Rechtbank Noord-Nederland 18-05-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1700

Datum publicatie25-05-2022
ZaaknummerC/17/178704 / HA ZA 21-121
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenPensioen; Pensioenverevening;
Familieprocesrecht; Overeenkomst / convenant / OP
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Partijen hebben in hun echtscheidingsconvenant de WVPS van toepassing verklaard, met dien verstande dat alleen de polisnummers A en B zijn genoemd. Dat brengt niet met zich dat partijen daarmee polisnummers C en D hebben uitgesloten van pensioenverevening: geen sprake van een expliciete uitsluiting, zoals is voorgeschreven. Dat hieraan mogelijk ten grondslag ligt dat partijen en de mediator meenden dat deze polissen niet onder de WVPS vielen doet hier niet aan af. Niet van belang is wat partijen hebben bedoeld af te spreken.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: C/17/178704 / HA ZA 21-121

Vonnis van 18 mei 2022

in de zaak van

[man] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat: eerst mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer, thans mr. M. Schreuders te Den Haag,

tegen

[vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat: mr. T. Bijlsma te Heerenveen.

Partijen zullen hierna "de man" en "de vrouw" genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 11 augustus 2021;

  • nadere stukken van de man, ontvangen op 3 november 2021;

  • nadere stukken van de vrouw, ontvangen op 5 november 2021

  • de mondelinge behandeling van 18 november 2021.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

De rechtbank kan bij de beoordeling van het geschil uitgaan van de volgende feiten.

Partijen zijn op 7 juni 1985 gehuwd, welk huwelijk op 6 december 2004 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

Partijen hebben voorafgaand aan hun huwelijk, op 3 juni 1985 huwelijkse voorwaarden opgemaakt, inhoudende een koude uitsluiting, zonder verrekenbeding.

Partijen hebben de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk geregeld in een echtscheidingsconvenant, getekend op 10 en 13 oktober 2004. Dit echtscheidingsconvenant is opgemaakt door mr. [naam mediator] die als mediator betrokken was bij de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk van partijen.

In het echtscheidingsconvenant is ten aanzien van de pensioenen het volgende bepaald:

"Artikel 6 — DE PENSIOENEN EN DE VEREVENING DAARVAN

6.1

Ouderdomspensioenaanspraken

De partijen constateren dat ouderdomspensioenaanspraken, vallende onder de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (‘Wet VP’), zijn opgebouwd door de man bij: Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV onder polisnummer 9210709 alsmede bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal Unie, registratienummer 2093810 en dat er door de vrouw geen pensioenaanspraken vallende onder voormelde Wet

zijn opgebouwd.

6.2

Standaardverevening

6.2.1

De door de man opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken zullen worden verevend conform de in artikel 3 lid 1 van de Wet VP opgenomen standaardregeling.

6.2.2

De partijen geven hierbij opdracht aan mr. [naam mediator] om na de totstandkoming van de echtscheiding aan voormelde pensioenuitvoerder mededeling te doen van de echtscheiding en van het tijdstip daarvan door middel van het daartoe voorgeschreven formulier, zulks teneinde te bewerkstelligen dat de vrouw een recht op uitbetaling zal verkrijgen jegens die

pensioenuitvoerder ter grootte van de helft van het ouderdomspensioen van de man, voor zover dit in de huwelijkse periode is opgebouwd.

6.2.3

Het in artikel 6.2.2 genoemde formulier zal worden ondertekend door ieder van de partijen.

6.2.4

Het (bijzonder) nabestaandenpensioen dat tot de datum van ontbinding van het huwelijk is opgebouwd wordt overeenkomstig de wettelijke regeling premievrij voor de vrouw gereserveerd."

Het geschil

De man vordert om bij vonnis, steeds voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. primair: voor recht te verklaren dat het de partijbedoeling is geweest / partijen hebben afgesproken dat de door de man opgebouwde pensioenaanspraken met kenmerken 9258065 en 9159575 niet zouden worden verevend en evenmin de bijbehorende rechten van de vrouw op bijzonder nabestaandenpensioen premievrij gereserveerd zouden blijven, althans te beslissen zoals uw Rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht, althans;

meer subsidiair: voor recht te verklaren dat de door de man opgebouwde pensioenaanspraken met kenmerken 9258065 en 9159575 niet onder de Wet VPS vallen, althans te beslissen zoals uw Rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;

II. de proceskosten tussen partijen te compenseren, in dier voege, dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen, althans te beslissen zoals uw Rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht.

De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van de man.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

Tussen partijen is in geschil of zij bij de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk alle pensioenpolissen hebben willen verevenen of, zoals de man stelt, uitsluitend de polissen bij Bouwpensioenfonds Metaalnijverheid met nummer 2093810 en bij Nationale Nederlanden met nummer 9210709 (overgegaan in nr 39120.000001), zoals vermeld in het convenant. Daarnaast is tussen partijen in geschil of het opgebouwde bijzonder nabestaandenpensioen premievrij gereserveerd zou blijven voor de vrouw.

De man stelt dat hij bij de gesprekken van partijen met mr. [naam mediator] , die voorafgingen aan de ondertekening van het convenant duidelijk heeft aangegeven dat hij de twee in het convenant genoemde polissen met polisnummers 2093810 en 9210709 heeft willen verevenen en de andere twee polissen met nummers 9258065 en 9159575 niet. De twee polissen die de man heeft willen uitsluiten van pensioenverevening zijn volgens de man een zogenaamde waardeoverdrachtpolis waarin een storting van f. 96.129,-- heeft plaatsgevonden en een zogenaamde koopsompolis waarin een storting heeft plaatsgevonden van een bedrag van f. 60.000,-- dat de man had ontvangen bij de verkoop van onroerend goed. Het staat voor de man vast dat dit de afspraak was tussen partijen. Ook mr. [naam mediator] heeft in een verklaring aangegeven dat het nimmer de bedoeling was van partijen dat de polissen met nummers 9258065 en 9159575 ook werden verevend. Nationale Nederlanden is daarom volgens de man in 2010, zonder dat hij het wist en in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken, overgegaan tot verevening van deze twee pensioenaanspraken.

De vrouw betwist dat partijen polisnummers 9258065 en 9159575 hebben willen uitsluiten van verevening. Uit het echtscheidingscovenant blijkt niet dat partijen slechts een deel van de door de man opgebouwde pensioenen hebben willen verevenen. Partijen zijn juist uitdrukkelijk overeengekomen dat op de pensioenen de standaardverevening van toepassing is zodat de verevening geldt voor alle aanspraken die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat zij ten tijde van het opmaken van het convenant ervan uit is gegaan dat de pensioenen 50/50 zouden worden verdeeld. De vrouw heeft het concept van het convenant nog aan een andere advocaat laten zien en die heeft aangegeven dat het stukje van de pensioenen duidelijk is.

De rechtbank overweegt als volgt.

Uit de aanhef van de polisbladen die de man als produktie 3 en 4 bij dagvaarding heeft overgelegd blijkt dat zowel polisnummer 9258065 als 9159575 verzekeringsovereenkomsten zijn, als bedoeld in artikel 2, vierde lid onder c van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Deze polissen worden ook wel de zogenaamde c-polissen genoemd. De stortingen worden in de polissen aangemerkt als premiebetaling. Omdat de man geen stellingen heeft ingenomen die erop zouden kunnen duiden dat deze polissen niet vallen onder de Wet Verevening Pensioenrechten (hierna: WVPS), zal de rechtbank er bij de verdere beoordeling vanuit gaan dat deze polissen in beginsel bij echtscheiding verevend dienen te worden.

Op basis van artikel 2 WVPS heeft de vrouw recht op verevening van de door de man opgebouwde pensioenaanspraken, tenzij partijen toepasselijkheid van deze wet hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding. Dit hebben partijen niet gedaan. Partijen hebben juist de WVPS van toepassing verklaard in artikel 6 van het echtscheidingsconvenant, met dien verstande dat alleen de polisnummers 2093810 en 9210709 zijn genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit niet met zich dat partijen daarmee polisnummers 9258065 en 9159575 hebben uitgesloten van pensioenverevening. Een uitsluiting dient te geschieden in bewoordingen waaruit expliciet blijkt dat partijen geen verevening hebben gewild van de betreffende polisnummers. Dit hebben partijen niet gedaan. Dat hier mogelijk aan ten grondslag ligt dat partijen en mr. [naam mediator] in de veronderstelling verkeerden dat deze polissen niet onder de WVPS vielen doet hier niet aan af.

Ten aanzien van het bijzonder nabestaandenpensioen staat in artikel 6.2.4. van het convenant dat dit overeenkomstig de wettelijke regeling premievrij voor de vrouw wordt gereserveerd. De betreffende wettelijke regeling is artikel 57 van de Pensioenwet. Lid 4 van dit artikel bepaalt dat partners bij schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeen kunnen komen. Ook dit hebben partijen niet gedaan.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande, niet van belang is wat partijen hebben bedoeld af te spreken. Wat de bedoeling van partijen ook is geweest, het kan er niet toe leiden dat hieruit volgt dat partijen de verevening van de betreffende pensioenaanspraken hebben uitgesloten. De vereiste schriftelijke overeenkomst ontbreekt immers. Dit geldt eveneens voor het premievrij reserveren van het bijzonder nabestaandenpensioen. De rechtbank zal daarom het de primaire vordering van de man wegens gebrek aan belang afwijzen.

Omdat de man geen stellingen heeft ingenomen die erop zouden kunnen duiden dat de betreffende polissen niet vallen onder de WVPS zal de rechtbank de subsidiaire vordering van de man ook afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:

wijst de vorderingen van de man af;

compenseert de proceskosten tussen partijen in de zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. T. ter Brugge en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733