Rechtbank Noord-Holland 11-05-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:4289

Datum publicatie17-05-2022
ZaaknummerC/15/327007 / FA RK 22-1696
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezagsgeschil 1:253a BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vraag of kind de nieuwe partner van een van de ouders mag aanspreken met mama of papa is onderwerp dat samenhangt met uitvoering ouderlijk gezag. Geschil over dit onderwerp is geschil dat op grond van art. 1:253a BW aan rechtbank kan worden voorgelegd. Moeder dan ook ontvankelijk in haar verzoek. Exclusief gebruik van de aanspreekvorm mama voor de moeder draagt er aan bij dat band tussen kind en moeder niet verstoord raakt door rol nieuwe partner vader in leven kind. Volgt toewijzing verzoek moeder op dit punt.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

vervangende toestemming inschrijving basisschool

zaak-/rekestnr.: C/15/327007 / FA RK 22-1696

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 11 mei 2022

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. S. Rozemeijer, kantoorhoudende te Velserbroek,

tegen

[de vader] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vader.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 7 april 2022.

1.2.

De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 april 2022 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. S. Rozemeijer. De vader heeft ter zitting, mede aan de hand van een schriftelijke verklaring, verweer gevoerd. Hij heeft geen zelfstandig verzoek ingediend.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is geboren het minderjarige kind van partijen:

- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , hierna ook te noemen [de minderjarige] .

2.2.

De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders hebben het gezamenlijke gezag. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.

2.3.

Bij beschikking van deze rechtbank van 12 augustus 2021 is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna te noemen: zorgregeling) vastgesteld. Deze beschikking is hersteld bij beschikking van 29 september. Samengevat komt de zorgregeling erop neer dat [de minderjarige] de ene week van vrijdag 17.00 uur tot maandag 7.00 uur en de andere week van zondag 16.00 uur tot dinsdag 7.00 uur als ook de helft van de schoolvakanties bij de vader verblijft.

3Het verzoek

3.1.

De moeder heeft de rechtbank verzocht om, in plaats van de vader, vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [de minderjarige] op basisschool [basisschool] te [plaats] . De moeder voert daartoe het volgende aan.

3.2.

Tussen de ouders is overleg geweest over de schoolkeuze voor [de minderjarige] maar zij zijn niet tot overeenstemming gekomen. De vader heeft een voorkeur voor basisschool [basisschool] te [plaats] . De moeder heeft haar keuze op [basisschool] laten vallen, vanwege (onderwijs)inhoudelijke en praktische redenen. De systematiek van [basisschool] spreekt de moeder het meest aan. [basisschool] is een “Kanjerschool” en biedt ontwikkelingsgericht onderwijs. Daarnaast heeft de moeder aangevoerd dat de route vanuit haar woning naar [basisschool] veiliger is dan naar [basisschool] . Om naar [basisschool] te gaan zou [de minderjarige] de drukke [straat] over moeten steken. Terwijl op de route naar [basisschool] geen vrachtverkeer, geen openbaar vervoer en enkel beperkt bestemmingsverkeer is. [de minderjarige] kan hier op termijn makkelijker zelf naar toe fietsen. De moeder heeft tenslotte aangegeven dat [basisschool] voorschoolse opvang heeft, waar zij één keer per week gebruik van moet maken. Zij heeft met haar werkgever geregeld dat zij [de minderjarige] zelf naar de voorschoolse opvang kan brengen.

3.3.

Tevens heeft de moeder verzocht om te bepalen dat de ouders slechts de moeder zullen aanspreken en alleen naar haar zullen verwijzen bij het gebruik van het woord “mama” en dat zij ook derden hiervan in kennis stellen en hierop zullen wijzen, waaronder de huidige partner en op termijn het halfzusje van [de minderjarige] .

Volgens de moeder noemt [de minderjarige] de huidige partner van de man “mama” en wordt dit niet ontmoedigd door de vader. De moeder vindt dit niet verstandig en meent dat dit verwarrend is voor [de minderjarige] . Zij vindt het niet in het belang van [de minderjarige] . Het doet haar zelf ook verdriet. De moeder heeft gewezen op de verschillende modellen voor het opstellen van ouderschapsplannen waarin standaard staat opgenomen dat de termen “mama” en “papa” gereserveerde termen zijn voor de ouders van kinderen.

4Verweer

4.1.

De vader heeft verweer gevoerd en -naar de rechtbank begrijpt- verzocht beide verzoeken van de moeder af te wijzen. De vader heeft het volgende naar voren gebracht.

4.2.

De vader heeft op verzoek van de moeder contact gehad met [basisschool] maar zijn toestemming voor inschrijving niet gegeven. Hij heeft een voorkeur voor [basisschool] . Hij heeft geen goede ervaring gehad met [basisschool] . Hij werd er als vader niet serieus genomen en de communicatie tussen hem en de school verliep niet soepel. Hij heeft niet de benodigde informatie gekregen terwijl hij daar als vader met gezag wel recht op heeft. De vader heeft nagevraagd hoeveel leerkrachten gecertificeerd waren om Kanjertraining te begeleiden en dat was er slechts een klein aantal. De vader heeft aangegeven dat beide scholen zich op ongeveer dezelfde afstand bevinden vanuit de woning van de moeder. Hij heeft gewezen op plannen voor sloop en nieuwbouw in de buurt van [basisschool] over een aantal jaren, waardoor mogelijk een onveilige verkeerssituatie voor [de minderjarige] ontstaat. De vader heeft aangegeven dat hij geen informatie heeft gekregen over de voorschoolse opvang bij [basisschool] . Hij was er niet van op de hoogte dat [de minderjarige] daar stond ingeschreven. De vader heeft aangeboden om de zorgregeling om te draaien zodat [de minderjarige] niet naar de voorschoolse opvang hoeft.

4.3.

De vader ziet er geen onoverkomelijk bezwaar in als [de minderjarige] de partner van de vader aanspreekt met “mama”. De anderen personen in het gezin zeggen ook mama tegen haar en [de minderjarige] heeft dat overgenomen. De vader heeft meerdere malen tegen [de minderjarige] gezegd dat hij ook “ [naam] ” mag zeggen tegen zijn huidige partner. [de minderjarige] veranderde dat zelf al snel weer in “mama”. De vader is van mening dat hij [de minderjarige] niet kan verplichten om geen “mama” te zeggen tegen zijn partner. [de minderjarige] is hierin lastig te sturen en de vader wil hem hiervoor niet straffen. Hij geeft aan dat het [de minderjarige] duidelijk is dat hij maar één echte moeder heeft. Volgens de vader is de huidige situatie niet verwarrend voor [de minderjarige] .

5De beoordeling

vervangende toestemming inschrijving basisschool [basisschool]

5.1.

De rechtbank zal het verzoek van de moeder toewijzen en vervangende toestemming verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool] . De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing komt.

5.2.

De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat beide ouders toestemming dienen te geven voor de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool. Geschillen hieromtrent kunnen op grond van artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank zal een beslissing nemen als haar in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt.

5.3.

De moeder heeft [de minderjarige] in eerste instantie zonder medeweten en instemming van de vader ingeschreven bij [basisschool] en de voorschoolse opvang. De vader heeft terecht opgemerkt dat dit geen juiste gang van zaken is geweest. De ouders hebben beide het gezag over [de minderjarige] en moeten over zulke beslissingen voorafgaand overleg voeren. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit voortraject heeft geleid tot enig wantrouwen bij de vader.

5.4.

Het is de rechtbank echter niet gebleken dat de kwaliteit van het onderwijs van [basisschool] niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De vader heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Kanjertraining op [basisschool] onder niveau wordt aangeboden en dat dit niet goed zou zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . De vader voelt zich naar de rechtbank begrijpt met name niet serieus genomen door de school en hij vindt dat hij als ouder onvoldoende informatie ontvangt. Dit staat echter los van de vraag of inschrijving bij [basisschool] al dan niet in het belang van [de minderjarige] is. De rechtbank overweegt hierbij ook dat de vader ter zitting heeft gezegd dat zijn standpunt over [basisschool] waarschijnlijk anders zou zijn geweest als hij door de school wel serieus was genomen.

5.5.

Volgens de huidige zorgregeling is [de minderjarige] doordeweeks de ene week één dag en de andere week twee dagen bij de vader en de rest van de tijd bij de moeder. Daarmee zal [de minderjarige] het vaakst vanuit de woning van de moeder richting school moeten. De vader heeft niet gemotiveerd weersproken dat de route vanuit de woning van de moeder naar [basisschool] momenteel makkelijk en veilig is voor [de minderjarige] . Dat er over een aantal jaar misschien wordt gesloopt en gebouwd nabij [basisschool] , is een eventuele toekomstige omstandigheid waarmee de rechtbank nu geen rekening kan en zal houden.

5.6.

De moeder heeft onweersproken gesteld dat [basisschool] beschikt over een voorschoolse opvang en [basisschool] niet. Zij moet hiervan één ochtend per week gebruik maken. De vrouw heeft geregeld met haar werkgever dat zij [de minderjarige] zelf naar deze opvang kan brengen. Het aanbod van de vader om de zorgregeling die dag om te draaien, behoeft hierdoor geen bespreking.

5.7.

Alles overwegende zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen.

verzoek ten aanzien van het gebruik van het woord “mama”

5.8.

Geschillen in het kader van de gezamenlijke uitoefening van het gezag kunnen aan de rechtbank worden voorgelegd op grond van artikel 1:253a lid 1 BW.

5.9.

Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouders om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 BW) .

5.10.

De rechtbank is van oordeel dat de vraag of een kind de nieuwe partner van een van de ouders mag aanspreken met mama of papa een onderwerp is dat samenhangt met de uitvoering van het ouderlijk gezag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een geschil over dit onderwerp een geschil is dat op grond van artikel 1:253a BW aan de rechtbank kan worden voorgelegd. De rechtbank acht de moeder dan ook ontvankelijk in haar verzoek.

5.9.

[de minderjarige] heeft één moeder en één vader. Dit moet voor [de minderjarige] duidelijk zijn en duidelijk blijven. Als [de minderjarige] de vrijheid heeft en krijgt om ook de partner van de vader aan te spreken met mama kan er voor [de minderjarige] verwarring gaan ontstaan over zijn afkomst en over zijn familiebanden. Dit kan leiden tot problemen in zijn ontwikkeling. Het exclusieve gebruik van de aanspreekvorm mama voor de moeder van [de minderjarige] draagt er ook aan bij dat de band tussen [de minderjarige] en de moeder niet verstoord raakt door de rol van de nieuwe partner van de vader in het leven van [de minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van de vrouw op dit punt dan ook toewijzen. De rechtbank geeft ouders daarbij mee dat zij er goed aan doen om [de minderjarige] hierin te begeleiden en hem duidelijk te maken dat het gebruik van het woord “mama” voor de moeder van [de minderjarige] is voorbehouden. Niet door hem te straffen maar door hem hierin op een juiste manier te begeleiden. Partijen zullen hier één lijn in moeten gaan trekken. De rechtbank wijst erop dat advies bij het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) kan worden ingewonnen over hoe dit het beste aangepakt kan worden.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

verleent aan de vrouw vervangende toestemming tot inschrijving van de minderjarige:

- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]
op basisschool [basisschool] te [plaats] ;

6.2.

bepaalt dat de ouders slechts de moeder zullen aanspreken en alleen naar haar zullen verwijzen bij het gebruik van het woord “mama” en dat zij ook derden hiervan in kennis stellen en hen hierop zullen wijzen, waaronder de huidige partner en op termijn het halfzusje van [de minderjarige] ;

6.3.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733