Rechtbank Noord-Holland 11-05-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4606

Datum publicatie10-06-2022
ZaaknummerC/15/319856 / HA ZA 21-476
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid financieel adviseur;
Erfrecht; Zuivere aanvaarding nalatenschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Accountant- en belastingkantoor adviseert klant om de nalatenschap van haar vader zuiver te aanvaarden. Maar door de overbedelingsschulden (inclusief rente) van de vader aan de dochter en haar broer bij overlijden van moeder was de nalatenschap van vader niet toereikend om de legaten van de tweede echtgenote en de broer te voldoen. De dochter moest de legaten uit eigen zak betalen, hetgeen bij een beneficiaire aanvaarding niet had gehoeven. Het advies is een beroepsfout; het kantoor is schadeplichtig voor € 145.961.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/319856 / HA ZA 21-476

Vonnis van 11 mei 2022

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente 1] ,

eiseres,

advocaat mr. M.A. le Belle te Alkmaar,

tegen

de maatschap

[gedaagde] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.D. Meerkerk-van den Boogaard te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

De zaak in het kort

In deze zaak heeft een accountant- en belastingkantoor een klant geadviseerd de nalatenschap van haar vader zuiver te aanvaarden. De rechtbank oordeelt dat dit een beroepsfout is geweest. Het accountant- en belastingkantoor moet de schade vergoeden die de klant daardoor heeft geleden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 20 juli 2021 met bijlagen 1 tot en met 11,

  • de incidentele conclusie houdende vordering tot het overleggen van bescheiden ex artikel 843a Rv van [gedaagde] met bijlagen 1 tot en met 4,

  • de conclusie van antwoord in het incident van [eiseres] met bijlage 12 en 13,

  • het vonnis in incident van 24 november 2021,

  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak met bijlagen 5 tot en met 16,

  • het tussenvonnis van 2 februari 2022 waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft gelast,

  • het B8 formulier van [eiseres] met bijlagen 14 tot en met 18,

  • de mondelinge behandeling van de zaak op 16 maart 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij hebben overgelegd.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

[gedaagde] is een belasting- en accountantskantoor. De vader van [eiseres] (hierna: [vader van eiseres] ) is jarenlang klant bij [gedaagde] geweest.

2.2.

Op 21 februari 2002 is de moeder van [eiseres] (hierna: [moeder van eiseres] ) overleden. Op het moment van haar overlijden waren de ouders van [eiseres] getrouwd. De erfdelen van [eiseres] en van haar broer werden op 28 december 2004 bij notariële akte vastgesteld en werden door hen verkregen in de vorm van een vordering op hun vader wegens overbedeling.

2.3.

[vader van eiseres] is hertrouwd met [naam 1] (hierna: [naam 1] ).

2.4.

Eind 2019 en begin 2020 heeft [vader van eiseres] op advies van [gedaagde] in totaal € 200.000,- op papier aan [eiseres] geschonken.

2.5.

Op 22 september 2020 is [vader van eiseres] overleden. Hij heeft een testament nagelaten, gedateerd 21 april 2017. In dit testament heeft [vader van eiseres] [eiseres] tot zijn enig erfgenaam benoemd en aan [naam 1] bij legaat nagelaten alle roerende zaken, het recht van vruchtgebruik van de echtelijke woning en het recht op een netto-uitkering van € 30.000,- per jaar. Aan zijn zoon heeft [vader van eiseres] gelegateerd het recht van gebruik en bewoning van een woning (hierna: de woning aan de [adres] ), aangevuld met een zodanig geldbedrag dat de waarde van het aan zijn zoon gemaakte legaat gelijk is aan diens legitieme portie.

2.6.

[gedaagde] heeft [eiseres] op 30 september 2020 telefonisch geadviseerd de nalatenschap van haar vader zuiver te aanvaarden. [eiseres] heeft dit advies opgevolgd.

2.7.

[eiseres] en [naam 1] hebben op 18 december 2020 met betrekking tot de aan [naam 1] gemaakte legaten een vaststellingsovereenkomst gesloten.

3De vorderingen van [eiseres]

3.1.

[eiseres] vordert, samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:

I. voor recht verklaart dat [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt door [eiseres] te adviseren zuiver te aanvaarden;

II. voor recht verklaart dat [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt door [vader van eiseres] te adviseren een bedrag van € 200.000,- op papier aan [eiseres] te schenken;

III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de door de beroepsfouten geleden schade van € 196.420,64, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 januari 2021;

IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.

3.2.

[gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De rechtbank zal eerst de vorderingen beoordelen die te maken hebben met de zuivere aanvaarding van de nalatenschap van [vader van eiseres] . Daarna zullen de vorderingen die zien op de papieren schenkingen worden behandeld.

Zuivere aanvaarding

4.2.

[gedaagde] heeft [eiseres] geadviseerd de nalatenschap van haar vader zuiver te aanvaarden. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] met dit advies een beroepsfout gemaakt, waardoor zij schade heeft geleden. [eiseres] onderbouwt dit als volgt.

4.3.

[gedaagde] heeft er bij haar advisering geen rekening mee gehouden dat de erfdelen van [eiseres] en van de broer van [eiseres] uit de nalatenschap van hun vooroverleden moeder nog niet waren uitgekeerd. Deze kindsdelen bleef hun vader dus verschuldigd en deze werden bij diens overlijden opeisbaar. Vanwege deze overbedelingsschulden van (inclusief rente) € 1.244.848,- was het saldo van de nalatenschap van [vader van eiseres] ontoereikend om de legaten te voldoen. Omdat [eiseres] de nalatenschap op advies van [gedaagde] echter zuiver had aanvaard, dienden de legaten door [eiseres] te worden voldaan. [gedaagde] had [eiseres] dan ook moeten adviseren de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Dat heeft [gedaagde] naderhand ook toegegeven. Bij beneficiaire aanvaarding had [eiseres] de legaten niet hoeven te voldoen, wat [eiseres] in dat geval ook niet had gedaan. De schade die [eiseres] door deze beroepsfout heeft geleden, bedraagt € 177.500,64. Dit bedrag bestaat uit het bedrag van € 168.150,- waarmee de legaten van [naam 1] zijn afgekocht en een bedrag van € 9.350,64 aan advocaatkosten.

4.4.

[gedaagde] voert aan dat haar advies om de nalatenschap zuiver in plaats van beneficiair te aanvaarden geen beroepsfout is geweest omdat [eiseres] daardoor geen schade heeft geleden. Het zuivere saldo van de nalatenschap is volgens [gedaagde] namelijk voldoende om de legaten te voldoen. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat geen causaal verband bestaat tussen de gestelde beroepsfout en de door [eiseres] (vermeend) geleden schade. Volgens [gedaagde] is de schade van [eiseres] in ieder geval niet zo hoog als [eiseres] vordert en dient de schadevergoedingsplicht van [gedaagde] verminderd te worden in verband met de eigen schuld van [eiseres] .

Beroepsfout?

4.5.

De rechtbank constateert dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat zij wist dat de kindsdelen uit de nalatenschap van [moeder van eiseres] indertijd niet waren uitgekeerd. Dat [vader van eiseres] daardoor aanzienlijke overbedelingsschulden had, wist [gedaagde] (dus) ook. Dit kan worden afgeleid uit bijvoorbeeld de overgelegde e-mail van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van [gedaagde] van 1 oktober 2013. In die e-mail schrijft [naam 2] namelijk dat de betreffende overbedelingsschuld van [vader van eiseres] aan de broer van [eiseres] € 294.286,- netto bedraagt en dat daar nog 6% rente per jaar bovenop komt met ingang van de datum van het overlijden van [moeder van eiseres] . Vaststaat dat [gedaagde] haar advies om de nalatenschap zuiver te aanvaarden heeft gebaseerd op de veronderstelling dat [vader van eiseres] op dat moment genoeg vermogen had om de legaten te voldoen. [gedaagde] heeft daarbij geen acht geslagen op de overbedelingsschulden noch is zij nagegaan of deze aanzienlijke overbedelingsschulden inmiddels waren voldaan.

4.6.

De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] hiermee niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou gaan. [gedaagde] had moeten nagaan of haar veronderstelling klopte dat het vermogen van [vader van eiseres] toereikend was alvorens [eiseres] te adviseren de nalatenschap zuiver te aanvaarden. Als iemand een nalatenschap zuiver aanvaardt, dan kan dat namelijk verstrekkende gevolgen hebben. Partijen zijn het erover eens dat de zuivere aanvaarding van de nalatenschap in dit geval betekent dat [eiseres] de legaten die in 2.5 van dit vonnis staan vermeld, na betaling van de overbedelingsschulden, moet voldoen. Die verplichting zou [eiseres] niet hebben gehad als zij de nalatenschap beneficiair had aanvaard. Door [eiseres] te adviseren de nalatenschap van haar vader zuiver te aanvaarden, heeft [gedaagde] dus een beroepsfout gemaakt.

4.7.

De rechtbank kan [gedaagde] niet volgen in haar betoog dat zij pas een beroepsfout kan hebben gemaakt als [eiseres] daardoor schade heeft geleden. Of [eiseres] door de beroepsfout schade heeft geleden is een andere vraag die verderop in dit vonnis aan de orde komt.

4.8.

[gedaagde] heeft overigens voorafgaand aan deze procedure toegegeven dat zij, wat haar advisering met betrekking tot de wijze van aanvaarding betreft, een fout heeft gemaakt. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij [eiseres] op 4 november 2020 heeft laten weten dat zij de overbedelingsschulden over het hoofd heeft gezien en dat zij [eiseres] had moeten adviseren de nalatenschap beneficiair in plaats van zuiver te aanvaarden. Dit wordt met zoveel woorden bevestigd in het door [gedaagde] overgelegde verslag dat zij heeft opgemaakt naar aanleiding van de tussen partijen op 9 november 2020 gehouden bespreking. In de overgelegde e-mail van 14 november 2020 heeft [naam 2] hier ook zijn oprechte excuses voor aangeboden, waarbij hij heeft aangegeven de kwestie naar ieders tevredenheid te willen oplossen. Daar komt bij dat op de mondelinge behandeling van de zaak van de kant van [gedaagde] is verklaard dat achteraf vraagtekens zijn te plaatsen bij het gegeven advies en dat [gedaagde] haar best heeft gedaan om haar fout te herstellen.

4.9.

Dit betekent dat [gedaagde] met betrekking tot haar advisering omtrent de wijze van aanvaarding van de nalatenschap niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen. [gedaagde] is ten opzichte van [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt door [eiseres] te adviseren de nalatenschap zuiver te aanvaarden, zal de rechtbank daarom toewijzen.

Causaal verband en schade

4.10.

De schade die door deze beroepsfout van [gedaagde] voor [eiseres] is ontstaan, zal in beginsel door [gedaagde] moeten worden vergoed.

4.11.

[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] door de beroepsfout geen schade heeft geleden. Als [eiseres] de nalatenschap van haar vader beneficiair had aanvaard, dan had zij volgens [gedaagde] namelijk ook een uitkering aan [naam 1] gedaan. Dit omdat [eiseres] de wens van haar vader om [naam 1] financieel verzorgd achter te laten, wilde respecteren.

4.12.

[eiseres] heeft niet weersproken dat zij richting [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat zij [naam 1] “goed verzorgd wilde achterlaten”. Volgens [eiseres] betekent dit echter niet dat zij bereid was geweest om de legaten uit haar eigen vermogen te voldoen als zij de nalatenschap van haar vader niet zuiver maar beneficiair had aanvaard. In dat geval had [naam 1] naar [eiseres] toe geen enkele (juridische) aanspraak gehad. [eiseres] wijst erop dat [naam 1] de onderhandelingen over de legaten keihard voerde en dat de verstandhouding met [naam 1] waarschijnlijk was verhard als [naam 1] nergens aanspraak op had kunnen maken. Als de verstandhouding met [naam 1] goed was gebleven dan had volgens [eiseres] wellicht gepraat kunnen worden over (uitsluitend) het vruchtgebruik van de woning, waarmee [naam 1] goed verzorgd was achtergelaten. Maar of dat vruchtgebruik daadwerkelijk zou zijn gevestigd is volgens [eiseres] een kwestie van speculeren.

4.13.

Bij de beantwoording van de vraag of de beroepsfout van [gedaagde] tot schade heeft geleid komt het er op aan of [eiseres] de legaten ook had voldaan als zij daartoe niet verplicht was (zoals het geval zou zijn geweest als [eiseres] de nalatenschap van haar vader beneficiair had aanvaard). De rechtbank acht dit niet aannemelijk gelet op wat [eiseres] blijkens 4.12 van dit vonnis ter onderbouwing van het causaal verband heeft aangevoerd. Uit de enkele, niet nader geconcretiseerde opmerking van [eiseres] richting [gedaagde] dat zij [naam 1] verzorgd wilde achterlaten, kan niet worden afgeleid dat [eiseres] bereid was geweest de betreffende substantiële legaten onverplicht te voldoen. De betwisting door [gedaagde] van het door [eiseres] gestelde causaal verband acht de rechtbank dus onvoldoende.

4.14.

Daarmee komt de rechtbank toe aan de begroting van de schade. De schade van [eiseres] moet worden begroot door de vermogenspositie van [eiseres] in de bestaande situatie te vergelijken met haar vermogenspositie in de hypothetische situatie waarin de beroepsfout wordt weggedacht.

4.15.

Als de beroepsfout wordt weggedacht dan had [gedaagde] [eiseres] niet geadviseerd de nalatenschap zuiver te aanvaarden. [eiseres] had de nalatenschap dan beneficiair aanvaard, in welk geval [eiseres] niets uit haar eigen zak had hoeven te betalen.

4.16.

Voor de bestaande vermogenssituatie van [eiseres] waarin zij de nalatenschap van haar vader zuiver heeft aanvaard, neemt de rechtbank, evenals partijen, bijlage 14 van [gedaagde] tot uitgangspunt. Bijlage 14 is een door [gedaagde] opgesteld overzicht van onder andere de activa en passiva van de nalatenschap van [vader van eiseres] . Volgens dit overzicht is het saldo van de nalatenschap € 297.694,- (positief) en blijft er voor [eiseres] , na aftrek van een bedrag van € 271.225,- aan legaten, € 26.469,- over. Dat [eiseres] in de feitelijke situatie financieel slechter af is, wordt door [gedaagde] op grond van dit overzicht dan ook bestreden.

4.17.

[eiseres] is het, op drie posten na, eens met het overzicht van [gedaagde] . [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de volgende drie posten onjuist zijn:

  • post 2 (activa): “Andere onroerende zaken” van € 291.660,-;

  • post 8 (activa): “Auto” van € 11.000,-;

  • post 10 (passiva): “Overbedelingsschulden” van € 1.144.848,-.

4.18.

De rechtbank zal deze drie posten hierna behandelen.

4.19.

De post “Andere onroerende zaken” is in het overzicht aan de activakant opgenomen voor een bedrag van € 291.660,- (werkelijke waarde) en voor een bedrag van

€ 218.000,- (de waarde ten behoeve van de aangifte erfbelasting). Het verschil is € 73.660,-. Van dat verschil heeft € 14.000,- betrekking op een door [eiseres] onbetwist in acht te nemen meerwaarde van de vakantiewoning in [plaats] . Het restant (een bedrag van

€ 59.660,-) moet volgens [gedaagde] als meerwaarde worden gerekend voor de woning aan de [adres] . Op de mondelinge behandeling van de zaak heeft [eiseres] echter onweersproken aangevoerd dat met deze meerwaarde al rekening is gehouden in het kader van de waarde voor de erfbelasting. [eiseres] heeft in dat verband verwezen naar haar bijlagen 6 en 13 (het concept respectievelijk definitieve rapport ten behoeve van de aangifte erfbelasting). In het definitieve rapport voor de aangifte erfbelasting is voor de woning aan de [adres] een waarde opgenomen van € 157.000,-. In het conceptrapport was dat nog € 97.340,-. Het verschil is € 59.660,-. De waarde van de post “Andere onroerende zaken” voor de erfbelasting van € 218.000,- bestaat uit een bedrag van € 61.000,- (waarde woning [plaats] ) en een bedrag van € 157.000,- (waarde woning [adres] ). De meerwaarde voor de woning aan de [adres] van € 59.660,- zit dus al in de voor de erfbelasting opgenomen waarde van € 218.000,-. Het zou daarom dubbelop zijn om bij deze waarde van € 218.000,- een bedrag van € 59.660,- op te tellen, wat [gedaagde] in haar overzicht dus wel heeft gedaan. De rechtbank volgt [eiseres] daarom in haar standpunt dat het bedrag van € 291.660,- met € 59.660,- moet worden verminderd.

4.20.

De post “Auto” is volgens [eiseres] ten onrechte in het overzicht opgenomen voor € 11.000,-. De rechtbank kan daar kort over zijn. [eiseres] heeft er terecht en door [gedaagde] onweersproken op gewezen dat een auto een roerende zaak is en dat alle roerende zaken blijkens het testament van [vader van eiseres] aan [naam 1] zijn gelegateerd. Met de waarde van de auto dient dan ook geen rekening te worden gehouden. Dit betekent dat de post activa (werkelijke waarde) met € 11.000,- moet worden verminderd.

4.21.

[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de overbedelingsschulden in werkelijkheid niet € 1.244.848,- bedragen maar € 1.144.848,-. Volgens [gedaagde] is het namelijk reëel te veronderstellen dat de overbedelingsschulden van [vader van eiseres] met (tenminste) € 100.000,- zijn afgenomen. [gedaagde] geeft daar drie redenen voor. [gedaagde] voert in de eerste plaats aan dat [vader van eiseres] meerdere keren tegen [naam 2] heeft gezegd dat de overbedelingsschulden geregeld waren. Daarnaast beroept [gedaagde] zich op het verslag dat is opgemaakt van de met [naam 1] op 26 november 2020 gehouden bespreking. Daaruit is af te leiden dat [naam 1] heeft gezegd dat wijlen haar man [eiseres] zijn kinderen geld toestopte en zaken voor hen betaalde. Ten slotte heeft [gedaagde] gewezen op het door haar gefabriceerde overzicht van het verloop van het vermogen van [vader van eiseres] . Uit dit overzicht, dat [gedaagde] als bijlage 13 heeft overgelegd, is volgens [gedaagde] af te leiden dat het vermogen van [vader van eiseres] in de loop van de jaren (fors) is afgenomen.

4.22.

De rechtbank is het met [eiseres] eens dat [gedaagde] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat € 100.000,- geacht moet worden op de overbedelingsschulden te zijn afgelost. De rechtbank constateert dat het overzicht waarop [gedaagde] zich heeft beroepen (haar bijlage 13) inderdaad een negatieve ontwikkeling van het vermogen van [vader van eiseres] laat zien. Dat zegt echter niets over de oorzaak van de afname van het vermogen. De afname is bovendien te klein om [gedaagde] in haar betoog, dat € 100.000,- op de overbedelingsschulden moet zijn afgelost, te kunnen volgen. Van de kant van [eiseres] is op de mondelinge behandeling van de zaak namelijk onweersproken aangevoerd dat in oktober 2013 in ieder geval nog niets op de overbedelingsschulden was afgelost en dat uit het overzicht is af te leiden dat het vermogen vanaf ultimo 2013 maar met € 51.462,- is afgenomen. En hoewel [naam 2] tijdens de mondelinge behandeling van de zaak heeft bevestigd dat [vader van eiseres] tegen hem heeft gezegd dat de overbedelingsschulden geregeld waren, kon [naam 2] niet zeggen wat dit concreet zou betekenen voor de omvang van deze schulden. Volgens zijn verklaring had hij namelijk niet inhoudelijk daarover met [vader van eiseres] gesproken. Dat [vader van eiseres] zaken voor zijn kinderen heeft betaald of hen geld heeft gegeven wil bovendien nog niet zeggen dat dit is gebeurd ter delging van de overbedelingsschulden. [gedaagde] heeft ook niet gesteld dat [naam 1] heeft gezegd dat dit wel de bedoeling was van [vader van eiseres] . Aan het door [gedaagde] aangeboden (getuigen)bewijs komt de rechtbank dan ook niet toe.

4.23.

Dit betekent dat het saldo van de nalatenschap van € 297.694,- (positief) moet worden gecorrigeerd met € 170.660,- (€ 59.660,- + € 11.000,- + € 100.000,-). Het saldo van de nalatenschap is daarmee € 127.034,- (positief). Omdat [eiseres] is gehouden de legaten van € 271.225,- te voldoen, is het financiële nadeel voor [eiseres] € 144.191,- (€ 127.034,- -/- € 271.225,-). Dit bedrag komt als schade voor vergoeding in aanmerking.

4.24.

[eiseres] vordert nog een bedrag van € 9.350,64 aan advocaatkosten. Het gaat om de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten tot aan het opstellen van de dagvaarding. Volgens [eiseres] hebben de advocaatkosten te maken met het in kaart brengen van de gevolgen van en mogelijke oplossingen voor de beroepsfout van [gedaagde] en met de vaststellingsovereenkomst die met [naam 1] is gesloten.

4.25.

De rechtbank acht deze onderbouwing onvoldoende om [gedaagde] te veroordelen in de daadwerkelijke advocaatkosten. Een deel van deze kosten is gemaakt in het kader van de met [naam 1] gevoerde onderhandelingen en uiteindelijk gesloten vaststellingsovereenkomst en dus ter beperking van de schade. [eiseres] heeft echter niet gespecificeerd welke kosten daar mee te maken hebben. De rechtbank begroot de redelijke kosten ter beperking van schade op 1 punt van het toepasselijk liquidatietarief gebaseerd op het geldelijk belang van de met [naam 1] getroffen regeling (tarief V). Dat is € 1.770,-.

Eigen schuld

4.26.

[gedaagde] heeft zich nog op het standpunt gesteld dat sprake is van eigen schuld aan de kant van [eiseres] , zodat [gedaagde] niet gehouden is de gehele schade van [eiseres] te vergoeden. De eigen schuld van [eiseres] bestaat volgens [gedaagde] allereerst uit het feit dat inboedel bij het grofvuil is gezet en naar de kringloopwinkel is gebracht en daarnaast uit het feit dat [eiseres] er zelf voor heeft gekozen om de vaststellingsovereenkomst met [naam 1] te sluiten.

4.27.

De rechtbank verwerpt het beroep op eigen schuld omdat deze handelingen van [eiseres] de waarde van de nalatenschap van [vader van eiseres] niet negatief hebben beïnvloed. De inboedel is aan [naam 1] gelegateerd en valt dus buiten de nalatenschap. Dat [eiseres] met [naam 1] tot de gesloten vaststellingsovereenkomst is gekomen, was juist schadebeperkend. Volgens de eigen stellingen van [gedaagde] was de waarde van het legaat van [naam 1] namelijk € 198.720,-. Dat is meer dan [naam 1] op grond van de vaststellingsovereenkomst heeft ontvangen. Dat betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gehele schade van [eiseres] .

Slotsom schade

4.28.

De conclusie van de rechtbank is dat een bedrag van € 145.961,- (€ 144.191,- +

€ 1.770,-) als schade voor vergoeding in aanmerking komt. [eiseres] vordert daarover de (gewone) wettelijke rente vanaf 4 januari 2021. [eiseres] heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd dat [gedaagde] sinds die datum in verzuim is met de betaling van de schade. De rechtbank acht daarom de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding (20 juli 2021).

Papieren schenkingen

4.29.

Eind 2019 en begin 2020 heeft [gedaagde] [vader van eiseres] geadviseerd om (in totaal) € 200.000,- op papier aan [eiseres] te schenken. Met dit advies werd belastingbesparing beoogd. De gedachte was dat [vader van eiseres] dan weliswaar schenkbelasting van € 18.920,- moest betalen, maar dat dit na zijn overlijden (een hoger bedrag aan) erfbelasting zou schelen. Vaststaat dat [gedaagde] bij haar advisering geen rekening heeft gehouden met de overbedelingsschulden. Evenmin is in geschil dat [vader van eiseres] het advies van [gedaagde] heeft opgevolgd en € 18.920,- schenkbelasting heeft betaald.

4.30.

Volgens [eiseres] is het advies om de papieren schenkingen te doen een beroepsfout geweest omdat [gedaagde] bij haar advisering geen rekening heeft gehouden met de overbedelingsschulden. [eiseres] heeft met verwijzing naar haar bijlage 17 (de e-mail van [naam 3] van 17 januari 2022) betoogd dat door de overbedelingsschulden sprake is van een negatieve nalatenschap zodat geen erfbelasting is verschuldigd. De schenkbelasting die haar vader heeft betaald, was volgens [eiseres] dan ook onnodig. De betreffende schade van € 18.920,- vordert zij als erfgenaam in de nalatenschap van haar vader.

4.31.

[gedaagde] betwist dat zij een beroepsfout heeft gemaakt. Zij voert aan dat het saldo van de nalatenschap voldoende is om alle schulden te voldoen. Bovendien had het vermogen van [vader van eiseres] in latere jaren volgens [gedaagde] nog aanzienlijk kunnen fluctueren, zodat ook om die reden van een onnodige schenking volgens [gedaagde] niet zonder meer sprake is.

4.32.

Het advies om de papieren schenkingen te doen is pas een beroepsfout van [gedaagde] als [gedaagde] als redelijk handelend en redelijk bekwaam belastingadviseur niet tot dit advies heeft kunnen komen. De rechtbank vindt in de omstandigheden van dit geval echter geen grond voor dat oordeel. Dat [gedaagde] er ten tijde van haar advisering rekening mee moest houden dat het vermogen van [vader van eiseres] op het moment van diens overlijden zodanig zou zijn dat überhaupt geen erfbelasting zou hoeven te worden betaald, is naar het oordeel van de rechtbank niet juist. Dat geldt ook als rekening wordt gehouden met de overbedelingsschulden. De reden daarvoor is dat [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat het vermogen van [vader van eiseres] grotendeels uit onroerend goed en effecten bestond en dat dit vermogen in de jaren na de papieren schenkingen daarom aanzienlijk had kunnen fluctueren. Of de papieren schenkingen tot belastingbesparing zouden leiden, was daarom niet zeker. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] dit [vader van eiseres] wel heeft gegarandeerd. Ook blijkt nergens uit dat [gedaagde] er rekening mee had moeten houden dat de schenkingen na het overlijden van [vader van eiseres] niet konden worden gedaan. Dat is niet aan de orde, want de nalatenschap was toereikend om de schenkingen te doen.

4.33.

Dit betekent dat het advies om € 200.000,- op papier aan [eiseres] te schenken, geen beroepsfout van [gedaagde] oplevert. De tweede verklaring voor recht die [eiseres] heeft gevorderd, wijst de rechtbank dus af.

Proceskosten

4.34.

Omdat [gedaagde] in deze zaak grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal de rechtbank [gedaagde] in de proceskosten veroordelen. De kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag worden begroot op € 5.331,03. Dat bedrag bestaat uit explootkosten van € 125,03, € 1.666,- griffierecht en een bedrag van € 3.540,- (2 punten × tarief V) aan salaris advocaat.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart voor recht dat [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt door [eiseres] te adviseren zuiver te aanvaarden,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van

€ 145.961,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over dit bedrag vanaf 20 juli 2021 tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot op vandaag begroot op € 5.331,03,

5.4.

verklaart dit vonnis, wat betreft de beslissingen in 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op

11 mei 2022. 1

1

type: NMB

coll:



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733