Rechtbank Gelderland 01-06-2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2726

Datum publicatie08-06-2022
ZaaknummerC/05/393268 / HZ ZA 21-310
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht;
Overig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld;
Familieprocesrecht; Nietigheid/vernietiging/ontbinding;
Erfrecht; Bewind nalatenschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geschil over geldige titel notariële hypotheekakte. Eiseres stelt dat zij geen overeenkomst aanging en dat daarom rechtsgeldige titel ontbreekt. Eiseres stelt dat zij onder invloed van bedreiging hypotheekakte ondertekende. Rb. legt in akte vastgelegde obligatoire verbintenissen uit ahv Haviltex-maatstaf. Eiseres slaagt niet in leveren tegenbewijs tegen dwingende bewijskracht van hypotheekakte, inhoudende dat zij zijn overeengekomen dat door eiseres ten behoeve van overledene hypotheekrecht wordt gevestigd op percelen.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rolnummer: C/05/393268 / HZ ZA 21-310

Vonnis van 1 juni 2022

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. M.J. Jongste te Amsterdam,

tegen

1. [gedaagde 1]

in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [overledene] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [gedaagde 2]

in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [gedaagde 3], thans de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vennootschap], gevestigd te [vestigingsplaats] ,

wonende te Apeldoorn,

4. [gedaagde 4], thans de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vennootschap], gevestigd te [vestigingsplaats] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. A. Volkerink-de Boer te Apeldoorn.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 2 februari 2022

  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 22 maart 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

[eiseres] is tot 2011 gehuwd geweest met [ex-echtgenoot eiseres] (hierna: [ex-echtgenoot eiseres] ). Het huwelijk is geëindigd door echtscheiding.

2.2.

De heer [gedaagde 1] is op 30 oktober 2013 benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van [overledene] (hierna: [overledene] ). [overledene] is overleden op 5 januari 2014. [gedaagde 1] is executeur in de nalatenschap van [overledene] . Hij is tevens testamentair bewindvoerder van mevrouw [gedaagde 3] en de heer [gedaagde 4] , erfgenamen van [overledene] . Ook is hij middellijk bestuurder van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vennootschap] .

2.3.

In een e-mail van 28 maart 2012 van kandidaat-notaris Heetebrij van notariskantoor Wassink Vermeulen, gevestigd te Epe, aan [ex-echtgenoot eiseres] staat, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

(...) Voor de kavelruil is het wel van belang dat het geld door uw vrouw aan ons kantoor wordt overgemaakt en niet vanaf uw eigen rekening. (...)

2.4.

Bij notariële akte van geldlening van 29 maart 2012 heeft [overledene] een bedrag van € 237.579,10 geleend aan [ex-echtgenoot eiseres] . De notariële akte luidt, voor zover relevant, als volgt:

(…) De schuldenaar zal deze geleende gelden doorlenen aan:

mevrouw [eiseres] (…)

die deze gelden zal gebruiken ten behoeve van de aankoop van cultuurgronden in de ruilverkaveling krachtens overeenkomst genaamd “Kavelruil [verkoper] e.a.”, waarvan het passeren van de notariële ruilakte is gepland op twee april tweeduizend twaalf (02-04-2012). (…)

2.5.

Bij notariële ruilakte van 2 april 2012 zijn, ten overstaan van de hiervoor genoemde notaris Heetebrij, aan [eiseres] geleverd zeven percelen cultuurgrond nabij de toenmalige woning van [eiseres] aan de [adres] (hierna: de percelen). Uit de notariële ruilakte volgt dat [eiseres] de percelen heeft gekocht van de [verkoper] (hierna: [verkoper] ). In de notariële akte staat vermeld dat [eiseres] voor de percelen een bedrag van € 336.517,50 heeft betaald. Verder luidt de notariële akte, voor zover relevant, als volgt:

(…) De te betalen bedragen (…) zijn door de betreffende partij(en) voldaan door storting op een daartoe bestemde rekening van genoemde notaris, met uitzondering van:

- een bedrag groot éénhonderdduizend euro (€ 100.000,00) welk bedrag reeds door [ex-echtgenoot eiseres] - [eiseres] rechtstreeks is voldaan aan [verkoper] (…)

2.6.

In mei 2013 heeft notaris mr. F.R.J. Wassink van het in 2.3 genoemde notariskantoor een concept hypotheekakte aan [eiseres] toegestuurd, waarmee een hypotheekrecht zou worden gevestigd op de percelen tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen [overledene] te vorderen heeft van [ex-echtgenoot eiseres] uit hoofde van de aan [ex-echtgenoot eiseres] bij akte van 29 maart 2012 verstrekte geldlening en alsnog te verstrekken geldleningen. [eiseres] heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan het passeren van deze hypotheekakte.

2.7.

In november 2013 is een schikkingsovereenkomst opgesteld tussen [ex-echtgenoot eiseres] enerzijds en elf als benadeelden aangeduide personen anderzijds, waaronder als partij nummer 10 [gedaagde 4] (namens zijn vader [overledene] ).

In dit stuk staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

(…) A. In aanmerking nemende dat:

de benadeelden een gezamenlijke vordering hebben op partij [ex-echtgenoot eiseres] ter grootte van € 5.850.000,00 zulks uit hoofde van deelneming(en) (….) danwel geldlening(en) (partij 10&11) (…)

Partij [ex-echtgenoot eiseres] is ingebreke gebleven uit hoofde van zijn verplichtingen uit de bedoelde overeenkomsten.

Partijen hebben besloten, teneinde slepende en kostbare procedures te vermijden, met elkaar te schikken.

B. Schikking

Partijen hebben het volgende afgesproken:

“(…)

Ten behoeve van gronden rondom het woonhuis op naam van [eiseres] wordt een hypotheek opgemaakt voor € 237.500,- welk bedrag in mindering gaat op het schadebedrag van [overledene] .”

Derhalve zal partij [ex-echtgenoot eiseres] aan de benadeelden gezamenlijk een bedrag vergoeden ter grootte van € 3.200.000,00 (…)

De benadeelden zullen alle door hen gedane aangiftes intrekken (…)

C. ontbindende en opschortende voorwaarden

Deze schikking komt tot stand onder de ontbindende en opschortende voorwaarde van (….)

Alsmede onder de ontbindende en opschortende voorwaarde van onvoorwaardelijke medewerking door mevrouw [eiseres] (ex-partner van de heer [ex-echtgenoot eiseres] ) aan de door notaris Schuite op te stellen akte van hypotheekverlening, middels ondertekening van die akte.

(…)

Deze overeenkomst is niet door [ex-echtgenoot eiseres] ondertekend.

2.8.

Op 29 november 2013 is [eiseres] verschenen ten kantore van notaris Schuite te Apeldoorn. In de bij die gelegenheid ten overstaan van hem verleden hypotheekakte staat, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

(…) Heden (…) verschenen voor mij, (…) notaris (…):

1. mevrouw [gevolmachtigde] (…) te dezen handelende als gevolmachtigde van de heer [gedaagde 2] (…) handelend als bewindvoerder (…) over het vermogen van [overledene] (…) hierna te noemen: hypotheeknemer.

2. mevrouw [eiseres] (…) hierna te noemen: hypotheekgever.

De verschenen personen, handelend als gemeld, verklaarden als volgt:

A. Overeenkomst tot het vestigen van hypotheek- en pandrechten

De verschenen personen verklaarden dat de hypotheekgever en de hypotheeknemer zijn overeengekomen dat door de hypotheekgever ten behoeve van de hypotheeknemer het recht van hypotheek en pandrechten worden gevestigd op de in deze akte omschreven goederen, tot zekerheid als in deze akte omschreven.

B. Hypotheekstelling met bijbehorende bepalingen

Ter uitvoering van het beding sub A, verleent de hypotheekgever aan de hypotheeknemer, die zulks aanneemt, recht van hypotheek (…) op het hierna te omschrijven onderpand, tot meerdere zekerheid voor al hetgeen de hypotheeknemer van haar te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van verstrekte geldlening(en), verleende kredieten in rekening-courant.

Zulks blijkens akte van geldlening en doorlening op negentwintig maart tweeduizend twaalf verleden voor (…) notaris te Epe ten belope van (…) (€ 237.579,10), welk bedrag de hypotheekgever bij deze schuldig erkent aan hypotheeknmer, handelend als gemeld, voorts onder voorwaarden en bepalingen als in die akte overeengekomen ten aanzien van rente en aflossing.

(…)

Slotverklaringen

De verschenen personen verklaarden dat zij tijdig tevoren de gelegenheid hebben gekregen om van de inhoud van deze akte kennis te nemen.

Tenslotte verklaarden de verschenen personen dat partijen zo nodig door mij, notaris, zijn gewezen op de gevolgen die voor hen of een of meer hunner uit de inhoud van deze akte voortvloeien.

(...)

Slot

(...)

De inhoud van de akte is aan hen zakelijk opgegeven en toegelicht. De verschenen personen hebben verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met de inhoud in te stemmen. (...)

2.9.

In een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 9 maart 2014 staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

(...) De bewoner van dit perceel [ [adres] ] [ex-echtgenoot eiseres] zou eerder die dag ernstig zijn bedreigd. Betrokkene zou nu (...) onderweg naar zijn woning zijn. (...)

In het proces-verbaal is voorts door de politie gerelateerd wat voor indruk [ex-echtgenoot eiseres] en [eiseres] die dag maakten bij terugkomst bij hun woning aan de [adres] . In het proces-verbaal is voorts opgenomen dat [ex-echtgenoot eiseres] , die zich bijzonder paranoia gedroeg, verklaarde die dag in de loop van een pistool te hebben gekeken en dat hij aan de dood was ontsnapt. [eiseres] heeft tegenover de politie bij die gelegenheid verklaard dat er al geruime tijd sprake was van bedreigingen in de richting van [ex-echtgenoot eiseres] zijn kinderen alsmede in de richting van [eiseres] .

2.10.

In een door [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] aangespannen artikel 12 Sv-procedure heeft de advocaat-generaal tijdens de behandeling bij de beklagkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, blijkens het proces-verbaal raadkamer van 28 mei 2021, geconcludeerd om het beklag ten aanzien van twee personen met betrekking tot eenvoudige mishandeling van [ex-echtgenoot eiseres] gegrond te verklaren en voor een viertal personen (inclusief deze twee) ook ten aanzien van huisvredebreuk.

2.11.

Bij deurwaardersexploot van 18 augustus 2021 heeft [gedaagden] [eiseres] aangezegd dat op 21 september 2021 de openbare verkoop van de percelen zal plaatsvinden.

2.12.

[gedaagden] heeft de percelen bij koopovereenkomst van 10 september 2021 onderhands verkocht aan derden voor een koopsom van € 368.651,00.

2.13.

Door de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland is bij beschikking van 6 december 2021 toestemming verleend voor de onderhandse verkoop van de percelen. De percelen zijn op 21 december 2021 aan de kopers geleverd. De hypothecaire inschrijving van de hypotheekakte van 29 november 2013 is daarop doorgehaald.

3De vordering

3.1.

[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

primair

a. voor recht verklaart dat er geen hypotheekrecht is gevestigd op de percelen en tevens voor recht verklaart dat [eiseres] geen schuldenaar is jegens [gedaagden] ,

subsidiair

voor recht verklaart dat de overeenkomst/hypotheekakte van 29 november 2013 nietig is,

meer subsidiair

de overeenkomst/hypotheekakte van 29 november 2013 vernietigt voor zover niet reeds sprake is van een buitengerechtelijke vernietiging, waarvan in dat geval gevorderd wordt voor recht te verklaren dat de buitengerechtelijke vernietiging op goede gronden is geschied en dat de overeenkomst/hypotheekakte van 29 november 2013 vernietigd is,

zowel primair als subsidiair als meer subsidiair

voor recht verklaart dat [gedaagden] niet het recht van parate executie toekomt en dat [gedaagden] niet gerechtigd is om tot de veiling van de percelen grond over te gaan,

[gedaagden] [veroordeelt om] de notaris te instrueren de hypotheekakte van 29 november 2013 door te halen en om medewerking te verlenen aan de doorhaling, en [gedaagden] veroordeelt in de kosten hiervan,

[gedaagden] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen alle kosten op de tenuitvoerlegging vallende.

3.2.

[eiseres] legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Er is primair geen hypotheekrecht gevestigd, omdat een geldige titel ontbreekt. Subsidiair heeft [eiseres] een beroep gedaan op de nietigheid van de hypotheekakte op grond van artikel 3:40 BW en artikel 3:34 BW. Meer subsidiair is de hypotheekakte vernietigbaar op grond van (een van) de wilsgebreken (artikel 3:44 BW) , onderscheidenlijk dwaling (artikel 6:228 BW) .

4Het verweer

4.1.

[gedaagden] concludeert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - samengevat - [eiseres] primair in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaart en subsidiair deze vordering zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis aan [gedaagden] zijn voldaan.

4.2.

Op het verweer van [gedaagden] zal in het navolgende, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

5De beoordeling

5.1.

De rechtbank ziet aanleiding als eerste de stelling van [eiseres] te bespreken dat zij door bedreiging is bewogen tot het ondertekenen van de hypotheekakte van 29 november 2013 (2.8). [eiseres] heeft aangevoerd dat, nadat zij in mei 2013 heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan het vestigen van een hypotheekrecht op de percelen, zijzelf, haar kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen alsmede haar ex-echtgenoot stelselmatig zijn bedreigd door [familielid overledene] , een neef van [overledene] . Deze dreigementen waren zodanig ernstig dat toen zij in november 2013 weer het verzoek kreeg mee te werken aan het vestigen van een hypotheekrecht, zij daaraan heeft voldaan. Zij is doodsbang verschenen voor de notaris en had geen idee wat er gebeurde en wat de bedoeling was. Zij was er niet met haar volle verstand bij en kon de gevolgen niet overzien. Zij was niet bekend met een overeenkomst die haar tot iets verplichtte en die was er ook niet. De notaris heeft haar niet gewezen op de gevolgen van haar handelen, laat staan dat hij heeft gezegd wat de bedoeling was, aldus [eiseres] .

5.2.

[gedaagden] heeft de gestelde bedreigingen, de link met [overledene] en het causaal verband met het ondertekenen van de hypotheekakte gemotiveerd weersproken.

5.3.

Ter onderbouwing van de door haar gestelde bedreigingen heeft [eiseres] gewezen op het in 2.9 genoemde proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2014. Dit proces-verbaal biedt echter geen steun aan de stelling van [eiseres] dat zij door bedreigingen is bewogen in november 2013 de hypotheekakte te tekenen. Enig verband, laat staan een causaal verband, tussen het tekenen van de hypotheekakte op 29 november 2013 (2.8) en het latere voorval op 9 maart 2014 (2.9) ontbreekt. De verklaringen over de bedreigingen zijn uitsluitend afkomstig van [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] en worden niet bevestigd door de verbalisant of door onderzoek door de politie. De verklaring van [ex-echtgenoot eiseres] dat al meermalen aangifte is gedaan van bedreiging staat haaks op de verklaring van [eiseres] in deze procedure, dat de politie heeft geweigerd de aangiften van haar en haar kinderen op te nemen. [eiseres] heeft geen aangiftes in het geding gebracht, ook niet van de bedreiging die voor [ex-echtgenoot eiseres] in maart 2014 aanleiding zou zijn geweest de politie te vragen hem te begeleiden naar de woning aan de [adres] .

Ook het in 2.10 genoemde proces-verbaal van de behandeling op 28 mei 2021 in raadkamer van de door [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] ingediende klacht over het niet vervolgen van onder meer [familielid overledene] , vormt geen onderbouwing van de stelling van [eiseres] . Vooropgesteld wordt dat uit dit proces-verbaal niet blijkt wanneer de betreffende gestelde bedreiging van [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] en de mishandeling van [ex-echtgenoot eiseres] heeft plaatsgevonden. De verklaring van [eiseres] dat dit zich op 12 februari 2018 in haar woning heeft voorgedaan, is door [gedaagden] niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan. Niet valt in te zien hoe [eiseres] door een voorval in 2018 zich al in 2013 gedwongen kan hebben gevoeld de hypotheekakte te ondertekenen.

Naar het oordeel van de rechtbank is de stelling van [eiseres] dat zij onder invloed van bedreiging de hypotheekakte van november 2013 heeft ondertekend dan ook niet komen vast te staan.

5.4.

[eiseres] baseert haar primaire vordering op de stelling dat met de hypotheekakte van 29 november 2013 geen rechtsgeldig hypotheekrecht is gevestigd op de percelen, aangezien zij geen overeenkomst is aangegaan met [overledene] en daarom een rechtsgeldige titel ontbreekt.

[gedaagden] heeft dit weersproken en aangevoerd dat [eiseres] wist van de geldlening door [overledene] aan [ex-echtgenoot eiseres] . Het geleende geld is aan [eiseres] doorbetaald, zij heeft de percelen in het kader van een ruilverkavelingsakte van 2 april 2012 op eigen naam verworven en zij heeft voor de percelen betaald vanaf een op haar naam staande bankrekening. De hypotheekakte van 29 november 2013 verwijst naar een overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagden] als bewindvoerder van [overledene] en bevat een schulderkenning door [eiseres] , welke strookt met deze feiten. Dit levert volgens [gedaagden] jegens [eiseres] een titel op als vereist door de wet.

5.5.

De vestiging van een hypotheekrecht komt ingevolge artikel 3:260 lid 1 BW tot stand door een tussen partijen opgemaakte notariële akte waarbij de hypotheekgever aan de hypotheekhouder hypotheek op een registergoed verleent, gevolgd door haar inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers. Ingevolge lid 4 vinden voor het overige de algemene voorschriften die voor vestiging van beperkte rechten op registergoederen gegeven zijn, ook op de vestiging van een hypotheek toepassing. Dat betekent dat naast de in lid 1 genoemde vestigingsformaliteit als vereisten voor vestiging van een hypotheekrecht hebben te gelden: een geldige titel, beschikkingsbevoegdheid van de hypotheekgever en een goederenrechtelijke overeenkomst van vestiging. Het tweede lid van artikel 3:89 BW bepaalt dat de tot levering bestemde akte nauwkeurig de titel van de overdracht, in dit geval - op grond van de schakelbepaling van artikel 3:98 BW - van de vestiging van een beperkt recht, moet vermelden.

5.6.

In deze zaak staat het vereiste van een geldige titel centraal. Gelet op hetgeen [gedaagden] bij wijze van verweer tegen het door [eiseres] gestelde ontbreken van een geldige titel heeft aangevoerd, zal de notariële hypotheekakte op dit punt - de daarin vastgelegde obligatoire verbintenissen - moeten worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

5.7.

In de hypotheekakte staat onder de kop ‘Overeenkomst tot het vestigen van hypotheek- en pandrechten’ dat [eiseres] en [gedaagden] hebben verklaard dat zij zijn overeengekomen dat door de hypotheekgever ten behoeve van de hypotheeknemer het recht van hypotheek wordt gevestigd op de percelen, tot zekerheid als in die akte omschreven. Voorts wordt verwezen naar de akte van geldlening en doorlening die op 29 maart 2012 is verleden tussen [ex-echtgenoot eiseres] en [overledene] en erkent [eiseres] zich schuldig aan de hypotheeknemer voor het geleende bedrag, onder de voorwaarden als in die akte overeengekomen ten aanzien van rente en aflossing.

Op grond van deze tekst in de hypotheekakte mocht [overledene] , vertegenwoordigd door [gedaagde 1] redelijkerwijs begrijpen dat tussen hem en [eiseres] de in de hypotheekakte beschreven overeenkomst tot stand is gekomen, inhoudende dat door [eiseres] als hypotheekgever aan [overledene] als hypotheeknemer een recht van hypotheek wordt gevestigd op de percelen, tot zekerheid als in die hypotheekakte omschreven. Met die laatste verwijzing wordt blijkens de - redelijkerwijs niet voor een andere uitleg vatbare - hypotheekakte gedoeld op de in 2.4 genoemde overeenkomst van geldlening en doorlening. Ter aanvulling en verduidelijking - bij die overeenkomst was [eiseres] immers geen partij - staat in de hypotheekakte voorts vermeld dat [eiseres] het bij die overeenkomst van geldlening aan [ex-echtgenoot eiseres] geleende en vervolgens aan haar doorgeleende bedrag van € 237.579,10 schuldig erkent aan hypotheeknemer [overledene] .

5.8.

Ingevolge artikel 157 lid 2 Rv levert een authentieke of onderhandse akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Ingevolge artikel 151 lid 1 Rv houdt dwingend bewijs in dat de rechter verplicht is de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet aan bepaalde gegevens verbindt. Ingevolge lid 2 van dat artikel staat tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, vrij, tenzij de wet het uitsluit.

5.9.

De rechtbank zal dienen te beoordelen of met hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd, zij is geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de op grond van het voorgaande (5.7) door de rechtbank voorshands aangenomen waarheid van de in de hypotheekakte opgenomen verklaring van partijen, inhoudende dat zij zijn overeengekomen dat door [eiseres] ten behoeve van [overledene] het recht van hypotheek wordt gevestigd op de percelen.

5.10.

[eiseres] heeft in dit kader aangevoerd dat zij niets wist van de akte van geldlening en dat zij daar ook niets van hoefde te weten. Zij heeft de percelen om niet ontvangen van haar ex-echtgenoot [ex-echtgenoot eiseres] in het kader van de afwikkeling van hun echtscheiding en zij heeft niet voor de percelen betaald. Zij is niet betrokken geweest bij de transactie waarmee de percelen op haar naam zijn komen te staan. Zij is niet aanwezig geweest bij het verlijden van de ruilakte van 2 april 2012 waarmee de percelen haar eigendom zijn geworden. Het door [ex-echtgenoot eiseres] geleende geld is niet aan haar doorgeleend, maar door [overledene] rechtstreeks aan de betreffende notaris betaald, aldus [eiseres] .

5.11.

Bij de beoordeling van deze door [gedaagden] gemotiveerd betwiste stellingen van [eiseres] geldt het volgende.

[eiseres] heeft na betwisting door [gedaagden] op geen enkele wijze onderbouwd haar stelling dat zij de percelen om niet heeft ontvangen van [ex-echtgenoot eiseres] in het kader van hun echtscheiding. Dat [ex-echtgenoot eiseres] voor zich of [ex-echtgenoot eiseres] en [eiseres] tezamen op enig moment eigenaar zijn geweest van de percelen is bovendien gesteld noch gebleken. Enig bewijsstuk waaruit het door [eiseres] gestelde zou kunnen blijken, heeft zij niet in het geding gebracht.

Anders dan zij heeft betoogd, is [eiseres] wel betrokken geweest bij de levering van de percelen aan haar. Het mag zo zijn dat zij niet in persoon aanwezig is geweest bij de notariële overdracht, zoals blijkt uit de ruilakte, maar bij de mondelinge behandeling heeft zij verklaard dat zij een paar dagen voor het verlijden van de ruilakte bij een notaris te Epe - kennelijk van het aldaar gevestigde notariskantoor van Wassink Vermeulen - is geweest, haar paspoort heeft afgegeven en een volmacht heeft verleend. Het enkele niet verschenen zijn bij het verlijden van de ruilakte blijft tegen die achtergrond zonder betekenis.

De stelling van [eiseres] dat het door [ex-echtgenoot eiseres] geleende geld rechtstreeks op de rekening van de betreffende notaris is gestort - en [eiseres] er dus niet van heeft geweten, valt niet te rijmen met de inhoud van de ruilakte van 2 april 2012. Daarin staat (zie 2.5) dat de te betalen bedragen door de betreffende partij(en) voldaan zijn door storting op de rekening van de notaris, met uitzondering van een bedrag van € 100.000,00 dat door [eiseres] rechtstreeks is voldaan aan [verkoper] . [eiseres] heeft verzuimd enige onderbouwing te geven van haar stelling dat de betreffende gelden, in strijd met de instructie van de (eerder betrokken) notaris (2.3), rechtstreeks zijn voldaan aan de notaris. Zeker tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde rechtstreekse betaling van € 100.000,00 door [eiseres] aan [verkoper] , is haar geheel niet onderbouwde stelling onvoldoende om te worden toegelaten tot het leveren van bewijs door het horen van de notaris, zoals door [eiseres] ter zitting is aangeboden.

5.12.

[eiseres] is gelet op het voorgaande - en mede tegen de achtergrond van het feit dat zij wist dat zij in 2012 rechthebbende was geworden van de percelen (gelegen rond haar woning) - met de onder 5.10 weergegeven stellingen niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands aangenomen waarheid van de in de hypotheekakte opgenomen verklaring van partijen dat zij zijn overeengekomen dat door [eiseres] ten behoeve van [overledene] het recht van hypotheek wordt gevestigd op de percelen.

5.13.

Eveneens in het kader van tegenbewijs tegen de door de rechtbank voorshands aangenomen overeenkomst tussen [eiseres] en [overledene] , heeft [eiseres] aangevoerd dat nergens uit blijkt dat zij de bedoeling had om een hypotheekrecht te vestigen op de percelen. Die wil had zij niet, omdat zij zichzelf daarmee ernstig zou benadelen. Zij was geen partij bij de akte van geldlening en zij was geen schuldenaar ten opzichte van [overledene] . Tussen (de bewindvoerder van) [overledene] en [eiseres] is geen contact geweest over de financiering van de percelen, aldus nog steeds [eiseres] . Begrijpt de rechtbank het goed, dan betoogt [eiseres] dat de in de hypotheekakte opgenomen verklaring - dat zij met [overledene] een overeenkomst heeft gesloten - niet overeenstemde met haar wil. Daardoor zou dan, de rechtsgronden ambtshalve aanvullend, geen rechtshandeling van [eiseres] , gericht op het tot stand brengen van de overeenkomst, hebben plaatsgevonden.

5.14.

[eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank echter allerminst aannemelijk gemaakt dat haar in de hypotheekakte opgenomen verklaring niet op een dienovereenkomstige wil berustte. Anders dan de hiervoor genoemde bedreigingen - waarvan is geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] onder invloed daarvan de hypotheekakte heeft ondertekend - heeft [eiseres] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid wat zij kennelijk wenst te betogen, namelijk dat haar wil en verklaring ten tijde van het verlijden van de hypotheekakte niet overeenstemden. Hetgeen [eiseres] heeft betoogd over het niet overeenstemmen van haar wil met de in de hypotheekakte opgenomen verklaring, kan dan ook niet dienen als tegenbewijs tegen de op basis van diezelfde hypotheekakte aangenomen obligatoire overeenkomst tussen hypotheekgever en hypotheeknemer.

5.15.

De verwijzing, tot slot, naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 23 mei 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1956) kan [eiseres] evenmin baten. Anders dan in de zaak die tot genoemd arrest leidde, was [eiseres] (in tegenstelling tot één van de twee hypotheekgevers in de genoemde zaak) wel degelijk ervan op de hoogte dat er tussen [ex-echtgenoot eiseres] en [overledene] gesproken is over een hypotheekrecht op haar percelen in verband met de terugbetaling van het door [overledene] geleende en aan [eiseres] doorgeleende geld. Verwezen wordt naar de in eerste instantie aan [eiseres] voorgelegde concept hypotheekakte (2.6) en naar de voorafgaand aan het verlijden van de definitieve hypotheekakte opgestelde schikkingsovereenkomst (2.7). Daarbij was [eiseres] weliswaar geen partij en bovendien heeft [ex-echtgenoot eiseres] de schikkingsovereenkomst uiteindelijk niet ondertekend, maar voor de rechtbank is wel duidelijk dat [eiseres] er belang bij had dat een regeling met in ieder geval [overledene] getroffen zou worden. Onderdeel van de schikkingsonderhandelingen was de voorwaarde dat [eiseres] hypothecaire zekerheid zou verstrekken voor de lening die aan haar ten goede was gekomen.

Ondanks de formele scheiding in 2011 van [ex-echtgenoot eiseres] zijn er voldoende aanwijzingen dat [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] hun relatie op dezelfde voet voortzetten. Er was niet alleen sprake van een blijvende persoonlijke relatie, getuige het woonachtig en ingeschreven blijven van [ex-echtgenoot eiseres] in de woning aan [adres] , [ex-echtgenoot eiseres] en [eiseres] onderhielden ook via zakelijke constructies een relatie met elkaar, zoals onder meer blijkt uit de weergegeven feiten en overwegingen in het door [gedaagden] in het geding gebrachte, op tegenspraak gewezen, vonnis van deze rechtbank van 28 januari 2015 tussen de curator van de in staat van faillissement verklaarde vennootschappen [vennootschap] en [vennootschap] enerzijds en [eiseres] , [ex-echtgenoot eiseres] en hun dochter anderzijds. Daaruit blijkt dat [eiseres] als aandeelhouder en als commissaris in de periode gelegen tussen 2010 en het faillissement van beide vennootschappen in augustus 2013 betrokken is geweest bij de door [ex-echtgenoot eiseres] en hun dochter gevoerde vennootschappen.

Het is tegen die achtergrond dat een vergelijk met de casus zoals die zich voordeed in het aangehaalde arrest, niet opgaat.

5.16.

Concluderend is [eiseres] niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands aangenomen, in de hypotheekakte vermelde overeenkomst tussen [eiseres] en [overledene] . In samenhang met de verwijzing naar de geldleningsovereenkomst en de schulderkenning is daarmee sprake van een geldige titel, zoals vereist voor de vestiging van een hypotheekrecht. De primair onder a. gevorderde verklaring voor recht, dat geen hypotheekrecht is gevestigd op de percelen, zal daarom niet worden gegeven.

5.17.

Aangezien [eiseres] zich in de hypotheekakte tevens schuldig heeft erkend ten aanzien van het bedrag van € 237.579,10 - welk bedrag aan haar is doorgeleend, zal ook de verklaring voor recht dat [eiseres] geen schuldenaar is jegens [gedaagden] niet worden gegeven.

5.18.

Hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, leidt er voorts toe dat er geen sprake is van zodanig ongelijkwaardige prestaties dat deze overeenkomst (gedeeltelijk) in strijd is met de goede zeden of de openbare orde (artikel 3:40 BW) en daarmee nietig, zoals door [eiseres] betoogd. Daarbij is van belang dat het door [ex-echtgenoot eiseres] van [overledene] geleende geld aan [eiseres] is doorgeleend en door haar is aangewend voor de aankoop van de percelen waarop het hypotheekrecht is gevestigd.

5.19.

Het subsidiaire beroep van [eiseres] op artikel 3:34 BW faalt ook, aangezien zij daaraan ten grondslag legt de hiervoor niet in rechte aangenomen bedreigingen van haar, haar kinderen, schoon- en kleinkinderen. Het bestaan van een medisch aangetoonde psychische stoornis aan de zijde van [eiseres] is voorts niet gesteld en ook niet gebleken. Een succesvol beroep op artikel 3:34 BW leidt, ten overvloede, tot vernietigbaarheid van de rechtshandeling, niet tot nietigheid als door [eiseres] bepleit. In elk geval zal de subsidiair onder b. gevorderde verklaring voor recht gelet op het voorgaande niet worden gegeven.

5.20.

Het meer subsidiaire beroep van [eiseres] op (een van) de in artikel 3:44 BW geregelde wilsgebreken (bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden) wordt eveneens verworpen, reeds nu de daaraan ten grondslag gelegde bedreigingen, als meermaals overwogen, niet zijn komen vast te staan.

5.21.

Voor een geslaagd beroep op dwaling heeft [eiseres] onvoldoende gesteld. Onduidelijk is op welke categorie (artikel 6:228 lid 1 onder a, b of c BW) zij het oog heeft en evenmin heeft [eiseres] gesteld wat haar wederpartij, [overledene] , te maken heeft gehad met de kennelijk bij haar bestaande onjuiste voorstelling van zaken.

Van een buitengerechtelijke vernietiging is tot slot geen sprake geweest.

Dit alles leidt ertoe dat ook de meer subsidiair onder c. gevorderde verklaring voor recht niet zal worden gegeven.

5.22.

Vast staat dat de percelen na toestemming daartoe van de voorzieningenrechter onderhands zijn verkocht en op 21 december 2021 aan de kopers zijn geleverd, waarna de hypotheekakte is doorgehaald. [eiseres] heeft dan ook geen belang meer bij de afgifte van de door haar gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagden] niet het recht van parate executie toekomt en hij niet gerechtigd is om tot de veiling van de percelen over te gaan. Het belang voor [eiseres] ontbreekt ook bij haar vordering [gedaagden] te veroordelen de notaris te instrueren de hypotheekakte van 29 november 2013 door te halen. Ook de vorderingen onder d., e. en f. zullen daarom worden afgewezen.

5.23.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:

- griffierecht € 309,00

- salaris advocaat 1.126,00 (2 punten × tarief € 563,00)

Totaal € 1.435,00.

5.24.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.25.

De wettelijke rente over de proces- en nakosten zal als onbetwist worden toegewezen als na te melden.

6De beslissing

De rechtbank

6.1.

wijst de vorderingen af,

6.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.435,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

6.3.

veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

6.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.

ap/mk



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733