerde schoolgang, maar ook gezien de in Frankrijk gestarte hulpverlening, acht de gecertificeerde instelling het in het belang van [minderjarige] dat hij zo spoedig mogelijk kan terugkregen naar Frankrijk. Nu de voorlopige hechtenis van de vader is opgeheven, zijn er geen bezwaren meer tegen een plaatsing van [minderjarige] bij de vader in Frankrijk. Het is voor hen mogelijk om op korte termijn terug te keren naar Frankrijk.

Door en namens de vader wordt verzocht het verzoek toe te wijzen. De terugkeer naar Frankrijk – ook naar zijn school daar - is in het beste belang van [minderjarige] . Op dit moment gaat [minderjarige] niet naar school. De omgang tussen [minderjarige] en de moeder hebben de ouders zelf al enigszins vormgegeven. Naast het telefonisch contact, zullen de schoolvakanties gebruikt worden om het contact tussen [minderjarige] en de moeder mogelijk te maken. Tot slot merkt de advocaat op dat het wellicht logisch lijkt voor wat betreft de duur waarvoor de toestemming geldt aan te sluiten bij de die van de lopende kinderbeschermingsmaatregelen, maar dat die duur gezien de beschikking van het hof (van 15 september 2021) wellicht langer kan zijn dan de duur van die maatregelen.

De vader heeft daaraan toegevoegd dat hij de terugkeer naar Frankrijk in het belang van [minderjarige] acht. [minderjarige] wil graag terug naar school. Het is belangrijk dat hij met andere kinderen kan spelen en zijn sportactiviteiten weer kan oppakken.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. [minderjarige] is ontvoerd door de vader. [minderjarige] is seksueel misbruikt en hij is getraumatiseerd. Hij mag niet naar Frankrijk, want zij is zijn biologische moeder en geeft daartoe geen toestemming. Zij wil [minderjarige] terug en zal met hem – met of zonder toestemming – verhuizen naar Afrika. De moeder zal voor [minderjarige] blijven vechten.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:306 BW mag een gecertificeerde instelling een haar toevertrouwde minderjarige niet zonder toestemming van de rechter buiten Nederland mag plaatsen. De kinderrechter verleent deze toestemming slechts, indien hij de plaatsing voor de minderjarige wenselijk acht.

Bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 15 september 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1727) heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 4 mei 2021, waarbij met analoge toepassing van artikel 1:306 BW toestemming is verleend voor verblijf in het buitenland van een uithuisgeplaatste minderjarige, bekrachtigd. Onder verwijzing naar die beschikking overweegt de kinderrechter het volgende.

Hoewel toestemming van de kinderrechter op grond van artikel 1:306 BW strikt genomen ziet op situaties waarin de gecertificeerde instelling is belast met de voogdij over de minderjarige, ziet de kinderrechter aanleiding om artikel 1:306 BW analoog toe te passen op uithuisplaatsingssituaties binnen de ondertoezichtstelling, zoals in het onderhavige geval. Daarbij is van belang dat de wet geen bepaling bevat omtrent de plaatsing van een minderjarige in het buitenland in het kader van een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Het is naar het oordeel van de kinderrechter evenwel onwenselijk dat een dergelijke buitenlandse plaatsing - bij het ontbreken van toestemming van de ouder bij wie het gezag (mede) berust - zonder vervangende toestemming zou kunnen plaatsvinden.

De kinderrechter zal dan ook het verzoek van de gecertificeerde instelling om toestemming te verlenen om [minderjarige] te plaatsen buiten Nederland, beoordelen met (analoge) toepassing van artikel 1:306 BW.

De kinderrechter overweegt als volgt. Er zijn ernstige zorgen over de (sociaal-emotionele) ontwikkeling van [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder. In dit kader verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 24 februari 2022 waarbij een machtiging is verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag. Ondanks de uiterst bijzondere omstandigheid dat de vader strafrechtelijk wordt vervolgd wegens ontvoering van zijn zoon is de kinderrechter ervan overtuigd geraakt dat een plaatsing bij de vader het meest in het belang van [minderjarige] is. Gebleken is dat [minderjarige] zich bij de vader en diens partner in Frankrijk goed heeft kunnen ontwikkelen. Zo heeft hij in Frankrijk onderwijs gevolgd, contact gehad met leeftijdsgenoten en is er hulpverlening opgestart. Dit lijkt [minderjarige] goed te hebben gedaan. Bovendien heeft [minderjarige] de uitdrukkelijke wens uitgesproken om terug te keren naar Frankrijk, zijn vrienden weer te zien en weer naar school te gaan. De kinderrechter overweegt daarbij dat niet alleen de schorsingsvoorwaarde met betrekking tot het contact tussen [minderjarige] en de vader is komen te vervallen, maar dat de voorlopige hechtenis van de vader bij beslissing van de raadkamer d.d. 25 februari 2022 in het geheel is opgeheven.

De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, met (analoge) toepassing van artikel 1:306 BW, toestemming verlenen om [minderjarige] buiten Nederland te plaatsen. De kinderrechter is van oordeel dat (analoge) toepassing van artikel 1:306 logischerwijs meebrengt dat de toestemming niet langer kan duren dan de lopende ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.

Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:

verleent Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden toestemming om [minderjarige] geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] buiten Nederland te plaatsen bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 12 september 2022;

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara als griffier.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 april 2022.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van

het gerechtshof Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733