Rechtbank Noord-Nederland 11-01-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:31

Datum publicatie12-01-2022
ZaaknummerC/18/210585 / FA RK 21-4434
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsGroningen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR huwelijk;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid; Vovo art. 822 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Echtscheidingsverzoek. NL rechter rechtsmacht. NL recht toepasselijk (art. 10:56 BW). Voorvraag: zijn partijen met elkaar gehuwd en kan het volgens hen in Eritrea gesloten huwelijk in NL worden erkend? Nee, kindhuwelijk (art. 10:32 aanhef en onder c BW). Openbare orde exceptie. Niet-ontvankelijk.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaak-/rekestnummers: C/18/210585 / FA RK 21-4434 (voorlopige voorziening) en C/18/208636 / FA RK 21-3125 (bodemprocedure)

Beschikking van 11 januari 2022 in de zaak van

[de vrouw] ,

die woont in [woonplaats 1] ,

en die hierna "de vrouw" wordt genoemd,

advocaat mr. ing. M.R.P. Ossentjuk, die kantoor houdt in Groningen,

en

[de man] ,

die woont in [woonplaats 2] ,

en die hierna "de man" wordt genoemd,

advocaat mr. A.R.H. Baas, die kantoor houdt in Groningen,

Het procesverloop

In de zaak met het zaaknummer C/18/208636 / FA RK 21-3125 (bodemprocedure)

De procedure is ingeleid met het verzoek van de vrouw, door de rechtbank ontvangen op 12 oktober 2021.

Op 27 december 2021 heeft de rechtbank van de man een verweerschrift met zelfstandige verzoeken ontvangen.

In de zaak met het zaaknummer C/18//210585 / FA RK 21-4434 (voorlopige voorziening)

De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de man tot het treffen van voorlopige voorzieningen, dat de rechtbank heeft ontvangen op 27 december 2021.

In beide zaken

Op 7 januari 2022 heeft de rechtbank de zaken gevoegd mondeling behandeld. Daarbij zijn verschenen en gehoord de man, de vrouw, die werden bijgestaan door hun advocaten en de heer [naam 1] , tolk Tigrinya met het tolknummer 5427, en [naam 2] , die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna “de Raad”) vertegenwoordigt.

De dochter van partijen, [naam minderjarige 1] , is uitgenodigd om voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de rechter te praten. Zij heeft van die uitnodiging geen gebruik gemaakt.

Ten slotte is bepaald dat vandaag deze beschikking zal worden gegeven.

De feiten

De rechter kan bij de beoordeling van de verzoeken uitgaan van de volgende feiten.

Partijen stellen dat zij op 20 januari 1992 te Adi Ukbayes (Eritrea) met elkaar zijn gehuwd. Zij hebben de Eritrese nationaliteit.

De vrouw heeft al meer dan een jaar voor indiening van het verzoekschrift tot scheiding haar gewone verblijfplaats in Nederland.

Zij zijn de ouders van de nu twaalf jaar oude [naam minderjarige 2] (hierna: [naam minderjarige 2] ), die is geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] (Eritrea), de nu zestien jaar oude [naam minderjarige 1] (hierna: [naam minderjarige 1] ), die is geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Eritrea) en hun inmiddels meerderjarige kind [naam meerderjarige] . De kinderen hebben de Eritrese nationaliteit.

De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak?

Partijen hebben zich tot de rechtbank gewend, omdat zij willen dat de rechtbank de echtscheiding tussen hen uitspreekt en nevenvoorzieningen geeft. De man wil bovendien dat de voor de duur van de echtscheidingsprocedure voorlopige voorzieningen worden getroffen. Het is in deze zaak echter de vraag of de man en de vrouw in hun verzoeken kunnen worden ontvangen. Daarvoor is vereist dat in deze procedure voldoende komt vast te staan dat partijen met elkaar zijn gehuwd en dat het volgens hen in Eritrea gesloten huwelijk ook hier in Nederland kan worden erkend.

Voordat de rechter hierover kan oordelen, zal hij gelet op de internationale aspecten van de zaak, eerst moeten beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en wanneer dat zo is, welk recht van toepassing is op ieder van de verzoeken.

Is de rechter bevoegd en zo ja, welk recht is van toepassing?

Omdat de vrouw haar gewone verblijfplaats op het moment van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding in Nederland had en zij daar ook voorafgaand aan die indiening sinds tenminste een jaar haar onmiddellijke verblijfplaats had, is de Nederlandse rechter bevoegd om het verzoek tot echtscheiding te behandelen en te beslissen.

Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is het Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.

Kan de echtscheiding tussen partijen worden uitgesproken?

Op grond van artikel 10:31 BW moet de rechter beoordelen of partijen in Eritrea zijn gehuwd en als dat komt vast te staan, of dit in Eritrea gesloten huwelijk in Nederland erkend kan worden.

De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij op 20 januari 1992 te Adi Ukbayes, Eritrea, met de man is gehuwd. Ze legt in deze procedure ten bewijze daarvan een op 20 januari 2019 opgemaakte akte over, waarin ingevolge artikel 2.8 Wet BRP haar onder ede afgelegde verklaring is neergelegd. Meer of ander bewijs van het bestaan van het huwelijk is niet bijgebracht. Wat de vrouw heeft verklaard, is door de man bevestigd.

Om proceseconomische redenen zal de rechtbank aannemen dat partijen op het door hen gestelde tijdstip op de door hen gestelde plaats zijn gehuwd.

De vrouw is volgens haar eigen verklaring geboren op 1 juli 1979. Dit betekent dat zij op het moment dat zij stelt met de man te zijn gehuwd, nog maar twaalf jaar oud was. Er is sprake van een kindhuwelijk.

Het is daarom de vraag of het door de vrouw gestelde huwelijk in Nederland erkend kan worden.

Daarbij is het uitgangspunt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31, eerste lid, BW) .

Op dit uitgangspunt geldt een uitzondering. Op grond van artikel 10:32 aanhef en onder c BW wordt aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden als een van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt en dus minderjarig was.

Uit de beschikbare landeninformatie over Eritrea (de rechter wijst in dit verband op algemeen ambtsbericht over Eritrea van oktober 2019 en de daarin aangehaalde nog steeds toegepaste Transitional Civil Code uit 1991), valt af te leiden dat ook in Eritrea kindhuwelijken, waarmee wordt bedoeld een huwelijk dat wordt gesloten met een kind dat nog niet achttien jaar oud is, niet zijn toegestaan. Daarop worden wel uitzonderingen gemaakt, maar gesteld noch gebleken is dat een dergelijke uitzondering hier van toepassing is.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat zo er al sprake is van een huwelijk, dit huwelijk naar Eritrees recht niet rechtsgeldig zou zijn. Dit op zichzelf genomen brengt al met zich dat het gestelde huwelijk in Nederland niet erkend kan worden.

Hieraan doet naar het oordeel van de rechter niet af dat het huwelijk wel hier ten lande is geregistreerd. Die registratie is mogelijk als dit door de één van de echtgenoten wordt gevraagd op het moment dat zij beiden de leeftijd van achttien jaar inmiddels hebben bereikt (vgl. Kamerstukken II 32175, nr. 65). Het huwelijk wordt dan geregistreerd, maar zonder toetsing.

Die registratie doet niet af aan de taak van de rechter die zelfstandig moet beoordelen of de openbare orde-exceptie zich tegen erkenning verzet. De rechter vindt dat een huwelijk met een twaalfjarig kind in Nederland hoe dan ook niet kan en niet behoort in Nederland te worden erkend.

Een en ander brengt met zich dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek tot echtscheiding en dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Er is immers geen voor erkenning vatbaar huwelijk dat door echtscheiding kan worden ontbonden, zodat ook geen nevenvoorzieningen kunnen worden gegeven en evenmin voorlopige voorzieningen kunnen worden getroffen. De rechter neemt daarom de volgende beslissing.

De rechter wijst partijen ten overvloede erop dat als één van hen de niet-erkenning van het huwelijk wenst, het verzoek kan worden gedaan tot niet-erkenning van een buitenlands huwelijk (art. 1:26 BW) . Dit verzoek kan ook worden gedaan als, zoals hier, het huwelijk al is geregistreerd in de Brp. De rechtbank kan dan besluiten om een verklaring voor recht af te geven dat het huwelijk niet voor inschrijving vatbaar is, waarmee de gestelde huwelijkse band tussen partijen wordt doorgesneden.

De beslissing

De rechter:

verklaart partijen in hun verzoeken niet-ontvankelijk.

Deze beschikking is gegeven te Groningen door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingesteld ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden

fn: PGdeB



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733