Hoge Raad 17-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:876

Datum publicatie17-06-2022
Zaaknummer21/05122
ProcedureCassatie
Formele relatiesIn cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:3292
RechtsgebiedenBestuursrecht; Belastingrecht
TrefwoordenFiscaal familierecht; Inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Een vrouw tekent bezwaar aan bij de berekening van haar box 3 inkomen en stelt dat er sprake is van een individuele buitensporige last. Hof: Het inkomen is niet zodanig laag dat zij moet interen (als bedoeld in 1 overweging 4.3.3) op haar vermogen om de box 3-heffing te voldoen. HR: Bij de beoordeling van de individuele buitensporige last heeft het hof de juiste maatstaf gehanteerd. Het oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Volledige uitspraak


HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/05122

Datum 17 juni 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 november 2021, nr. 20/00596 1, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/5299) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2017 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2Beoordeling van de klachten

2.1

In de bestreden uitspraak is de heffing over het inkomen uit sparen en beleggen (hierna: box 3) voor het jaar 2017 beoordeeld.

2.2

Ten aanzien van de met die heffing gepaard gaande rechtsvraag inzake artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 van dat Verdrag gold ten tijde van de bestreden uitspraak een aanwijzing als massaal bezwaar (artikel 25c AWR) . In zijn beslissing van 2 juli 2021 heeft de Hoge Raad bepaald dat die aanwijzing als massaal bezwaar meebrengt dat de rechter in zaken die niet zijn geselecteerd als bedoeld in artikel 25c AWR geen oordeel mag geven over de in de aanwijzing als massaal bezwaar genoemde rechtsvraag. De rechter mag in die zaken dus alleen beoordelen of de box 3-heffing een individuele buitensporige last heeft meegebracht (hierna: het individuele bezwaar). 2

2.3

De Staatssecretaris van Financiën heeft op 4 februari 2022 uitspraak inzake het massaal bezwaar gedaan. 3 In het arrest van 20 mei 2022 heeft de Hoge Raad zijn beslissing van 2 juli 2021 in zoverre genuanceerd dat de feitenrechter die na de uitspraak op het massaal bezwaar over het individuele bezwaar moet beslissen, de gevolgen van die uitspraak in zijn beoordeling kan betrekken. 4

2.4

Ten aanzien van een voor 4 februari 2022 gedane uitspraak van de rechter blijft de in de beslissing van 2 juli 2021 genoemde beperking onverkort gelden. Voor zaken die niet zijn geselecteerd als bedoeld in artikel 25c AWR, zoals de zaak van belanghebbende, brengt dit mee dat in cassatie alleen het oordeel inzake het individuele bezwaar kan worden onderzocht. Bij de beoordeling van de individuele buitensporige last heeft het Hof de juiste maatstaf gehanteerd. 5 Zijn oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

2.5

De klachten falen.

3Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.

2

HR 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:963, overweging 5.4.

3

Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 4 februari 2022, nr. 2022-35664, Stcrt. 2022, 4198.

4

HR 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:718.

5

HR 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1047, overweging 4.3.3.

Jurisprudentie 1

Hoge Raad 02-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1047


© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733