Rechtbank Amsterdam 06-01-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1

Datum publicatie11-01-2022
Zaaknummer9280646 CV EXPL 21-8707
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Arbeidsrecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind;
Overig
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Eiser had geen vaststellingsovereenkomst mogen sluiten ter beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Dit is een vervreemding van goederen die onder het bewind vallen, waarvoor de medewerking van de bewindvoerder nodig is. De rechtshandeling is dan ook ongeldig gelet op art. 1:439 BW. Dit is geen dwangarbeid; eiser en werkgever hadden aan de bewindvoerder medewerking moeten vragen voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en bij gebrek daaraan een verzoek aan de kantonrechter moeten richten.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 9280646 CV EXPL 21-8707

vonnis van: 6 januari 2022

fno.: 842

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

1. [bewindvoerder 1] en

2. [bewindvoerder 2]

tezamen vormende de maatschap Dé Bewindvoerders, gevestigd te Abcoude,
[bewindvoerder 1] handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser] ,

eisers,

nader te noemen: de bewindvoerder,

gemachtigde: mr. J.F. Overes,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Paragon Customer Communications Netherlands B.V.

gevestigd te Alphen aan den Rijn,

gedaagde,

nader te noemen: Paragon,

gemachtigde: mr. A.L.E.M. Zweipfenning.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 4 juni 2021, met producties, heeft de bewindvoerder een aantal vorderingen ingesteld. Paragon heeft bij conclusie van antwoord, met producties, gereageerd. Daarna is een instructievonnis gewezen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Als bewindvoerder is verschenen [bewindvoerder 1] , vergezeld door [eiser] en de gemachtigde. Namens Paragon zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , met de gemachtigde. Daags voor de zitting heeft de bewindvoerder producties 10 tot en met 13 ingebracht. Paragon heeft verzocht deze producties buiten beschouwing te laten. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen maar wel toegezegd dat Paragon de gelegenheid zal krijgen om nog te reageren op de producties indien deze voor de beslissing relevant zullen blijken te zijn. Paragon heeft immers onvoldoende tijd gehad om deze stukken goed tot zich te kunnen nemen. Partijen zijn vervolgens gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is de datum van het vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:

1.1.

[eiser] (hierna aan te duiden als [eiser] ) is op 4 augustus 2014 in dienst getreden bij Paragon en laatstelijk werkzaam geweest in de functie van Medewerker Operations Flex voor 20 uur per week tegen een bruto loon van € 846,45 per maand (exclusief toeslagen en een reiskostenvergoeding van € 125,37).

1.2.

Bij beschikking van 5 november 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de goederen die (zullen) toebehoren aan [eiser] onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand. [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] zijn tot bewindvoerder benoemd.

1.3.

[eiser] en Paragon hebben op 21 januari 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] met ingang van 1 mei 2021 met wederzijds goedvinden zal eindigen. Paragon was bekend met het bewind. Bij de vaststellingsovereenkomst is een beëindigingsvergoeding afgesproken die aan [eiser] is betaald.

1.4.

Op 12 april 2021 heeft mr. J. Overes namens [eiser] en de bewindvoerder de vaststellingsovereenkomst ongeldig verklaard, omdat [eiser] deze zonder instemming van de bewindvoerder heeft gesloten. Op 14 april 2021 heeft mr. V. Breedveld namens Paragon bericht dat zij van mening was dat de vaststellingsovereenkomst wel geldig was.

1.5.

[eiser] is ziek uit dienst gegaan. Hij ontvangt uit dien hoofde nog steeds maandelijks 70% van het loon van de verzekeraar van Paragon.

Vordering

2. De bewindvoerder vordert, kort gezegd:
- te verklaren voor recht dat de vaststellingsovereenkomst ongeldig is,
- Paragon te veroordelen tot betaling van het loon over de periode vanaf 1 mei 2021 tot het rechtsgeldige einde van het dienstverband, met de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente,
- Paragon te veroordelen om [eiser] toe te laten tot het werk op straffe van een dwangsom,
- Paragon te veroordelen in de proceskosten.

3.
Paragon voert tegen de vorderingen verweer. De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover relevant voor de beslissing, worden besproken.

Beoordeling

3. In geschil is of [eiser] de vaststellingsovereenkomst met Paragon kon sluiten zonder dat hij daarvoor de medewerking van de bewindvoerder had. Volgens de bewindvoerder zou hij, als [eiser] hem om medewerking had gevraagd, die medewerking niet hebben verleend. De vaststellingsovereenkomst is naar de mening van de bewindvoerder nadelig voor [eiser] .

4. De goederen die (zullen) toebehoren aan [eiser] zijn onder bewind gesteld. Artikel 3:1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. In artikel 3:6 BW staat dat vermogensrechten rechten zijn die overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel. Een arbeidsovereenkomst, in dit geval de arbeidsovereenkomst van [eiser] , is geen goed en valt niet onder het bewind, zoals Paragon terecht aanvoert. Wel zijn de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten van [eiser] aan te merken als goederen die onder bewind staan. Deze rechten, met name bestaande uit aanspraak op loonbetaling, beogen de rechthebbende immers materieel voordeel te verschaffen (vergelijk Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525 over de rechten die voortvloeien uit een huurovereenkomst).

5. Artikel 1:438 lid 2 BW bepaalt dat tijdens het bewind de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter over de onder het bewind staande goederen kan beschikken. Dat brengt in dit geval mee dat [eiser] niet zonder medewerking van de bewindvoerder afstand kan doen van zijn rechten die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. De vraag is of [eiser] dat door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft gedaan. In de vaststellingsovereenkomst hebben Paragon en [eiser] afgesproken dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen. Het feitelijke gevolg daarvan is dat er een einde is gekomen aan de rechten van [eiser] uit de arbeidsovereenkomst. Dit moet worden gekwalificeerd als de vervreemding van goederen die onder het bewind vallen, waarvoor de medewerking van de bewindvoerder nodig is.

6. Uit artikel 1:439 lid 1 BW vloeit voort dat een rechtshandeling ongeldig is indien deze ondanks het bewind werd verricht door de rechthebbende. Dit betekent dat de afspraak in de vaststellingsovereenkomst dat de arbeidsovereenkomst tussen Paragon en [eiser] zou eindigen, ongeldig is omdat de medewerking van de bewindvoerder ontbrak.

7. Paragon voert aan dat de bewindvoerder niet bevoegd is om de ongeldigheid van deze afspraak in te roepen. Daarmee miskent Paragon echter dat de bewindvoerder tijdens het bewind de rechthebbende in rechte vertegenwoordigt (artikel 1:441 lid 1 BW) . In dit geval heeft de bewindvoerder ook de machtiging van de kantonrechter gekregen om deze procedure aan te vangen.

8. Volgens Paragon dient de bewindvoerder het belang van [eiser] niet door zijn medewerking te weigeren, maar dat heft de ongeldigheid van de afspraak niet op. Artikel 1:438 lid 2 BW voorziet erin dat de kantonrechter (op verzoek of ambtshalve) machtiging kan verlenen aan de rechthebbende om te beschikken over een onder bewind staand goed indien de bewindvoerder medewerking weigert. Paragon en [eiser] hadden dus de volgende weg moeten volgen. Zij hadden aan de bewindvoerder medewerking moeten vragen voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De bewindvoerder had deze naar zijn zeggen niet verleend. Paragon en [eiser] hadden zich vervolgens tot de kantonrechter kunnen wenden met het verzoek om machtiging te verlenen voor de beëindiging. Dan had de kantonrechter kunnen toetsen of de bewindvoerder inderdaad, zoals Paragon aanvoert, niet het belang van [eiser] dient door zijn medewerking te weigeren.

9. Paragon heeft er nog op gewezen dat [eiser] vrij is om te werken voor wie hij wil en dat het niet aan de bewindvoerder is om te bepalen waar hij werkt en hoe hij werkt. Een andere opvatting zou neerkomen op dwangarbeid, aldus Paragon. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [eiser] de kantonrechter zo nodig om machtiging kan vragen tot het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst, zodat van dwangarbeid geen sprake is.

10. Al het voorgaande brengt mee dat de door de bewindvoerder gevorderde verklaring voor recht in zoverre toewijsbaar is dat de afspraak in de vaststellingsovereenkomst, dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] met ingang van 1 mei 2021 is geëindigd, ongeldig is. Deze verklaring voor recht zal bij eindvonnis worden uitgesproken.

11. Het is de kantonrechter nog niet duidelijk of dit betekent dat de loonvordering van de bewindvoerder ook kan worden toegewezen en zo ja, tot welk bedrag. Vast staat immers dat [eiser] een beëindigingsvergoeding heeft ontvangen en na 1 mei 2021 maandelijks 70% van zijn loon. Of aan hem daadwerkelijk nog loonbetalingen (hadden) moeten worden gedaan moet dan ook nader worden berekend, met inachtneming van het beroep op verrekening van Paragon.

12. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte over de loonvordering, en de daarmee samenhangende vorderingen tot betaling van wettelijke verhoging en wettelijke rente, uit te laten. Eerst zal de bewindvoerder dat kunnen doen, waarna Paragon zal kunnen reageren. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol.

13. Paragon heeft tot nu toe geen reactie gegeven op de vordering tot wedertewerkstelling (met dwangsom). Zij zal dat alsnog kunnen doen, tegelijk met haar reactie op de uitlating van de bewindvoerder over de loonvordering.

14. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindvonnis.

BESLISSING

De kantonrechter:

verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 februari 2022 te 10:00 uur voor het indienen door de bewindvoerder van een akte, zoals hiervoor onder 10 overwogen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733