Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3560

Datum publicatie09-05-2022
Zaaknummer200.304.192/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
Formele relatiesCassatie: ECLI:NL:HR:2023:949, Niet ontvankelijk
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Curatele;
Pensioen; Pensioenverweer;
Familieprocesrecht; Duurzame ontwrichting; Ontvankelijkheid; Misbruik procesrecht / bevoegdheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man staat onder curatele en krijgt in echtscheidingsprocedure van curator geen toestemming voor voeren van pensioenverweer of vernietiging huwelijkse voorwaarden. Hof: pensioenverweer en verzoek vernietiging huwelijksvoorwaarden hebben een vermogensrechtelijk karakter; de ondercuratelestelling staat er ogv art. 1:381 lid 2 BW aan in de weg dat de man dat verweer/verzoek zelf voert. Man niet-ontvankelijk in verweer/verzoek. Door echtscheiding te verzoeken maakt vrouw geen misbruik van recht: duurzame ontwrichting staat vast.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.304.192/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 205056)

beschikking van 26 april 2022

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. P.P. Hoyng te Haarlem,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. B.L. van Riel te Assen.

Als belanghebbende is aangemerkt:

[de curator] B.V.,

kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

verder te noemen: de curator.

1
1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 3 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 3 december 2021;

- het verweerschrift;

- een brief van de curator van de man van 21 februari 2022;

- een journaalbericht namens de man van 24 maart 2022 met bijlage(n);

- een journaalbericht namens de man van 29 maart 2022 met bijlage(n).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens [de curator] B.V. zijn verschenen mevrouw [naam1] en mevrouw [naam2] .

3De feiten

3.1

De man is bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 9 december 2015 onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en wegens gewoonte van drankmisbruik, met benoeming van [de curator] B.V. tot curator.

3.2

Partijen zijn [in] 1982 onder het maken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. De huwelijkse voorwaarden zijn nadien gewijzigd bij akte van 14 juli 2008 en bij akte van 24 februari 2021 (gerectificeerd bij akte van 29 maart 2021).

3.3

De vrouw heeft de rechtbank op 9 april 2021 verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.

3.4

De man heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht:
I. het eenzijdige verzoek tot echtscheiding van de vrouw af te wijzen op grond van artikel 3:13 BW, althans de echtscheiding niet uit te spreken op grond van artikel 1:153 BW, althans de echtscheiding pas uit te spreken wanneer door de vrouw een voorziening is getroffen onder het stellen van een in goede justitie te bepalen termijn aan de vrouw tot het doen van een voorstel met betrekking tot een dergelijke voorziening;

II. te verklaren voor recht dat de akte huwelijkse voorwaarden van 14 juli 2008 rechtsgeldig is vernietigd, althans te bepalen dat het eenzijdig verzoek van de vrouw tot echtscheiding pro forma wordt aangehouden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in de aanhangige cassatiezaak met nummer 21/01857.

3.5

De curator van de man heeft aan de rechtbank bericht geen toestemming te verlenen aan de man voor het voeren van verweer voor zover dat verweer een vermogensrechtelijke karakter heeft.

3.6

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4De omvang van het geschil

4.1

De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
I. het eenzijdige verzoek tot echtscheiding van de vrouw af te wijzen op grond van artikel 3:13 BW, althans de echtscheiding niet uit te spreken op grond van artikel 1:153 BW, althans de echtscheiding pas uit te spreken wanneer door de vrouw een voorziening is getroffen onder het stellen van een in goede justitie te bepalen termijn aan de vrouw tot het doen van een voorstel met betrekking tot een dergelijke voorziening;

II. te verklaren voor recht dat de akte huwelijkse voorwaarden van 14 juli 2008 rechtsgeldig is vernietigd, althans te bepalen dat het eenzijdig verzoek van de vrouw tot echtscheiding pro forma wordt aangehouden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in de aanhangige cassatiezaak met nummer 21/01857;

III. de vrouw te veroordelen in de proceskosten van beide procedures.

4.2

De vrouw heeft verweer gevoerd en het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de verzoeken van de man in hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, althans hem deze verzoeken in hoger beroep als ongegrond en onbewezen te ontzeggen, althans zijn hoger beroep te verwerpen;

- de bestreden beschikking op de beslissing van de echtscheiding te bekrachtigen;

- de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.

5De motivering van de beslissing

5.1

Tussen partijen is in geschil of de echtscheiding kan worden uitgesproken.
De gang van zaken bij de rechtbank

5.2

Voor zover de man heeft aangevoerd dat de rechtbank de zaak ten onrechte zonder mondelinge behandeling heeft afgedaan, heeft hij daarbij naar het oordeel van het hof geen belang. De man heeft de zaak in hoger beroep opnieuw ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid is gesteld zijn inhoudelijke bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar te maken. De procedure in hoger beroep strekt er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren.
De duurzame ontwrichting

5.3

Op grond van artikel 1:151 BW wordt de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.

5.4

Indien een echtgenoot stelt, en daarbij volhardt, dat hij/zij niet meer met zijn/haar echtgenoot kan samenleven, zal dit door de rechter moeten worden opgevat als een zeer ernstige aanwijzing dat de toestand van duurzame ontwrichting bestaat en vormt dit volgens vaste rechtspraak vrijwel altijd een beslissende aanwijzing dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het gedurende langere tijd niet meer samenwonen vormt eveneens een ernstige aanwijzing voor duurzame ontwrichting.

5.5

De vrouw heeft gesteld en volhardt dat sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk. De man heeft daar in eerste aanleg verweer tegen gevoerd en doet dat opnieuw in hoger beroep. Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht opnieuw herhaald en wederom bevestigd dat zij van de man wil scheiden. Uit het dossier blijkt bovendien dat partijen al jaren niet meer samenwonen en blijkt ook dat de vrouw moedeloos is over de geschillen die er tussen haar en de man bestonden en bestaan. Zij ervaart daar zeer veel last van (mentaal en financieel) en heeft aangegeven dat zij haar eigen leven zonder de man verder vorm wil gaan geven. Zij wijst er daarbij op dat de man in zijn verweerschrift bij de rechtbank onder 19 zelf ook erkent dat sprake is van een duurzame ontwrichting en de man zich alleen vanwege financiële redenen verzet tegen een echtscheiding. Gelet op de feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, zoals bedoeld in artikel 1:151 BW.


Het pensioenverweer

5.6

De man heeft zich ook tegen het uitspreken van de echtscheiding verzet met een beroep op het zogeheten pensioenverweer als bedoeld in artikel 1:153 lid 2 BW. Hij heeft gesteld dat de echtscheiding pas kan worden uitgesproken wanneer een toereikende voorziening is getroffen voor de bestaande en ten gevolge van de scheiding wegvallende pensioenrechten voor de man.

5.7

Vaststaat dat de man onder curatele staat en dat de curator geen toestemming aan de man heeft verleend voor het voeren van dit pensioenverweer.

5.8

De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof terecht geoordeeld dat het pensioenverweer van de man een vermogensrechtelijk karakter heeft en dat de ondercuratelestelling er gelet op het bepaalde in artikel 1:381 lid 2 BW aan in de weg staat dat de man dat verweer zelf voert.

5.9

De man is daarom niet-ontvankelijk in het door hem gevoerde pensioenverweer.
Het beroep op misbruik van recht

5.10

De man stelt verder dat de echtscheiding niet uitgesproken kan worden omdat sprake is van misbruik van recht (artikel 3:13 BW) .

5.11

Artikel 3:13 BW lid 1 bepaalt dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet kan inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.

5.12

Het misbruik van recht is er volgens de man in de eerste plaats in gelegen dat de curator hem geen toestemming verleent om vermogensrechtelijke verweren te voeren, en daardoor zijn belangen niet goed behartigt. Volgens de man maakt de curator hem monddood. De man stelt dat de curator hem op grond van artikel 1:381 lid 4 juncto artikel 1:453 en 454 BW zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak moet betrekken. Dat heeft de curator hier nagelaten.

5.13

Naar het oordeel van het hof is op grond van hetgeen de man heeft gesteld niet vast komen te staan dat sprake is van misbruik van recht door de curator, omdat aan de man geen toestemming wordt verleend om vermogensrechtelijke verweren te voeren. Bovendien betreft dat een zaak tussen de man als curandus en de curator, die niet binnen het bestek van deze procedure kan worden gevoerd.

5.14

Daarnaast heeft de man ter zitting gesteld dat de vrouw misbruik maakt van haar recht om de echtscheiding te verzoeken, omdat er nog geen beslissing is genomen in de door de man aanhangig gemaakte cassatiezaak bij de Hoge Raad met het nummer 21/01857. Volgens de man moet de uitkomst van deze procedure worden afgewacht, alvorens de echtscheiding kan worden uitgesproken. In de thans aanhangige procedure bij de Hoge Raad zal beslist worden over de vraag of de kantonrechter aan de curator een machtiging mocht verlenen om tegen de wil van de man in de huwelijkse voorwaarden van partijen in 2021 te wijzigen. Volgens de man had de kantonrechter deze machtiging niet aan de curator mogen verlenen. Indien de echtscheiding wordt uitgesproken, zal het huwelijksvermogen worden afgewikkeld volgens de huwelijkse voorwaarden van 2021, aldus de man. Hierdoor staat er voor de man veel op het spel.

5.15

Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit moet blijken dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid de echtscheiding te verzoeken, in die zin dat zij deze bevoegdheid heeft uitgeoefend met geen ander doel dan de man te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of dat de vrouw, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen haar belang bij de uitoefening van die bevoegdheid en het belang van de man dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. In rechtsoverweging 5.5 heeft het hof reeds geoordeeld dat het huwelijk tussen partijen duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding is meer dan een jaar geleden ingediend. De vrouw heeft er recht op en belang bij dat de echtscheiding wordt uitgesproken, zodat zij verder kan met haar leven. Dat betekent dat het hof de uitgesproken echtscheiding zal bekrachtigen.
Het verzoek ten aanzien van de vernietiging van de huwelijkse voorwaarden

5.16

De man heeft tot slot verzocht voor recht te verklaren dat de akte van huwelijkse voorwaarden van 14 juli 2008 rechtsgeldig is vernietigd, althans te bepalen dat het verzoek van de vrouw tot echtscheiding wordt aangehouden tot de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in de zaak van de man die daarop betrekking heeft.

5.17

Het hof constateert dat ook dit verzoek van de man een vermogensrechtelijk karakter heeft en dat de curator geen toestemming aan de man heeft verleend om dit verzoek te doen. De rechtbank heeft de man daarom op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek. Het hof zal die beslissing bekrachtigen.
De proceskosten

5.18

De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen in de proceskosten in beide instanties en de vrouw heeft verzocht de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.

5.19

In echtscheidingsprocedures wordt terughoudend omgegaan met een proceskostenveroordeling. Als hoofdregel geldt dan dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel. Het hof zal bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure in hoger beroep. De beslissing van de rechtbank over de proceskosten zal worden bekrachtigd.

6. De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 3 september 2021;

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure in hoger beroep;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.P. den Hollander en
F.V. Marquenie, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 26 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733