Rechtbank Rotterdam 11-05-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:3831

Datum publicatie17-05-2022
ZaaknummerC/10/612948 / HA ZA 21-124
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Vergoedingsrechten;
Familieprocesrecht; Notariële akte
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrouw veroordeeld tot betalen schadevergoeding aan man van € 170.000 wegens onrechtmatige daad: geld van rekening man gebruiken voor online gokken. Vrouw heeft onvoldoende betwist dat zij degene was die van de rekening van de man bedragen gebruikte om te gokken. Ze betwist niet dat de man de financiën geheel aan haar overliet. Het ligt dan op haar weg om uit te leggen wie de overschrijvingen gedaan heeft. Geen verjaring: vrouw had duidelijk aan moeten geven vanaf wanneer man bekend was met schade en aansprakelijke persoon.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer: C/10/612948 / HA ZA 21-124

vonnis van 11 mei 2022

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser] , gemeente [gemeente eiser] ,

eiser,

advocaat mr. D.W.M. de Haan,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] , gemeente [gemeente gedaagde] ,

gedaagde,

advocaat mr. G.E. van der Pols.

Partijen worden hieronder ook aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

- de dagvaarding van 27 januari 2021 met producties,

- de conclusie van antwoord,

- het proces-verbaal van de zitting van 2 november 2021 en de reactie daarop van mr. Van der Pols en mr. De Haan.

2.Kern van het geschil

Partijen hebben samengewoond. De man vordert na de beëindiging daarvan van de vrouw (a) een bijdrage in de kosten van de huishouding en (b) terugbetaling van bedragen die zij van zijn rekening heeft afgeschreven.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.

Partijen zijn in juni 2001 gaan samenwonen. Op 27 december 2002 is hun dochter geboren.

3.2.

Op 11 april 2016 hebben partijen ten overstaan van een notaris een schriftelijke samenlevingsovereenkomst (verder: de overeenkomst) gesloten. In deze overeenkomst

verplichten partijen zich om naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding door hun aandeel op een gemeenschappelijke bankrekening te storten (artikel 3 leden 2 en 3 van de overeenkomst).

3.3.

Partijen hadden geen gemeenschappelijke bankrekening.

3.4.

Eind februari 2020 is de relatie verbroken. De man heeft de samenlevingsovereenkomst met een aangetekende brief aan de vrouw per 1 juni 2020 opgezegd.

3.5.

De man heeft op 6 januari 2021 beslag laten leggen onder de notaris op gelden die aan de vrouw toekomen, zoals haar aandeel in de verkoopopbrengst van de woning van partijen.


4.De vordering

4.1.

De man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld om aan de man te betalen:
(a) € 34.204,55 als bijdrage aan de kosten van de huishouding van 2016 tot einde overeenkomst in 2020;

(b) € 170.000,00 als schadevergoeding wegens het zonder toestemming bedragen overmaken naar (betalingsdiensten voor) goksites vanaf de bankrekening van de man.

4.2.

De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zij betwist het gestelde onder (b). Als verweer voert zij aan:
Bij (a): De man heeft zijn recht op een bijdrage in de kosten van de huishouding verwerkt;

De vrouw heeft haar aandeel in de kosten van de huishouding betaald;
Bij (b): De vordering is, voor zover het de periode voor 8 mei 2015 betreft, verjaard.

5.De beoordeling

Kosten van de huishouding

5.1.

In de samenlevingsovereenkomst hebben partijen het volgende (in artikel 3 lid 2) afgesproken:

Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
Onder inkomen wordt verstaan het besteedbare inkomen na betaling van belastingen, premies sociale verzekeringen en kosten die redelijkerwijs gemaakt moeten worden voor de verwerving van het inkomen.

5.2.

De man geeft een berekening van het bedrag dat de vrouw volgens hem verschuldigd is over de jaren 2016 tot en met 2020 onder 23 van de dagvaarding. Het inkomen van de vrouw stelt hij steeds op € 1.400,00 per maand en haar aandeel in de gemeenschappelijke huishouding verschilt volgens hem per jaar, naar de verhouding van de beide netto-inkomens van de man en de vrouw, en varieert daarmee van 31% over 2016 tot 27% over 2020.

Volgens de man was de vrouw in het duurste jaar (2016) 31% van € 24.731,00 aan de huishouding verschuldigd. Dat is € 638,90 per maand.. Het bedrag van € 24.731,00 betreft in de opstelling van de man echter de kosten van de huishouding per jaar, zoals alléén door de man (d.w.z. van zijn bankrekening) voldaan. En de man betwistte ter zitting niet dat de vrouw elke maand ten minste óók € 1.000,00 aan het huishouden van haar bankrekening heeft uitgegeven, zoals aan de door haar met name genoemde posten (CvA onder 9). Hij heeft haar uitgaven bij de berekening van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding niet betrokken en alleen zijn eigen bankrekening geanalyseerd. Zijn cijfermatige opstelling is niet volledig en dus ook niet juist. Voor zover de vordering van de man niet reeds hierom moet worden afgewezen, geldt nog het volgende.

5.3.

Partijen hadden samen een royaal inkomen en de man liet de financiële huishouding gedurende de samenwoning steeds geheel over aan de vrouw. Dat veranderde niet nadat hij een duidelijke schriftelijke overeenkomst met de vrouw had gesloten. Partijen hebben er voor gekozen om ook na die overeenkomst geen gemeenschappelijke rekening te openen en hun huishouding financieel niet zo in te richten als in de overeenkomst is beschreven. Door na het sluiten van de overeenkomst de oude werkwijze ongewijzigd voort te zetten, heeft de man bij de vrouw de indruk gewekt dat hij niet hechtte aan een strikte naleving van artikel 3 lid 2 van de overeenkomst. De redelijkheid en billijkheid brengen in zo’n geval mee dat de man zijn houding niet ineens kan wijzigen als de samenwoning is beëindigd. Indien de vrouw al minder zou hebben bijgedragen dan haar aandeel volgens de overeenkomst, heeft de man zijn recht op nakoming van artikel 3 lid 2 van de overeenkomst verwerkt. De vordering van de man betreffende de kosten van de huishouding wordt dus afgewezen.

Schadevergoeding
5.4. Vast staat dat de man zijn bankzaken steeds geheel overliet aan de vrouw en zelf niet aan internetbankieren deed.

De man stelt dat de vrouw zonder zijn instemming over een periode van 2010 tot 2020 in totaal
€ 170.000,00 van zijn rekening heeft overgemaakt naar online goksites of betaalbedrijven die het on-line gokken faciliteren. De bedragen die de vrouw aan on-line gokken heeft uitgegeven specificeert hij in productie 4, bijlage 2 bij de dagvaarding. Uit die cijfers blijkt dat 900 keer afgeronde bedragen (aanvankelijk € 50,00 tot € 100,00 en later tot € 300,00 en incidenteel
€ 400,=) van zijn rekening zijn afgeschreven. Vaak ging het op één dag om twee of drie of vier overboekingen op verschillende tijdstippen, zodat het op zo’n dag om dagtotalen tot
€ 1000,= ging. Bijvoorbeeld ging het volgens het overzicht op 28 juli 2019 om vier keer € 250,=, namelijk om 00.39 uur, om 08.51 uur, om 13.08 uur en om 19.18 uur. In de periode van 17 maart 2010 tot en met 22 augustus 2010 betreft het overboekingen naar Pay en Play, daarna een hele tijd naar Dazzletag Entertainment Ltd (tot medio 2014). Vanaf 2 juli 2014 tot en met 25 oktober 2016 gaat het om overboekingen naar Envoy Services Limited. Vanaf 30 oktober 2016 tot en met 24 januari 2020 gaat het om overboekingen naar PPRO Financial Ltd.

5.5.

Indien de vrouw de rekening van de man heeft gebruikt buiten de algemene volmacht om te zorgen voor de huishouding die de man haar stilzwijgend heeft gegeven, handelt de vrouw onrechtmatig. Zij is dan verplicht de schade de man daardoor heeft geleden te vergoeden.

5.6.

Geld van de man overmaken naar goksites valt buiten de volmacht om met geld van de man voor de huishouding te zorgen. De vrouw betwist dat zij het was die (alle) bedragen naar goksites heeft overgemaakt. Zij wijst er op dat de man - kortweg - beter op zijn rekening had moeten passen, stelt dat hij zelf ook gokte althans wel eens achter haar stond als zij bingo speelde, en dat hij ook een dure hobby had (rally rijden).

5.7.

De vrouw heeft ter zitting, gevraagd naar de namen Dazzletag, Envoy en PPRO, aangegeven niet alle namen te herkennen, dat Dazzeletag bingo was, dat het eigenlijk altijd bingo was wat zij speelde, en dat het niet om 900 transacties kan zijn gegaan in die tien jaar, maar dat zij ook nooit op een rijtje heeft gezet wat ze uitgaf aan online gokken/spelen.

5.8.

Dat het de vrouw was die van de rekening van de man bedragen gebruikte om te gokken heeft de vrouw onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij voert aan dan de man zelf ook gokte - hetgeen de man ter zitting uitdrukkelijk heeft weersproken - maar de vrouw betwist niet dat de man de financiën geheel aan haar overliet. Het ligt dan op haar weg om uit te leggen wie de overschrijvingen van bijlage 2 bij productie 4 bij dagvaarding gedaan heeft.

Ook legde de vrouw ter zitting uit dat haar eigen bankrekening en die van de man voor haar ‘een pot nat waren’. De winsten van het gokken liet zij echter overmaken naar haar privé-rekening. Deze geraffineerde handelwijze is in strijd met haar volmacht en onrechtmatig jegens de man. Het argument dat de man een (andere) dure hobby had (rally rijden) is niet relevant, want de vrouw stelt niet dat zij van haar rekening aan deze hobby meebetaalde.
De vrouw kan de man ook niet tegenwerpen dat hij beter had moeten opletten. Zij heeft onrechtmatig gehandeld en dan past het haar niet de man te verwijten dat hij haar ten onrechte heeft vertrouwd.

De man heeft ter zitting meegedeeld dat hij wist dat de vrouw graag spelletjes speelde op de I-pads van het gezin. Ook had hij haar wel eens gevraagd of het geld kostte. Toen zei de vrouw: “een paar centen”. Dat - kennelijk - op deze zijdelingse manier erover is gepraat leidt niet tot een ander oordeel. De man hoefde niet te rekenen op deze schaal van misbruik van de volmacht. Als de vrouw openheid van zaken had gegeven (ook over het zelf incasseren van gokwinsten) en de man had het goedgekeurd of er niets van gezegd, had de vrouw er op mogen vertrouwen dat de man het goed vond. Daarvan was echter geen sprake.

5.9.

De vrouw doet een beroep op verjaring. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden (art 3:310 BW) . Tussen partijen staat vast dat de man de vrouw bij brief van 8 mei 2020 heeft aangemaand tot vergoeding van zijn schade, zodat een lopende verjaringstermijn geacht moet worden met die brief te zijn gestuit.

5.10.

Volgens de man was hij ten tijde van de stuitingsbrief pas zo’n twee maanden op de hoogte van zijn schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De man heeft ter zitting uitgelegd dat (en hoe) hij had bemerkt dat de vrouw grote bedragen aan on-line gokken had uitgegeven toen de dochter van partijen hem had geholpen een bankieren-app op zijn telefoon te zetten, en hij gezamenlijk met zijn dochter zag dat er regelmatig grote bedragen van zijn rekening waren overgeboekt, waar ze allebei niets van begrepen en erg van schrokken. De aanleiding om de bankieren-app op zijn telefoon te willen was, dat hij in het begin van 2020 niet begreep waarom iets duurs wat hij wilde kopen, volgens de vrouw niet kon worden aangekocht wegens onvoldoende saldo. Eerder had hij geen inzage gehad in zijn bankrekening omdat hij geen papieren afschriften kreeg, niet aan internetbankieren deed, en zijn boekhouder alleen het jaaroverzicht van zijn bankrekening gebruikte.

5.11.

De vrouw heeft haar verjaringsverweer bij conclusie van antwoord onderbouwd met de stelling dat de man “nu en dan” papieren bankafschriften kreeg en de man steeds de mogelijkheid had om digitaal en via zijn boekhouder inzicht te krijgen in het verloop van zijn rekening, en dat hij daarom bekend verondersteld moet worden met alle transacties die via zijn bankrekening zijn verlopen. De vrouw stelt dus niet dat de man daadwerkelijk (veel) eerder bekend was met haar uitgaven voor on-line gokken. En gelet op wat de man ter zitting heeft toegelicht over (het waarom van) zijn onwetendheid en het moment en de wijze waarop hij zijn ontdekking deed, had het op de weg van de vrouw gelegen om deze gang van zaken ter zitting te weerspreken, duidelijk aan te geven vanaf wanneer de man volgens haar dan wèl op de hoogte was, en ter zake een uitdrukkelijk en gespecificeerd bewijsaanbod te doen. Zij heeft dat nagelaten. Haar beroep op verjaring van de vordering is daarom onvoldoende gemotiveerd en wordt verworpen.

5.12.

Het overzicht van productie 4, bijlage 2 bij de dagvaarding bevat volgens de man de overboekingen (tot het totaal van € 170.840,= in de periode van 22 februari 2010 tot en met februari 2020) die de vrouw heeft gedaan van de rekening van de man om on-line te gokken. De vrouw heeft de juistheid van de bestemming van de opgenomen bedragen aan “on-line gokken” onvoldoende gemotiveerd betwist met haar stelling dat sommige namen van de begunstigden haar niet bekend voorkomen. Juist nu zij het was die (als enige) de financiën deed kon zij bij uitstek tekst en uitleg geven van de overboekingen, hetgeen zij heeft nagelaten. De vordering van de man (schadevergoeding van € 170.000,=) zal dus worden toegewezen.

5.13.

De wettelijke rente over € 170.000,= vanaf de dagvaarding zal worden toegewezen, omdat de vrouw niet betwist dat zij vanaf die dag in verzuim is.

Proceskosten

5.14.

De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen levensgezellen zijn geweest. Elk van hen moet de eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De rechtbank

6.1.

veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen € 170.000,= met de wettelijke rente daarover vanaf 27 januari 2021;

6.2.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.3.

compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;

6.4.

wijst af het meer of anders gevorderde.


Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.

638



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733