Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 07-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4566

Datum publicatie09-06-2022
Zaaknummer200.259.318
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Schenking tijdens leven erflater; Opzettelijk verzwijgen ex art. 3:194 lid 2 BW;
Familieprocesrecht; Bewijsrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Zoon heeft (voorshands) bewezen dat vermogensverschuivingen tussen vader en andere zoon en echtgenote zonder rechtsgrond zijn geschied, zodat tot nalatenschap een vordering op die zoon (en/of zijn echtgenote) behoort tot bedrag van € 946.282,26. Hof hanteert dit bewijsvermoeden, omdat zoon de zeer concrete stellingen over vermogensverschuivingen, ontbreken rechtsgrond en aangevoerde bewijsstukken slechts in algemene zin bestrijdt en niet of nauwelijks ingaat/reageert op concrete bedragen en geldstromen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.259.318

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 301406)

arrest van 7 juni 2022

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. A.J.C.M. van Acht,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats2] , Spanje,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. W.S. Santema.

1Het verdere verloop van het principaal hoger beroep in zaak 200.259.318

1.1

Het hof heeft in het arrest van 3 augustus 2021 wel een eindarrest gewezen in het hoger beroep van [geïntimeerde] in de zaak 200.260.081 en in het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] in de zaak 200.259.318

1.2

Het hof heeft in het (tussen)arrest van 3 augustus 2021 partijen in het principaal hoger beroep van [appellant] in de zaak 200.259.318 gevraagd zich uit te laten over het recht dat van toepassing is op de verbintenissen uit onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling van [geïntimeerde] jegens de nalatenschap van de vader van partijen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

1.3

Beide partijen hebben zich bij akte uitgelaten. Het hof heeft vervolgens arrest bepaald.

2Het oordeel van het hof

het toepasselijke recht

2.1

Beide partijen verklaren dat zij kiezen voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht op de verbintenissen uit onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling van [geïntimeerde] jegens de nalatenschap van de vader van partijen. Zij verwijzen voor die rechtskeuze naar artikel 14 van Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‘Rome II’). Het hof volgt hen in die rechtskeuze.

2.2

Het hof schetst voor de leesbaarheid van deze uitspraak nogmaals de feiten en de stellingen die van belang zijn voor het oordeel in het principaal hoger beroep in de zaak 200.259.318.

2.3

De rechtbank heeft (vonnis van 14 november 2018 ):

  • vastgesteld dat de nalatenschap nog bestaat uit de twee bankrekeningen bij de ABN AMRO Bank en de onverdeelde helft van de woning in Frankrijk;

  • bepaald dat aan [geïntimeerde] en [appellant] ieder de helft van de saldi op die bankrekeningen toekomt, te verminderen met de helft van de verkoopkosten en te vermeerderen met de helft van de verkoopopbrengst van de woning in Frankrijk;

 tevens beslist dat

 [geïntimeerde] niet onrechtmatig geld heeft onttrokken van vader;

 vader geen onverschuldigde betalingen aan [geïntimeerde] heeft gedaan;

 [geïntimeerde] niet ten koste van vader ongerechtvaardigd is verrijkt;

 [geïntimeerde] geen misbruik heeft gemaakt van afhankelijkheid van vader om hem te bewegen tot het doen van schenkingen aan [geïntimeerde] .

2.4

In dit principaal hoger beroep wil [appellant] dat het hof die beslissingen van de rechtbank ongedaan maakt. Hij heeft 14 bezwaren (grieven) tegen de beslissingen van de rechtbank. Hij wil dat het hof die beslissingen ongedaan maakt en:

  • giften van vader aan [geïntimeerde] gedaan tussen 31 december 2008 en 1 oktober 2013 en andere rechtshandelingen waarbij ten laste van vader aan [geïntimeerde] € 307.520 is betaald vernietigt wegens misbruik van omstandigheden;

  • [geïntimeerde] veroordeelt aan de nalatenschap € 884.044 te betalen en voor recht verklaart dat [geïntimeerde] zijn aandeel in die vordering heeft verbeurd;

  • de verdeling van de nalatenschap en andere gemeenschappen waarin partijen deelgenoot zijn vaststelt of de wijze van verdeling daarvan gelast;

  • [geïntimeerde] veroordeelt de proceskosten van [appellant] bij de rechtbank en het hof aan hem te vergoeden.

2.5

De woning in Frankrijk is op 25 juni 2019 verkocht voor € 850.000 en geleverd aan derden. De nalatenschap van de erflater bestaat op 28 mei 2021 uit:

  • een banktegoed op bankrekening [nummer1] van € 485.383,76;

  • een banktegoed op bankrekening [nummer2] van € 791.365,27.

Vermogensverschuivingen/onrechtmatige onttrekkingen of giften

2.6

Vader is in september 2008 naar Spanje verhuisd en ingetrokken bij [geïntimeerde] en zijn echtgenote in hun huurappartement in [woonplaats2] . In 2010 heeft [geïntimeerde] een appartement gekocht in [woonplaats2] . Vader had het vruchtgebruik van dat appartement. Tot zijn overlijden op 1 oktober 2013 woonde vader in dat appartement samen met [geïntimeerde] en diens echtgenote.

2.7

[appellant] stelt dat er in de periode vanaf 2008 tot (na) het overlijden van de vader vermogensverschuivingen zijn geweest tussen het vermogen van vader en dat van [geïntimeerde] (en zijn echtgenote). Vader wist daar niet van en had daar geen zicht op. Vader was niet meer in staat zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen en te overzien. De door [appellant] geraadpleegde dokter [naam1] spreekt van een dementieel beeld bij vader.

2.8

[appellant] heeft een onderzoek laten doen naar deze vermogensverschuivingen en komt tot de conclusie dat een rechtsgrond daarvoor ontbreekt, althans dat die rechtsgrond hooguit een gift zou kunnen zijn. Dat betekent volgens [appellant] dat [geïntimeerde] de bedragen die uit het vermogen van vader in zijn vermogen zijn gevloeid aan de nalatenschap moet vergoeden.

De grondslagen daarvoor zijn :

  1. onverschuldigde betaling;

  2. ongerechtvaardigde verrijking;

  3. onrechtmatige daad.

Mocht sprake zijn van giften van vader aan [geïntimeerde] dan zijn deze volgens [appellant] tot stand gekomen door misbruik van omstandigheden en daardoor vernietigbaar.

Omdat [geïntimeerde] opzettelijk heeft verzwegen dat de nalatenschap een vordering op hem had tot teruggave van deze bedragen heeft hij zijn aandeel in die vordering verbeurd (artikel 3:194 lid 2 BW) .

2.9

[appellant] geeft in zijn memorie van grieven (onderdeel 22-30) een overzicht van de vermogensverschuivingen. Hij heeft deze onderverdeeld in 14 posten (I-XIV) die hij nader toelicht. Hij verwijst voor die betalingen naar bankafschriften die in kopie zijn bijgevoegd.

2.10

De 14 posten die [appellant] opvoert zijn de volgende:

A. Rechtstreekse betalingen aan [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote (€ 314.250)

I. Vijf transacties van telkens € 50.000 van de bankrekening van vader bij

de ABNAMRO Bank ( [nummer2] ) naar de bankrekening van [geïntimeerde] met het nummer [nummer3] . Het gaat om transacties van 19 januari 2012, 5 april 2012, 29 juni 2012, 8 oktober 2012 en 30 augustus 2013. [appellant] verwijst naar de vijf betalingsopdrachten voor deze transacties en naar de bankafschriften waaruit deze mutaties blijken (productie 5).

II. Een transactie van € 30.000 van de bankrekening van vader bij de ABNAMRO Bank ( [nummer2] ) naar de bankrekening van [geïntimeerde] met het nummer [nummer3] . Het gaat om een transactie van 21 februari 2013. [appellant] verwijst naar de betalingsopdracht voor deze transactie en naar het bankafschrift dat is bijgevoegd (productie 6).

III. Een transactie van € 10.000 van de Belgische bankrekening van de vader bij de ABNAMRO Bank ( [nummer4] ) naar de bankrekening van de echtgenote van [geïntimeerde] met het rekeningnummer [nummer5] . Het gaat om een transactie van 23 februari 2011. [appellant] verwijst naar het bankafschrift dat bij het financieel rapport (productie 3) is overgelegd (bijlage nummer c.2011.2).

IV. Een transactie van € 7.000 van de Spaanse bankrekening van vader met nummer [nummer6] naar de bankrekening van de echtgenote van [geïntimeerde] . Het gaat om een transactie van 3 januari 2013. [appellant] verwijst naar het bankafschrift dat bij het financieel rapport (productie 3) is overgelegd (bijlage nummer h.2013.1).

V. Een transactie van € 10.620 van de Spaanse bankrekening van vader ( [nummer6] ) naar de bankrekening van [geïntimeerde] . Het gaat om een transactie van 3 februari 2012. [appellant] verwijst naar het bankafschrift dat als h.2012.2 bij het financieel rapport (productie 3) is overgelegd.

VI. Twee transacties van respectievelijk € 2.000 en € 4.900 van de Spaanse bankrekening

van de vader ( [nummer6] ) naar de bankrekening van [geïntimeerde] .

Het gaat om transacties van respectievelijk 7 augustus 2013 en 26 augustus 2013.

[appellant] verwijst naar het bankafschrift dat als h.2013.8 bij het financieel rapport (productie 3) is overgelegd.

B. Zaken die ten behoeve van [geïntimeerde] van de bankrekeningen van vader zijn betaald (€ 234.920)

VII. Op 31 mei 2010 heeft [geïntimeerde] een appartement ( [plaats1] ) gekocht in [woonplaats2] (Spanje). Uit de akte van levering (productie 7) blijkt dat [geïntimeerde] de (bloot) eigendom heeft verkregen en vader het recht van vruchtgebruik. Vader heeft de volledige koopsom van het appartement betaald, terwijl hij daarvan slechts het vruchtgebruik heeft verkregen. Volgens de akte heeft de bloot eigendom een waarde van € 199.920 en het vruchtgebruik van € 38.080. Uit deze akte blijkt voorts dat een deel van de koopsom - een bedrag van € 230.860 - met een cheque is betaald van de Spaanse bankrekening van vader ( [nummer6] ). Het resterende deel van de koopsom van € 7.140 is op 1 juni 2010 van de Spaanse bankrekening van vader betaald. Het geld waarmee het appartement in [woonplaats2] is gekocht is op 31 mei 2010 overgeschreven van bankrekening van vader bij de ABNAMRO Bank in België naar zijn Spaanse bankrekening. [appellant] verwijst voor de bankafschriften waaruit deze transacties blijken naar bijlage h.2010.1 en h.2010.2 (afschrift van de Spaanse bankrekening) en bijlage c.2010.2 (Belgische bankrekening) bij het financieel rapport (productie 3).

VIII. Een betaling van 21 januari 2009 van € 35.000 van de Nederlandse bankrekening van vader met het rekeningnummer [nummer7] naar de bankrekening van de Spaanse autodealer Automobiles Fersan S.A., met het rekeningnummer [nummer8] ten behoeve van de aankoop van een BMW Cabrio 325. [appellant] verwijst voor deze transacties naar

de bijlagen bij het financieel rapport (productie 3) met het nummer d.2009.1.

C. Contante opnames door [geïntimeerde] van de Zwitserse bankrekening van vader: [nummer9] Bank Julius Bär & Co. AG (€ 65.342)

IX.

  • 8 oktober 2012 € 600

  • 9 oktober 2012 € 600

  • 13 oktober 2012 € 600

  • 15 oktober 2012 € 600

  • 16 oktober 2012 € 600

  • 17 oktober 2012 € 600

  • 18 oktober 2012 € 600

Totaal: € 4.200

 juni 2013 € 9.546 (CHF 11.699)

  • 29 juli 2013 € 12.253 (CHF 15.016)

  • 27 augustus 2013 € 10.143 (CHF 12.431)

  • 26 september 2013 € 13.003 (CHF 15.935)

  • 28 oktober 2013 € 14.991 (CHF 18.372)

  • 27 november 2013 € 1.206 (CHF 1.478)

Totaal € 61.142

[appellant] verwijst voor deze geldopnames naar productie 8 (financiële overzichten van de Zwitserse bank). Deze bedragen zijn opgenomen van de "topcard" rekening die was gekoppeld aan de beleggingsrekening van vader. (Deze overzichten zijn ook als bijlage A 2009 t/m A 2013 gehecht aan het financieel rapport.) Als productie 8 zijn ook de kopieën van de bankafschriften van deze topcard rekening over deze periodes overgelegd. Daarop is te zien dat met grote regelmaat contante geldbedragen werden opgenomen bij verschillende pinautomaten. Vader heeft deze gelden niet zelf opgenomen; hij was daartoe fysiek niet in staat of reeds overleden.

D. Overige uitgaven van vaders Spaanse bankrekening: [nummer6] (€ 17.250,26)

X. Vanaf 2010 zijn van deze rekening premies voor diverse verzekeringen betaald. Het gaat onder meer om de volgende verzekeringen

  1. Plusultra: een Spaanse ziektekostenverzekeraar. Hier had vader geen verzekering. In 2013 is er van de rekening van vader € 3.468,17 aan premie betaald aan deze verzekeraar die vermoedelijk betrekking hebben op de ziektekostenverzekering van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote;

  2. Generali: een Spaanse verzekeringsmaatschappij waar de autoverzekeringen

voor de BMW 's waren afgesloten. In de periode tussen 17 december 2012 en 16 augustus

2013 is aan deze verzekeraar € 1.617,76 aan premie betaald;

Liberty: een algemene Spaanse verzekeringsmaatschappij. [appellant] is niet bekend met enige verzekering die vader bij deze verzekeraar heeft afgesloten. In 2013 is aan deze verzekeraar € 487,71 aan premie betaald vermoedelijk voor een verzekering die ten behoeve van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote is afgesloten.

Ocaso: een algemene Spaanse verzekeringsmaatschappij. [appellant] is niet bekend

met enige verzekering die vader bij deze verzekeraar heeft afgesloten. In de periode 2011 tot en met 2013 is aan deze verzekeraar € 558,21 aan premie betaald vermoedelijk voor een verzekering die ten behoeve van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote is afgesloten;

Caser Seguros: een algemene Spaanse verzekeringsmaatschappij. [appellant] is niet bekend met enige verzekering die vader bij deze verzekeraar heeft afgesloten. In 2013 is aan deze verzekeraar € 336,73 aan premie betaald, vermoedelijk voor een verzekering die ten behoeve van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote is afgesloten;

Fiatc Mutua de Sefuros: een algemene Spaanse verzekeringsmaatschappij. [appellant] is niet bekend met enige verzekering die vader bij deze verzekeraar heeft afgesloten. In 2012 is aan deze verzekeraar € 404,76 aan premie betaald, vermoedelijk voor een verzekering die ten behoeve van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote is afgesloten;

Reale: een algemene Spaanse verzekeringsmaatschappij. [appellant] is niet bekend

met enige verzekering die vader bij deze verzekeraar heeft afgesloten. In 2013 is aan deze verzekeraar € 477,01 aan premie betaald, vermoedelijk voor een verzekering die ten behoeve van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote is afgesloten.

Totaal X: € 7.350,35.

XI. Vanaf 2010 zijn van deze Spaanse rekening gemeentelijke belastingen betaald: afvalstoffenheffing en onroerendgoedbelasting (€ 1.200)

2011: € 1.329.39

2012: € 677,34

2013: € 392,95.

Ten minste de helft van deze kosten zijn voor rekening van [geïntimeerde] zodat in dit verband (ten minste) € 1.200 aan het vermogen van vader is onttrokken.

XII. Van de rekening zijn in de periode tussen 17 november 2010 en 17 november 2012

bedragen aan telefoonkosten betaald. In totaal gaat het om een bedrag van € 2.608,52.

Vermoedelijk voor telefoonkosten van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote die van de bankrekening van vader zijn betaald.

XIII. Van de rekening zijn in de periode tussen 7 september 2010 en 22 februari 2013 betalingen gedaan aan de Vereniging van Eigenaren van het appartement in [woonplaats2] .

In totaal gaat het om een bedrag van € 2.582,20 aan servicekosten voor het appartement die voor rekening komen van [geïntimeerde] .

XIV. Van deze rekening is in de periode tussen 15 februari 2012 en 6 augustus 2013 het liggeld betaald aan de jachthaven waar [geïntimeerde] zijn boot hield afgemeerd. In totaal gaat het om een bedrag van € 3.509.19.

Het totaal van deze bedragen is:

  1. € 314.520

  2. € 234.920

  3. € 65.342

  4. € 17.250,26

Totaal: € 946.282,26.

2.11

Daarnaast maakt [appellant] in zijn memorie van grieven (onderdeel 1—12, 72 en 97) de volgende rekensom:

totaal uitgaven 2009-2013 volgens financiële rapportage: € 1.470.000

daarop strekken drie posten in mindering:

  1. medische kosten € 36.500

  2. maandelijkse schenking aan [geïntimeerde] en [appellant] elk € 3.000: € 342.000

  3. overige kosten levensonderhoud: € 207.442

€ 585.942

Er blijft dan over: € 884.058

[appellant] vordert in onderdeel V van zijn conclusie in de memorie van grieven een bedrag van € 884.044 (kennelijk een afronding van het door hem berekende bedrag van € 884.058) . [appellant] vordert ook vernietiging van de handelingen die hiervoor onder A in I, II, III, V en VI zijn genoemd ten bedrage van totaal € 307.520 vanwege misbruik van omstandigheden.

2.12

[geïntimeerde] ziet dat heel anders. Hij betwist niet dat er vermogensverschuivingen tussen het vermogen van vader en dat van hem of zijn echtgenote zijn geweest. Hij bestrijdt wel dat die vermogensverschuivingen een rechtsgrond ontberen. Vader was tot zijn overlijden helder van geest. Hij was een vrij man en in staat op te treden tegen oneigenlijke druk. In 2011 heeft vader nog een testament kunnen maken. Wel ging de gezondheid van vader kort voor zijn overlijden sterk achteruit. Vader had zelf de touwtjes in handen als het ging om zijn vermogensrechtelijke beheer. Hij had wel degelijk een administratie en controleerde bankafschriften. Vader tekende alle betalingsopdrachten zelf. Vader had bankpassen in eigen beheer. [geïntimeerde] gebruikte die passen alleen in opdracht van vader en gaf ze na gebruik aan hem terug samen met het gepinde geld. [geïntimeerde] heeft niet het beheer gehad over het vermogen van vader en is dus ook geen rekening en verantwoording schuldig aan [appellant] . De medische kosten van vader waren veel hoger dan [appellant] zegt. Ook de giften die vader deed aan beide zoons en familieleden waren veel hoger. Hij kocht appartementen in Spanje voor beide zoons. Ook de kosten van levensonderhoud van vader waren veel hoger dan [appellant] meent. In 2007 teerde vader in op zijn vermogen voor ruim twee ton. De daling van het vermogen van vader begon al veel eerder dan 2009. Vader had niet de intentie de ene zoon boven de andere te bevoordelen, maar de praktijk is weerbarstiger. De betalingen van vader aan [geïntimeerde] zijn deels giften, maar deels ook vergoedingen voor allerlei (huishoudelijke) kosten. Bij de aankoop en de verbouwing van het appartement voor [geïntimeerde] en de koop van auto’s voor de echtgenote van [geïntimeerde] was sprake van een bevoordelingsbedoeling van vader. Vader was zich bewust van deze bevoordeling. Het beroep van [appellant] op misbruik van omstandigheden is verjaard (art. 3:52 BW) : het is pas gedaan op 14 december 2016, meer dan 3 jaar na het overlijden van vader. Daarnaast is [appellant] niet alleen bevoegd de vernietiging van de giften in te roepen; dat kunnen de erfgenamen alleen samen (art. 3:170 BW) .

2.13

[appellant] vindt ten slotte dat [geïntimeerde] hem de kosten moet vergoeden die hij heeft gemaakt om de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor de schade die vader dan wel de nalatenschap van vader heeft door de onttrekking van gelden door [geïntimeerde] . Het betreft de kosten van vertaling van medische verslagen van € 716,87 en van het onderzoek van het NFI van de overschrijvingsbewijzen van € 3.509. Het hof zal iedere beslissing op deze vordering aanhouden totdat is beslist op de vraag of [geïntimeerde] gehouden is tot schadevergoeding vanwege de vermogensverschuivingen (onderdeel A).

2.14

Het is voor het hof niet duidelijk waarom [appellant] twee berekeningen hanteert die ook nog eens op twee verschillende bedragen uitkomen. Op de mondelinge behandeling bij het hof is aan [appellant] gevraagd waarom hij twee verschillende berekeningen gebruikt. Dat heeft hij niet goed duidelijk kunnen maken. Het hof gaat aan de berekening die in 2.11 is vermeld en die eindigt op een bedrag van € 884.058 voorbij. Die berekening is onvoldoende onderbouwd om te kunnen oordelen dat dit bedrag onverschuldigd is betaald, onrechtmatig is onttrokken of dat [geïntimeerde] daarmee ongerechtvaardigd is verrijkt. Aan de berekening liggen slechts cijfers ten grondslag die zonder nadere toelichting op zich nog niets betekenen. Die nadere toelichting heeft [appellant] niet gegeven.

2.15

Dat is anders voor de berekening die in 2.10 is weergegeven. Deze bevat concrete transacties die telkens zijn toegelicht en grotendeels zijn onderbouwd met stukken. Deze transacties hebben geleid tot vermogensverschuivingen tussen vader enerzijds en [geïntimeerde] of zijn echtgenote anderzijds. [geïntimeerde] erkent dat deze vermogensverschuivingen hebben plaatsgehad. De vraag is of deze vermogensverschuivingen zonder rechtsgrond zijn geschied en aanleiding kunnen zijn voor een terugvordering op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) , voor een schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) of voor een vordering uit onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) .

2.16

Het hof is van oordeel dat [appellant] (voorshands) heeft bewezen dat de vermogensverschuivingen tussen vader enerzijds en [geïntimeerde] en zijn echtgenote anderzijds tot de bedragen die in 2.10 onder I-XIV zijn genoemd zonder rechtsgrond zijn geschied, zodat tot de nalatenschap een vordering op [geïntimeerde] (en/of zijn echtgenote) behoort tot een totaalbedrag van € 946.282,26.

2.17

Die vordering is:

  1. voor zover het gaat om prestaties die vader zelf zonder rechtsgrond heeft verricht: een terugvordering vanwege onverschuldigde betaling van die prestaties; en

  2. voor zover het gaat om onttrekkingen zonder rechtsgrond door [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote aan het vermogen van vader: een vordering tot vergoeding van de schade die vader door een onrechtmatige daad van [geïntimeerde] en/of zijn echtgenote heeft geleden.

Het hof laat nog in het midden in hoeverre die vordering is aan te merken als een vordering tot schadevergoeding vanwege ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] en zijn echtgenote ten koste van vader. Omdat [appellant] zijn vordering heeft beperkt tot € 884.044 is dit het maximaal toe te wijzen bedrag (en niet het bedrag van € 946.282,26).

2.18

Het hof hanteert dit bewijsvermoeden, omdat [geïntimeerde] de zeer concrete stellingen van [appellant] over de vermogensverschuivingen, het ontbreken van een rechtsgrond daarvoor en de daarvoor door [appellant] aangevoerde bewijsstukken slechts in heel algemene zin bestrijdt en niet of nauwelijks ingaat of reageert op de concrete bedragen en geldstromen die [appellant] in de bedoelde onderdelen I-XIV noemt. [geïntimeerde] heeft wel aangeboden bewijs te leveren door het horen van getuigen en deskundigen. Hij krijgt dan ook de gelegenheid tegenbewijs te leveren van het bewijsvermoeden door het horen van getuigen of deskundigen. Dat betekent dat [geïntimeerde] bewijs moet aandragen waarmee de stelling van [appellant] wordt ontzenuwd dat de vermogensverschuivingen tussen het vermogen van vader en het vermogen van [geïntimeerde] en zijn echtgenote, die [appellant] in de onderdelen I-XIV (zie 2.10 hiervoor) noemt, en die in totaal € 946.282,26 bedragen, zonder rechtsgrond zijn geschied. [geïntimeerde] heeft aldus de bewijsleveringslast, maar krijgt niet het bewijsrisico. Dat blijft bij [appellant] en verwezenlijkt zich als het tegenbewijs slaagt.

2.19

Slaagt [geïntimeerde] erin voor het gehele bedrag of een deel daarvan tegenbewijs te leveren, dan moet het hof (in zoverre) nog beoordelen of sprake is van schenkingen of giften van vader aan [geïntimeerde] die vanwege misbruik van omstandigheden moeten worden vernietigd. [appellant] kan zo’n vordering tot vernietiging in deze procedure over de verdeling van de nalatenschap van vader instellen. Het is niet zo dat de erfgenamen slechts samen deze vordering kunnen instellen. Staat vast dat sprake is van schenkingen of giften, dan moet [appellant] bewijzen dat sprake is van misbruik van omstandigheden. [appellant] heeft daarvoor een voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan in zijn memorie van grieven (randnummers 164-165).

2.20

Het hof geeft om proceseconomische redenen [appellant] in het kader van de getuigenverhoren rond het tegenbewijs van [geïntimeerde] de gelegenheid te bewijzen dat sprake is van misbruik van omstandigheden door [geïntimeerde] en zijn echtgenote bij de gestelde giften. [appellant] kan dan daarvoor getuigen horen in de contra-enquête. [geïntimeerde] kan daarvoor getuigen horen in de enquête.

2.21

Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3De beslissing

Het hof, recht doende:

in het principaal hoger beroep in de zaak 200.259.318

laat [geïntimeerde] toe tot het leveren van tegenbewijs als is overwogen in rov. 2.16;

laat [appellant] toe tot het leveren van bewijs als is overwogen in rov. 2.19 en 2.20;

bepaalt dat het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. J.H. Lieber, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;

bepaalt dat [geïntimeerde] en [appellant] bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;

bepaalt dat [geïntimeerde] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum 21 juni 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;

bepaalt dat [geïntimeerde] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.E.L. Klein en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733