Rechtbank Rotterdam 05-01-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:62

Datum publicatie07-01-2022
Zaaknummer619546 HA ZA 21-488
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Executeur nalatenschap;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Eiseres is niet-ontvankelijk; zij heeft als erfgenaam geen procesbevoegdheid. Artikel 4:145 lid 2 BW bepaalt dat de executeur gedurende zijn beheer bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt. De benoeming van een executeur heeft een privatieve werking, dat wil zeggen dat executeur met uitsluiting van erfgenamen beheersbevoegdheid toekomt. Erfgenaam is gedurende beheer executeur in beginsel beschikkingsonbevoegd, waaronder ook onbevoegd om zelfstandig in rechte op te treden.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer/rolnummer: C/10/619546 HA ZA 21-488

Vonnis van 5 januari 2022

in de zaak van

[naam eiseres],

wonende te [woonplaats eiseres],

eiseres,

advocaat: mr. B.G. van Twist, ’s-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard,

tegen:

[naam gedaagde],

wonende te [woonplaats gedaagde]

gedaagde,

advocaat: mr. C.L.M. Gommers, Breda.

Partijen worden hierna aangeduid als ‘[naam eiseres]’ en ‘[naam gedaagde]’.

1. De procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 26 mei 2021;

  • de conclusie van antwoord;

  • de door partijen overgelegde producties.

1.2

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2021. [naam eiseres] is verschenen, vergezeld door haar zoon [naam 1] en adviseur [naam 2], en bijgestaan door mr. Van Twist. [naam gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. Gommers. Mr. Van Twist heeft zittingsaantekeningen overgelegd. De griffier heeft van dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken aantekeningen gemaakt.

1.3

De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2. De feiten

2.1

Op 3 januari 2021 is in de gemeente Hoeksche Waard het stoffelijk overschot gevonden van [naam erflater], geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedatum erflater], laatst wonende te [adres erflater] (hierna: erflater).

2.2

Erflater is nooit gehuwd geweest en is nooit een geregistreerd partnerschap aangegaan. Erflater heeft geen afstammelingen achtergelaten.

2.3

Volgens opgave van het Centraal Testamentenregister heeft erflater voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 10 januari 2006. Bij die uiterste wilsbeschikking heeft erflater [naam eiseres], onder bezwaar van legaten, tot erfgenaam benoemd. Daarnaast heeft erflater [naam gedaagde] tot executeur in zijn nalatenschap benoemd. [naam gedaagde] heeft deze benoeming aanvaard.

3. Het geschil

3.1

[naam eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. te verklaren voor recht dat de op 3 januari 2021 tot de nalatenschap van erflater behorende effectenportefeuille (dan wel de eventuele verkoopopbrengst daarvan) niet is gelegateerd aan [naam gedaagde], maar toekomt aan [naam eiseres], als enig erfgename van erflater;

II. [naam gedaagde], als executeur, te bevelen om op straffe van een dwangsom over te gaan tot afwikkeling van de nalatenschap van erflater;

III. [naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

3.2

[naam eiseres] stelt dat een effectenportefeuille niet aangemerkt kan worden als een geldvordering op de bank en dat het aanhouden van een effectenportefeuille via een bank iets heel anders is dan het hebben van een deposito op een bank. De effectenportefeuille kan daarom volgens [naam eiseres] niet worden geschaard onder het aan [naam gedaagde] gelegateerde “mijn banktegoed op mijn sterfdatum”, en valt als één van de “overige tot de nalatenschap behorende zaken” toe aan [naam eiseres], als enig erfgename van erflater.

3.3

[naam gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [naam eiseres] in haar vorderingen, althans [naam eiseres] deze vorderingen te ontzeggen.

4. De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1

[naam gedaagde] heeft als meest verstrekkend het verweer gevoerd dat [naam eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, aangezien [naam gedaagde] de bevoegde executeur is in de nalatenschap van erflater. In haar dagvaarding maakt [naam eiseres] onvoldoende duidelijk in welke hoedanigheid zij procedeert en in welke hoedanigheid zij [naam gedaagde] dagvaardt.

4.2

[naam eiseres] betwist, onder verwijzing naar het onder II. gevorderde, dat zij onvoldoende duidelijk heeft gemaakt in welke hoedanigheid zij [naam gedaagde] heeft gedagvaard. Daarnaast vraagt [naam eiseres] zich af hoe artikel 4:145 lid 2 BW in de praktijk gestalte had moeten krijgen, omdat strikt genomen [naam gedaagde] dan als executeur namens [naam eiseres] als enig erfgename tegen zichzelf als executeur zou moeten procederen. [naam eiseres] meent daarom dat zij ontvankelijk is in haar eis.

4.3

De rechtbank volgt [naam eiseres] daarin niet.

Artikel 4:145 lid 2 BW bepaalt – voor zover hier van belang – dat de executeur gedurende zijn beheer bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt. De benoeming van een executeur heeft een privatieve werking, dat wil zeggen dat de executeur met uitsluiting van de erfgenamen beheersbevoegdheid toekomt en dat, indien er een bevoegde executeur is, een erfgenaam gedurende het beheer van de executeur in beginsel beschikkingsonbevoegd is, waaronder ook onbevoegd om zelfstandig in rechte op te treden. Een bepaling van dezelfde strekking is ook in het testament opgenomen onder artikel D.

Gezien de wetsgeschiedenis is het doel van artikel 4:145 BW dat een executeur slagvaardig op kan treden zonder daarbij door een erfgenaam te worden gehinderd. Indien een erfgenaam wel bevoegd zou zijn als eiser of als gedaagde in rechte op te treden zou aan dat doel voorbij worden gegaan.

Vast staat dat het beheer van de executeur nog niet is geëindigd. Dit betekent dat [naam eiseres] niet-ontvankelijk is in haar tegen [naam gedaagde] ingestelde vorderingen. Het verweer van [naam gedaagde] slaagt dus. De door [naam eiseres] gestelde vraag hoe artikel 4:145 lid 2 BW in de praktijk gestalte zou moeten krijgen, maakt dit oordeel niet anders. [naam eiseres] heeft als erfgenaam geen procesbevoegdheid en kan aldus niet in haar vorderingen worden ontvangen.

4.4

Gelet op het bovenstaande behoeven de overige standpunten van partijen geen bespreking.

Kosten van de procedure

4.5

[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden vastgesteld op:

-griffierecht € 309,

-salaris advocaat € 1.126,- (2,0 punten x tarief € 563,-)

Totaal € 1.435,-.

5. De beslissing

De rechtbank:

5.1

verklaart [naam eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;

5.2

veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] vastgesteld op € 1.435,-;

5.3

verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter.

3092



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733