Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4645

Datum publicatie14-06-2022
Zaaknummer200.294.939/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW);
Kinderen; Family/private life / nauwe pers. betrekking
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kind heeft bij de geboorte de geslachtsnaam van moeder gekregen omdat zij op dat moment volgens de registers van de burgerlijke stand alleen in familierechtelijke betrekking stond tot moeder. Achteraf is geconstateerd dat de ouders ttv de geboorte reeds met elkaar waren gehuwd. Hof: de ouders moeten ook na de termijn van art. 1:5 lid 4 BW nog de mogelijkheid krijgen een keuze voor de geslachtsnaam van hun dochter uit te brengen, nu zij daartoe eerder niet in de gelegenheid waren. Ze hoeven geen verzoek aan Koning te doen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.294.939/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 171625)

beschikking van 31 mei 2022

inzake

[verzoekster] (de moeder),

wonende te [woonplaats1] ,

verzoekster in hoger beroep,

advocaat: mr. L. Leenders te Den Haag.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1 [de vader] (de vader),

wonende te Irak,

2. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden (de ambtenaar van de burgerlijke stand of de gemeente),

zetelend te Leeuwarden,

3het Openbaar Ministerie,

vertegenwoordigd door de Advocaat-Generaal in het ressort Arnhem-Leeuwarden,

verweerder in hoger beroep.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 3 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 3 mei 2021;

- een brief namens de moeder van 12 juli 2021 met bijlage(n);

- het verweerschrift van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2022 plaatsgevonden. De moeder is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de gemeente Leeuwarden zijn [naam1] en [naam2] verschenen.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2018 in de gemeente Leeuwarden. De ouders zijn [in] 2006 met elkaar gehuwd in [plaats1] , Irak. Hun huwelijk is op 2 juli 2019 geregistreerd in de Gemeentelijke Basisadministratie.

3.2

De akte van geboorte van [de minderjarige] is opgemaakt zonder dat hierin de vadergegevens zijn opgenomen. De reden hiervoor is dat er op het moment van de geboorteaangifte in de Basisregistratie Persoonsgegevens nog geen huwelijk van de ouders stond vermeld.

[de minderjarige] heeft daarom bij haar geboorte de geslachtsnaam van haar moeder, [achternaam moeder] , gekregen.

3.3

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie aanvulling en verbetering van de geboorteakte van [de minderjarige] gelast in die zin dat de akte met nummer 100680, ingeschreven in het register van geboorten van het jaar 2018 van de gemeente Leeuwarden, moet worden aangevuld met de gegevens van de vader, [de vader] , geboren [in] 1979 te Irak, en dat in voornoemde akte de geslachtsnaam van [de minderjarige] wordt verbeterd in [achternaam vader] .

4De omvang van het geschil

4.1

In geschil is de beslissing op het verzoek tot verbetering van de akte voor zover het de wijziging betreft van de naam van [achternaam moeder] in [achternaam vader] .

4.2

De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt:) voor zover het de wijzing van de geslachtsnaam van [de minderjarige] betreft en te bepalen dat de geslachtsnaam van [achternaam moeder] zal blijven.

4.3

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft het hof verzocht te bepalen dat de ouders alsnog mogen verklaren welke van hun beider geslachtsnamen [de minderjarige] zal hebben.

5De motivering van de beslissing

5.1

Op grond van het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht. Niet in geschil is dat het Nederlandse recht van toepassing is.

5.2

In artikel 1:5, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat indien een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan, de ouders gezamenlijk voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte verklaren welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van de verklaring van de ouders die voor de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Van de verklaring van de ouders die ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, wordt melding gemaakt in de akte van geboorte. In het vijfde lid, aanhef en onder a, van dit wetsartikel is bepaald dat als de naamskeuze niet uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte geschiedt, de geslachtsnaam van de vader als geslachtsnaam van het kind in de geboorteakte wordt opgenomen in geval het kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan.

5.3

Vaststaat dat de ouders voor of ter gelegenheid van de geboorte van [de minderjarige] niet de mogelijkheid hebben gehad een rechtsgeldige keuze uit te brengen voor de geslachtsnaam van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft conform artikel 1:5, eerste lid, BW bij haar geboorte de geslachtsnaam van haar moeder gekregen omdat zij op dat moment volgens de registers van de burgerlijke stand alleen in familierechtelijke betrekking stond tot de moeder. Niet in geschil is dat [de minderjarige] ook in familierechtelijke betrekking staat tot de vader, omdat de ouders reeds met elkaar waren gehuwd ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] (zoals achteraf is geconstateerd en inmiddels is vermeld in de Gemeentelijke Basisadministratie).

Met een beroep op (onder meer) artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) zijn zowel de moeder als de ambtenaar van de burgerlijke stand van mening dat het hof zou moeten bepalen dat de ouders alsnog de mogelijkheid krijgen een keuze voor de geslachtsnaam van [de minderjarige] uit te brengen, nu de ouders in een eerder stadium die mogelijkheid niet hebben gehad en het Nederlandse naamrecht die mogelijkheid niet alsnog geeft aan de ouders in een situatie als deze.

Volgens de moeder wenst ook de vader dat de geslachtsnaam van [achternaam moeder] is.

5.4

Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het in het licht van de voor de naamskeuze van belang zijnde verdragsrechtelijke bepalingen, zoals artikel 8 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 8 EVRM in dit geval gerechtvaardigd is de mogelijkheid voor de ouders om te kiezen voor een geslachtsnaam te beperken tot de in het Burgerlijk Wetboek genoemde situaties en de daarin genoemde uiterste termijn.

5.5

De rechtbank heeft overwogen dat de reden van de ouders om de achternaam van [de minderjarige] niet gewijzigd te willen hebben in [achternaam vader] , geen aanleiding geeft om te concluderen dat de beperking van de keuzemogelijkheid in het vierde lid van artikel 1:5 BW in dit geval een schending van het EVRM oplevert en dat het de ouders vrijstaat om in het kader van 1:7 BW een gezamenlijk verzoek aan de Koning te doen tot geslachtsnaamswijziging van [de minderjarige] .

5.6

Het hof is in afwijking van de rechtbank van oordeel dat de ouders alsnog de mogelijkheid moeten krijgen een keuze voor de geslachtsnaam van hun dochter [de minderjarige] uit te brengen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.

5.7

Op grond van artikel 8 IVRK moet het recht van het kind op zijn identiteit, met inbegrip van de naam, worden geëerbiedigd, zonder onrechtmatige inmenging. Uit artikel 8 EVRM blijkt dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van het privé-, familie- en gezinsleven, dan voor zover bij wet is voorzien. Daarbij beperkt artikel 8 lid 2 EVRM dit ingrijpen bij wet tot noodzakelijkheid in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft volgens vaste jurisprudentie geoordeeld dat het naamrecht tevens onder de bescherming van artikel 8 EVRM valt en dat ouders er in beginsel recht op hebben om een geslachtsnaam te kiezen voor de kinderen met wie zij een gezinsleven hebben. Hierbij verdient opmerking dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wettelijke regeling voor de geslachtsnaam bij erkenning en bij gerechtelijke vaststelling van het ouderschap binnen de grenzen blijft van de beoordelingsvrijheid (“margin of appreciation”) die het EVRM de nationale wetgever op het dit rechtsgebied laat, ook al zijn aan de mogelijkheden tot naamskeuze beperkingen gesteld (HR 14 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9239). Dit betekent dat de rechter de in artikel 1:5, eerste lid, aanhef en onder a, BW neergelegde keuze van de wetgever en de daarin genoemde uiterste termijn, die er in de situatie van [de minderjarige] toe leidt dat in haar geboorteakte de geslachtsnaam van haar vader wordt opgenomen, moet respecteren, behoudens gevallen waarvan niet gezegd kan worden dat de wetgever die op het oog heeft gehad bij de totstandkoming van het huidige naamrecht.

5.8

Uit de totstandkomingsgeschiedenis van het geldende Nederlandse naamrecht blijkt niet dat de wetgever met betrekking tot de naamskeuze rekening heeft gehouden met een situatie als deze (een in het buitenland gesloten huwelijk dat bij de aangifte van de geboorte van het eerste kind in Nederland nog niet is geregistreerd), zodat niet gezegd kan worden dat de wetgever voor deze situatie een keuze of afweging heeft gemaakt.

Verder blijkt uit de toepasselijke wetgeving en jurisprudentie dat het uitgangspunt voor het bepalen van de geslachtsnaam van een kind is dat ouders het recht hebben een gezamenlijke keuze uit te brengen en dat bij het ontbreken van een (eensluidende) naamskeuze de regeling in de wet een vangnet is. Dat de ouders in deze zaak op geen enkel moment de gelegenheid is geboden om een naamskeuze voor [de minderjarige] uit te brengen, is niet in lijn met dit uitgangspunt en staat op gespannen voet met de verdragsrechtelijk verankerde vrijheid van ouders een geslachtsnaam te kiezen voor hun kinderen. Waar het Burgerlijk Wetboek ouders in diverse situaties (ook na de geboorte van hun kind) in staat stelt alsnog een naamskeuze te doen voor hun kind, valt niet in te zien waarom in dit geval de ouders, onder de gegeven omstandigheden, geen recht zouden hebben op de mogelijkheid om de geslachtsnaam van hun dochter te kiezen. Waarom de ouders één van hun geslachtsnamen niet wenselijk vinden als achternaam voor [de minderjarige] is hierbij niet van belang, nu ouders in de gevallen die wel in de wet zijn genoemd ook geen reden hoeven te geven voor hun naamskeuze.

5.9

Concluderend is het hof van oordeel dat het vasthouden aan de (beperkte) wettelijke mogelijkheden om een keuze voor de geslachtsnaam uit te brengen (hetgeen ertoe zou leiden dat voor [de minderjarige] geen naamskeuze door de ouders meer mogelijk is), onder de bijzondere omstandigheden van dit geval een onrechtmatige inbreuk oplevert op het recht van ouders een naamskeuze uit te brengen. Gelijk de ambtenaar van de burgelijke stand heeft bepleit, kan in dit specifieke geval niet gezegd worden dat de beperking van de keuzemogelijkheid in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van één van de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde doeleinden.

Het hof heeft bij zijn oordeel in aanmerking genomen dat rechten of verplichtingen van betrokken belanghebbenden of derden op geen enkele wijze in het geding zijn.

5.10

Op grond van het voorstaande is het hof van oordeel dat de ouders de mogelijkheid moeten krijgen om alsnog de geslachtsnaam van [de minderjarige] te kiezen door middel van het afleggen van een eensluidende verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

5.11

Zoals ter zitting besproken zal het hof bepalen dat de ouders hun verklaring dienen af te leggen ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van, in beginsel (vanwege de bekendheid met deze zaak) de gemeente Leeuwarden, althans op een door hem te bepalen plaats en wijze. De termijn waarbinnen de betreffende verklaring door de ouders bij de ambtenaar van de burgerlijke stand dient te zijn afgelegd zal het hof, ter bevordering van de rechtszekerheid, stellen op zes maanden nadat deze beschikking is gegeven. Van de verklaring van de ouders dient een akte van naamskeuze te worden opgemaakt. Het hof zal de ambtenaar van de burgerlijke stand opdragen het hof uiterlijk na ommekomst van genoemde termijn te berichten over de naamskeuze door de ouders. Indien de ouders kiezen voor de geslachtsnaam van de moeder dan kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. Het hof zal de zaak na ontvangst van de informatie van de ambtenaar van de burgerlijke stand in beginsel op de stukken afdoen, tenzij een van partijen gemotiveerd om een nadere mondelinge behandeling verzoekt.

5.12

Ten overvloede merkt het hof nog op dat als de ouders de door het hof gegeven termijn van zes maanden voor het uitbrengen van de naamskeuze onbenut laten verstrijken, [de minderjarige] van rechtswege de geslachtnaam van haar vader, [achternaam vader] , zal hebben. In dat geval kan de bestreden beschikking in stand blijven.

5.13

In afwachting van het verdere verloop van de zaak zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bepaalt dat de ouders gedurende een periode van zes maanden na heden, dat wil zeggen

tot en met 30 november 2022, het recht hebben om ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leeuwarden, althans op een door hem te bepalen plaats en wijze, te verklaren welke van hun beider geslachtsnamen hun kind [de minderjarige] , geboren [in] 2018 in de gemeente Leeuwarden, zal hebben;

verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;

verzoekt de ambtenaar van de burgerlijke stand na ommekomst van die termijn, dan wel eerder indien de naamskeuze heeft plaatsgevonden, het hof te berichten over de uitkomst van de naamskeuze;

bepaalt dat de zaak daarna in beginsel op de stukken zal worden afgedaan;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, J.W. Keuning en F. Menso, bijgestaan door mr. T. van der Veen als griffier, en is op 31 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733