Rechtbank Rotterdam 25-05-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4449

Datum publicatie08-06-2022
ZaaknummerC/10/632877 / HA ZA 22-96
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Medewerking aan verkoop/toedeling;
Familieprocesrecht; Informatie / exhibitieplicht (843a Rv); Proceskosten
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man vordert ex art. 843a Rv. de bankafschriften van alle spaartegoeden van zijn ex-vrouw. Rechtbank wijst vordering af. Voor onderbouwing van zijn vordering in de hoofdzaak - toedeling van haar aandeel in de woning aan hem - moet hij namelijk aantonen dat hij voldoende middelen heeft. Het gaat niet om de spaartegoeden van de vrouw.Art.843a Rv biedt niet de mogelijkheid stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat deze steun zouden bieden aan zijn stellingen. Proceskostenveroordeling.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/632877 / HA ZA 22-96

Vonnis in incident van 25 mei 2022

in de zaak van

[naam vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres in conventie in de hoofdzaak,

verweerster in reconventie in de hoofdzaak,

gedaagde in het incident,

advocaat mr. F.C. Hoogeveen te Rotterdam,

tegen

[naam man] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie in de hoofdzaak,

eiser in reconventie in de hoofdzaak,

eiser in het incident,

advocaat mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 24 januari 2022, met producties 1 tot en met 7;

  • de conclusie in incident (ex. art. 843a Rv) tevens van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;

  • de incidentele conclusie van antwoord.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten, voor zover van belang in het incident

2.1.

De vrouw en de man zijn gehuwd geweest. Partijen zijn meer dan 20 jaar geleden gescheiden. Partijen hebben na de echtscheiding samen een woning gekocht aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning), waarin zij na hun echtscheiding een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd.

2.2.

Op de woning rust een hypothecaire geldlening op beider naam ter grootte van ongeveer € 134.000,00 bij de ABN AMRO bank (hierna: de bank).

2.3.

Partijen wensen niet langer een gemeenschappelijke huishouding te voeren. De vrouw wenst het aandeel van de man in de woning over te nemen en de man uit te kopen. De man wenst het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen en de vrouw uit te kopen.

2.4.

De vrouw heeft de woning verlaten en verblijft elders. De man woont in de woning.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.

De vrouw vordert – samengevat – in de hoofdzaak, in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad zowel primair als subsidiair als meer subsidiair te bepalen dat de man zijn medewerking dient te verlenen aan de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw; aan de taxatie van de woning en dat wanneer de man deze medewerking niet verleent er vervangende toestemming wordt gegeven.

Daarnaast vordert de vrouw in de hoofdzaak, in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

“Primair

(…)

IV. Te bepalen dat de man de helft van de eigenaarslasten van de woning en een

gebruikersvergoeding ter hoogte van de andere helft van de eigenaarslasten van de

woning aan de vrouw is verschuldigd voor de periode van september 2021 tot heden ter

hoogte van totaal € 2.135,96;

V. Een verklaring voor recht af te geven dat de man vanaf januari 2022 tot de datum dat de

man de woning heeft verlaten dient bij de dragen in de helft van de eigenaarslasten en

tevens een gebruikersvergoeding aan de vrouw is verschuldigd ter hoogte van de andere

helft van de gebruikerslasten;

VI. De man te veroordelen in de kosten van deze procedure;

Subsidiair

(…)

X. Te bepalen dat de man de helft van de eigenaarslasten van de woning aan de vrouw is

verschuldigd voor de periode van september 2021 tot heden ter hoogte van €1.068,98;

XI. Een verklaring voor recht af te geven dat de man vanaf januari 2022 tot de datum dat de

man de woning heeft verlaten de helft van de eigenaarslasten van de woning dient bij te

dragen;

XII. De man te veroordelen in de kosten van deze procedure;

Meer subsidiair

(…)

XVI. Te bepalen dat de man aan de vrouw een gebruikersvergoeding is verschuldigd voor de

periode van september 2021 tot heden ter hoogte van de helft van de eigenaarslasten ad

€1.068,98,

XVII. Een verklaring voor recht af te geven dat de man vanaf januari 2022 tot de datum dat de

man de woning heeft verlaten een gebruikersvergoeding aan de vrouw is verschuldigd ter

hoogte van de helft van de eigenaarslasten;

XVIII. De man te veroordelen in de kosten van de procedure.”

3.2.

De man voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.

3.3.

De man vordert – samengevat – in de hoofzaak in reconventie zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

De vrouw te veroordelen dat zij volledige medewerking dient te verlenen aan de taxatie van de woning en aan de goederenrechtelijke levering van haar aandeel in de eigendom van de woning aan de man. Dit met het verzoek tevens te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking met betrekking tot de levering aan de man.

Daarnaast vordert de man in de hoofdzaak, in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

“Te verklaren voor recht dat aan de man toekomt een bedrag van € 47.485 welk bedrag

dient te worden afgetrokken van de te verdelen overwaarde in de woning waarna het

restant bij helfte tussen partijen wordt verdeeld zulks ten titel van het aan de man

toekomende vergoeding ter zake door hem in de woning staan investeringen, althans

omdat de redelijkheid en de billijkheid met zich meebrengt dat dit bedrag door de

vrouw aan de man dient te worden vergoed althans vanwege ongerechtvaardigde

verrijking op grond waarvan de vrouw de dien ten gevolge geleden schade ten

bedrage van genoemd bedrag aan de man zal hebben te betalen, welk bedrag is te

vermeerderen met de wettelijke rente, verschuldigd vanaf de datum van het instellen

van deze reconventionele vordering totdat dit volledig bedrag aan de man is voldaan.

De vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van €198.000, te

vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van deze

vordering in reconventie tot aan de dag te algehele voldoening.

De vrouw te veroordelen in de kosten van deze reconventionele vordering waaronder

mede te verstaan de verschuldigde griffierechten en het salaris advocaat en diens na

salaris;”

4.Het geschil in het incident

4.1.

De man vordert in het incident, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

“De vrouw op te dragen om volledige inzage te geven in al haar spaartegoeden door in het geding brengen van de afschriften van al haar bankrekeningen en dagafschriften waarop die gelden zijn gespaard met afgifte van de overschrijvingen vanaf genoemde periode althans die justificatoire bescheiden in het geding te brengen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld wat de hoog is van die spaartegoeden en de herkomst daarvan.”

4.2.

De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij een belang heeft bij inzage in de bankafschriften van de vrouw over de periode vanaf 2015 bij het voeren van verweer in conventie en bij zijn vorderingen in reconventie. De vrouw beschikt volgens de man over onvoldoende geld om de man uit te kopen uit de woning. De man stelt dat de vrouw beschikt over geld dat aan hem toebehoort

4.3.

De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen in het incident, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de man in de kosten van het incident.

5.De beoordeling in het incident

5.1.

De man vordert bankafschriften van alle spaartegoeden van de vrouw.

5.2.

Uit artikel 843a lid 1 Rv volgt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het vierde lid bepaalt dat diegene niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

5.3.

De bewijslast voor de stelling in de hoofdzaak in conventie dat de vrouw voldoende financiële ruimte heeft om de man uit te kopen uit de woning, rust bij de vrouw. De man hoeft niet aan te tonen, noch voor zijn verweer, noch voor zijn reconventionele vorderingen, dat de vrouw niet voldoende spaargeld heeft om de man uit te kopen uit de woning. Voor de onderbouwing van zijn reconventionele vordering omtrent toedeling van het aandeel van de vrouw in de woning aan hem, zal de man moeten aantonen dat hij zelf voldoende financiële ruimte heeft om de vrouw uit te kopen uit de woning. Het gaat bij dat laatste om zijn eigen vermogen (en eigen inkomsten) en niet om de spaargelden van de vrouw.

5.4.

De man stelt verder ter onderbouwing van zijn reconventionele vordering om de vrouw te veroordelen tot betaling aan hem van € 198.000,00 (zie hiervoor, onder 3.3) dat de vrouw onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld doordat zij contante geld van de man heeft weggenomen. Met de gevorderde afschriften kan de herkomst van het spaargeld van de vrouw worden vastgesteld, aldus de man.

5.5.

De vrouw voert als verweer dat indien zij het geld zou hebben weggenomen – hetgeen de vrouw uitdrukkelijk betwist – het niet waarschijnlijk is dat zij het geld vervolgens op haar bankrekening heeft gestort. Daarbij is artikel 843a Rv niet bedoeld voor het opvragen van documenten waarvan slechts het vermoeden bestaat dat deze steun kunnen geven aan de stellingen. De man heeft onvoldoende rechtmatig belang en de gevraagde bescheiden zijn onvoldoende bepaald en geconcretiseerd.

5.6.

De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv niet de mogelijkheid biedt voor het opvragen van documenten waarvan de man slechts het vermoeden heeft dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. De man heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de bankafschriften van belang zijn voor zijn rechtspositie. Het enkele vermoeden van de man dat het hem weggenomen geld – waarvan hij stelt dat de vrouw voor het wegnemen verantwoordelijk is – op een aan de vrouw ter naam gestelde bankrekening zijn gestort is onvoldoende om zijn vordering toe te wijzen.

5.7.

De conclusie is dat de rechtbank de vordering van de man zal afwijzen.

5.8.

De man wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit incident veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van de vrouw begroot op € 563,00 (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De rechtbank

in het incident

6.1.

wijst de vordering af,

6.2.

veroordeelt de man in de kosten van het incident, aan de zijde van de vrouw begroot op € 563,00,

6.3.

verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

in de hoofdzaak

6.4.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 6 juli 2022 voor conclusie van antwoord in reconventie,

6.5.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman- van Veen en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.

3246/ 2990



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733