Rechtbank Noord-Holland 08-12-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11862

Datum publicatie05-01-2022
ZaaknummerC/15/311258 / HA ZA 20-786
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Wilsonbekwaamheid erflater;
Familieprocesrecht; Beslag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Niet is gebleken dat erflaatster onbekwaam was om haar wil over de wijziging van het testament te bepalen en de gevolgen van de wijzing van haar testament te overzien. In het licht van de gemotiveerde betwisting door gedaagde hebben eisers te weinig gesteld en onderbouwd. Dat er sprake was van mentorschap en bewindvoering is onvoldoende. De toets voor het instellen van mentorschap/bewind is niet dezelfde als die voor het vaststellen van wils(on)bekwaamheid. Verwijzing naar Hof Den Bosch 1

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/311258 / HA ZA 20-786

Vonnis van 8 december 2021

in de zaak van

1 [eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats 2] ,

3. [eiser 3],

wonende te [woonplaats 3] , [land] ,

4. [eiser 4],

wonende te [woonplaats 4] ,

5. [eiser 5],

wonende te [woonplaats 5] , [land 2] ,

6. [eiser 6],

wonende te [woonplaats 6] , [land] ,

7. [eiser 7],

wonende te [woonplaats 7] ,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. I.E. van der Bijl te Haarlem,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 8] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. F.H. Kuiper te Heerlen.

Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden. Eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1, wordt hierna ook [verweerster] genoemd.

1De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de vraag of het testament uit 2017 van de tante van partijen nietig/vernietigbaar is omdat zij niet in staat was haar wil te bepalen. [eisers] stellen dat tante wilsonbekwaam was en daardoor niet in staat was de gevolgen van het wijzigen van het testament te overzien. [gedaagde] betwist dit. De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af, omdat de wilsonbekwaamheid onvoldoende onderbouwd is tegenover het verweer van [gedaagde] . [gedaagde] heeft gevorderd dat [eisers] een bedrag aan schadevergoeding aan hem betalen voor onrechtmatig gelegde beslagen. De rechtbank wijst die vordering toe en verwijst de zaak voor de begroting van die schade naar de schadestaatprocedure.

2De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 15 december 2020 met producties,

  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties,

  • het tussenvonnis van 17 maart 2021,

  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte vermeerdering eis met producties van [eisers] ,

  • de mondelinge behandeling van 28 juli 2021,

  • de akte overlegging stukken tevens wijziging van eis met producties van [gedaagde] ,

  • de brief van 25 augustus 2021 met een productie van [eisers] ,

  • de antwoordakte tevens houdende aanvulling van eis met een productie van [eisers]

2.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

3Feiten

3.1.

[eisers] zijn broers en zussen van elkaar. Zij zijn de kinderen van een volle broer van mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). [gedaagde] is één van de kinderen van een halfbroer van erflaatster. Partijen zijn dus nichten en neven van erflaatster.

3.2.

[verweerster] was van februari 2013 tot mei 2015 mentor en bewindvoerder van erflaatster. Daarna is de heer [xxx] benoemd tot mentor en de heer [yyy] benoemd tot bewindvoerder van erflaatster.

3.3.

Op enig moment wilde erflaatster haar testament wijzigen. In 2016 heeft [vvv] onderzoek gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. Zijn conclusie was dat erflaatster wilsonbekwaam was, ook ten aanzien van het wijzigen van haar testament.

3.4.

In 2017 heeft [www] (werkzaam bij Medeso) onderzoek gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. De conclusie was dat dat erflaatster wilsbekwaam was en haar testament dan ook kon wijzigen.

3.5.

Op 21 juni 2017 heeft erflaatster haar testament gewijzigd. Op 20 juli 2020 is erflaatster overleden.

3.6.

Op 2 en 4 december 2020 hebben [eisers] beslag gelegd op de woning en de saldi van de bankrekeningen die onderdeel waren van de nalatenschap van erflaatster en op de saldi van de bankrekeningen van [gedaagde] . Op 10 december 2020 hebben [eisers] [gedaagde] bij brief verzocht om binnen een week stukken aan te leveren. Op 15 december 2020 is de dagvaarding in deze zaak aan [gedaagde] betekend.

4Het geschil

in conventie
4.1.

[eisers] vorderen – samengevat en na wijziging van eis bij conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende vermeerdering van eis en tijdens de zitting van 28 juli 2021 – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. bepaalt en voor recht verklaart dat het testament van 21 juni 2017 van erflaatster nietig dan wel vernietigbaar is,

II. voor recht verklaart dat de nalatenschap afgewikkeld moet worden conform het testament uit 2013 of volgens de wet,

III. [gedaagde] veroordeelt tot het verstrekken van de aangifte en aanslag erfbelasting alsmede van de bankafschriften van erflaatster met de saldi per overlijdensdatum en tot afgifte van alle goederen en zaken van de nalatenschap, op straffe van een dwangsom,

IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een geldsom gelijk aan de waarde van de nalatenschap minus de waarde van de goederen en zaken die ingevolge III. worden overgedragen,

V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de beslagkosten,

VI. een deskundige benoemt die toegang krijgt tot het medisch dossier van erflaatster,

VII. [gedaagde] veroordeelt in alle kosten van rechtsbijstand en alle overige kosten van [eisers] inclusief buitengerechtelijke kosten,

VIII. [gedaagde] veroordeelt in de nakosten.

4.2.

[eisers] stellen – kort gezegd – dat erflaatster tijdens het opmaken en passeren van het testament in 2017 wilsonbekwaam was. Dat blijkt volgens hen uit de verklaring van [vvv] uit 2016 en de diagnose ‘dementie, waarschijnlijk ziekte van Alzheimer’ die in 2014 is gesteld. Daardoor geldt het testament van 2013 en niet het testament van 2017. Dit betekent dat [eisers] erfgenamen zijn in plaats van [gedaagde] en dat zij recht hebben op hun erfdeel van de nalatenschap van erflaatster.

4.3.

[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. De notaris had in 2016 geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflaatster. Alleen door berichten van [verweerster] wilde de notaris voor de zekerheid een onderzoek laten doen. Daarop is [vvv] ingeschakeld. De notaris kon zich niet vinden in de verklaring van [vvv] en heeft daarop de zaak een tijd lang laten rusten. Vervolgens is Medeso door de notaris ingeschakeld. Uit de verklaring van Medeso uit 2017 blijkt dat, zoals de notaris zelf ook had geconstateerd, erflaatster in staat was de gevolgen van de wijziging van haar testament (verandering van erfgenamen) te overzien. Dit betekent dat uitvoering moet worden gegeven aan het testament van erflaatster uit 2017.

in reconventie

4.4.

[gedaagde] vordert – samengevat en na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. de door [eisers] gelegde conservatoire beslagen met onmiddellijke ingang opheft althans [eisers] veroordeelt deze beslagen onmiddellijk op te heffen dan wel hen gebiedt medewerking te verlenen aan voldoening door [gedaagde] van de aanslag erfbelasting ten laste van het tegoed van de nalatenschap,

II. voor recht verklaart dat [eisers] een onrechtmatige daad gepleegd hebben door het leggen van de beslagen,

III. [eisers] hoofdelijk veroordeelt tot het vergoeden van alle schade die [gedaagde] heeft geleden en nog zal lijden door de gelegde beslagen, via de schadestaatprocedure,

IV. [eisers] veroordeelt in de volledige proceskosten (met uitzondering van die kosten die al onder III. worden gerekend) via de schadestaatprocedure,

V. [eisers] veroordeelt in de nakosten.

4.5.

[gedaagde] legt – kort gezegd – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Omdat de vorderingen in conventie moeten worden afgewezen, is er ook geen grondslag voor de gelegde beslagen. Deze moeten dan ook opgeheven worden. Ook moeten de beslagen opgeheven worden, zodat de aanslag erfbelasting betaald kan worden. Omdat de beslagen onterecht zijn gelegd, hebben [eisers] onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagde] . [eisers] moeten daarom ook de schade vergoeden die [gedaagde] door de beslagen heeft geleden en nog zal lijden. Deze schade bestaat uit de advocaat- en notariskosten die [gedaagde] heeft moeten maken om de beslagen opgeheven te krijgen (en zo ook de woning die behoorde tot de nalatenschap te kunnen verkopen) en om verdere incasso- en beslagkosten te voorkomen. Ook moeten de volledige proceskosten vergoed worden door [eisers] , omdat sprake is van misbruik van procesrecht. [eisers] houden namelijk tegen beter weten in vol dat het laatste testament van erflaatster nietig is. Ook hebben [eisers] onterecht verklaard dat [gedaagde] geld zou willen ‘wegsluizen’ en dat daarom beslagen nodig zou zijn.

4.6.

[eisers] concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. De beslagen zijn terecht gelegd, omdat het testament nietig is en zij hun erfdeel veilig moesten stellen. De vrees was dat de woning van erflaatster verkocht werd en dat [gedaagde] de opbrengst zou verduisteren. Bovendien heeft de beslagrechter verlof verleend voor het leggen van de beslagen. Er is dus geen sprake van een onrechtmatige daad. [gedaagde] heeft geen schade geleden door de gelegde beslagen. De beslagen op de banksaldi van de bankrekeningen van erflaatster zijn al opgeheven, dus de aanslag erfbelasting kan betaald worden.

5De beoordeling

in conventie

Uitgangspunten

5.1.

De vraag die voorligt in deze zaak is of erflaatster ten tijde van het ondertekenen van het testament op 21 juni 2017 wils(on)bekwaam was. Als zij op dat moment wilsonbekwaam was in die zin dat zij de gevolgen van de wijziging van het testament uit 2013 niet kon overzien, dan is het testament op grond van artikel 3:34 in samenhang met artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) nietig. Om een geslaagd beroep te doen op artikel 3:34 BW, moet, onder andere, de aanwezigheid van een stoornis van de geestvermogens worden bewezen. De rechtbank stelt voorop dat aan de vrijheid van erflaatster om een testament op te (laten) maken grote waarde moet worden toegekend. Dat betekent dat niet te snel (achteraf) mag worden aangenomen dat voldaan is aan de vereisten van artikel 3:34 BW.

5.2.

Het belang van de testeervrijheid hangt ermee samen dat iedereen in beginsel het recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen. 1 Dit is een uitdrukking van de autonomie van de burger die wilsbekwaam is. Die wordt geacht over het eigen vermogen te kunnen en mogen beschikken. Dat betekent dat die burger ook in vrijheid mag bepalen dat en op welke wijze zijn testament wordt gewijzigd.

5.3.

[gedaagde] heeft ter zitting gewezen op de hoofdregel ten aanzien van de bewijslast. Volgens [eisers] is sprake van bijzondere omstandigheden die afwijking van deze hoofdregel rechtvaardigen. De rechtbank volgt dit betoog van [eisers] niet. De rechtbank stelt voorop dat op [eisers] als eisende partijen de stelplicht en eventuele bewijslast rusten van feiten en omstandigheden die tot toewijzing van hun vordering kunnen leiden. 2 Zij moeten de voor de vordering relevante feiten stellen en bewijzen. In dit geval is dat het feit dat erflaatster op 21 juni 2017 wilsonbekwaam was waardoor zij niet in staat was de gevolgen van de wijziging van haar testament te overzien.

Onderbouwing door [eisers]

5.4.

[eisers] hebben gesteld dat de wilsonbekwaamheid van erflaatster blijkt uit de volgende documenten. De rechtbank beoordeelt deze onderbouwing hieronder puntsgewijs.

I. Beschikkingen mentorschap en bewindvoering

5.4.1.

[eisers] stellen dat uit de twee in februari 2013 gegeven beschikkingen (mentorschap en bewindvoering) blijkt dat erflaatster toen al wilsonbekwaam was. De rechtbank volgt [gedaagde] in zijn stelling dat de toets voor het instellen van mentorschap/bewind niet dezelfde is als die voor het vaststellen van wils(on)bekwaamheid. De rechtbank verwijst in dit verband naar recente jurisprudentie in een vergelijkbare zaak. 3. In die zaak ging het ook om een familielid dat van mening was dat hij onvoldoende kreeg toebedeeld uit de nalatenschap en meende dat erflater niet wilsbekwaam was ten tijde van het wijzigen van het testament. Het hof overwoog in die zaak in rechtsoverweging 6.3.2:

“Allereerst stelt het hof vast dat voor moeder geen curatele of bewind is ingesteld. Zij was dus handelingsbekwaam tot haar overlijden. Of moeder ook wilsbekwaam was, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf van art. 3:34 lid 1 BW. ”

Dit betekent dat het bij het bepalen of iemand handelingsbekwaam respectievelijk wilsbekwaam is, gaat om twee duidelijk te onderscheiden vragen, waarvoor verschillende toetsingscriteria gelden. Wilsbekwaamheid gaat over het uiten van de wil en het begrijpen van de consequenties daarvan. Dit betekent dat bewind en mentorschap op zichzelf niet duiden op wilsonbekwaamheid. De hiervoor vermelde beschikkingen kunnen dan ook niet dienen als onderbouwing van de stelling van [eisers]

II. CIZ-aanvraag 2014

5.4.2.

Volgens [eisers] blijkt uit de aanvraag CIZ uit 2014 dat toen de diagnose dementie is gesteld. De rechtbank overweegt dat in de aanvraag onder ‘Diagnose’ staat: ‘Dementie, waarschijnlijk ziekte van Alzheimer’, maar dat onduidelijk is wie deze diagnose gesteld heeft en op grond waarvan. Overigens, ook als erflaatster destijds (in enige mate) leed aan dementie (wat naar het oordeel van de rechtbank niet vaststaat in deze zaak), betekent dit niet automatisch dat erflaatster op 21 juni 2017 wilsonbekwaam was. Dementie is, zoals [gedaagde] terecht stelt in zijn verweer, niet gelijk te stellen aan wilsonbekwaamheid. Ook als bij iemand Alzheimer is vastgesteld kan daaraan nog niet de conclusie verbonden worden dat hij of zij niet meer in staat is om een uiterste wil te formuleren. Bepalend is of hij of zij door haar geestelijke beperking al dan niet in staat is om de gevolgen van een rechtshandeling te overzien. Daarbij is relevant de complexiteit van de rechtshandeling. Uit de verklaring van de notaris volgt dat het doel van het wijzigen van het testament was dat [gedaagde] enig erfgenaam zou worden. Het betrof dus geen complexe verandering van haar uiterste wil. Dit is niet complex om te begrijpen, ook al heeft iemand enige geestelijke beperkingen. Ook deze onderbouwing is dus niet voldoende.

III. Verklaring [vvv]

5.4.3.

Ten slotte hebben [eisers] gesteld dat uit de verklaring van [vvv] volgt dat erflaatster wilsonbekwaam was. De rechtbank overweegt dat weliswaar de conclusie van [vvv] helder is, maar dat niet duidelijk is waarop hij die conclusie baseert en evenmin wat voor onderzoek hij in dit verband heeft gedaan. De opinie van [vvv] is, gelet op wat hiervoor onder 5.4.1 en 5.4.2 is overwogen, de enige onderbouwing van de door [eisers] gestelde wilsonbekwaamheid. Dat is onvoldoende. In de medische verklaring van [vvv] van 14 januari 2016 die [gedaagde] bij zijn laatste akte (als productie 13) heeft overgelegd is ook geen duidelijke onderbouwing te vinden. Daar komt nog bij dat de conclusie van [vvv] ook niet overeenkomt met de inschatting van de notaris aan wie in dit verband ook de nodige deskundigheid mag worden toegeschreven, zoals blijkt uit hetgeen hierna onder 5.6 e.v. wordt overwogen.

IV. Geen toegang tot meer (medische) gegevens

5.4.4.

Zoals gezegd rust de bewijslast wat betreft de gestelde wilsonbekwaamheid van erflaatster op [eisers] Als zij gewenst hadden dat de betrokken hulpverleners meer medische informatie aan hen hadden verstrekt, dan had het op hun weg gelegen om hiertoe de nodige actie te ondernemen, bijvoorbeeld door een procedure te starten. Dat hebben zij echter niet gedaan. Zoals blijkt uit de rechtspraak is het doorbreken van het medisch beroepsgeheim niet eenvoudig. Om medici hiertoe te bewegen moet sprake zijn van een zwaarwegend belang ofwel toestemming van erflaatster. 4 Het was aan [eisers] om dit belang te stellen, niet aan [gedaagde] .

Gemotiveerde betwisting [gedaagde]

5.5.

[gedaagde] heeft de stellingen van [eisers] gemotiveerd betwist met de volgende documenten. De rechtbank beoordeelt deze motivering hieronder puntsgewijs.

I. Verklaring notaris

5.6.

Uitgangspunt bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid is dat iedereen die wettelijk niet handelingsonbekwaam is, wilsbekwaam is en dat de notaris desgevraagd in beginsel zijn ministerie moet verlenen en aan de wensen van een cliënt moet voldoen. Het is de notaris die de wilsbekwaamheid beoordeelt van personen die een (rechts)handeling willen verrichten waarbij de notaris is betrokken of de wet zijn betrokkenheid voorschrijft. Daarbij komt het in eerste instantie aan op zijn eigen waarneming, waarbij de notaris een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de KNB biedt hiervoor een handreiking. Eerst als er twijfel bestaat bij de notaris over iemands wilsbekwaamheid, dient hij volgens het Stappenplan de geestesgesteldheid van de cliënt te (laten)onderzoeken, uitgaande van een aantal (voorbeeld) indicatoren, zoals: is het vermogen onder bewind gesteld, de (hoge) leeftijd van de cliënt, een verblijf in een zorginstelling, een medische situatie die van invloed is op het verstandelijk vermogen, zoals Alzheimer, enz. De notaris komt de (mogelijke) wilsonbekwaamheid van een cliënt op het spoor door waarneming en door de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. De notaris moet dus voldoende alert zijn op de wilsbekwaamheid, respectievelijk moet hij voldoende alert zijn op de mate van wilsbekwaamheid van de betreffende erflater. Zelfs Alzheimer, de ziekte van Pick, vasculaire (ouderdoms)dementie, een geestelijke handicap enz. hoeven op zichzelf voor een notaris geen reden voor twijfel over de wilsbekwaamheid van een cliënt te zijn. Ook het bestaan van een of meerdere in het Stappenplan genoemde indicatoren, bijvoorbeeld opname in een verpleeghuis, een hoge leeftijd of de omstandigheid dat niet de cliënt maar de partner het initiatief voor het verzoek tot dienstverlening heeft genomen, de omstandigheid dat de erflaatster haar administratie niet meer zelf deed, zijn volgens het Stappenplan op zich zelf geen aanleiding te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt en de notaris hoeft dan ook het Stappenplan niet te volgen. Een notaris moet op basis van eigen waarneming beslissen of de mate van wilsbekwaamheid zodanig is dat hij niet hoeft te twijfelen en een cliënt ‘gewoon’ een testament kan maken of zijn huis kan verkopen dan wel dat de mate van wilsbekwaamheid naar zijn oordeel zodanig is dat de twijfel over de geestesgesteldheid van de cliënt moet toeslaan. Eerst als hij gerede twijfel heeft, bijvoorbeeld in geval van een cliënt met (duidelijke) Alzheimer, zou hij een arts kunnen raadplegen. 5

5.7.

Uit hetgeen hiervoor onder 5.6 is overwogen, blijkt dat de notaris een centrale rol heeft bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid. In deze zaak luidde de verklaring van de betreffende notaris kort gezegd: ‘ik heb geen reden tot twijfel over de wilsbekwaamheid, maar vanwege het bericht en de twijfels van nicht [verweerster] , zal ik voor de zekerheid toch een onderzoek laten doen’. Daarop werd de heer [vvv] ingeschakeld om onderzoek te doen. Zijn conclusie was, zoals gezegd, dat erflaatster wilsonbekwaam was. Dit was voor de notaris een onbegrijpelijke conclusie. Ook was onduidelijk op welke wijze het onderzoek was verricht en ingericht. Daarop heeft de notaris het raadzaam geacht de wens van erflaatster om haar testament te wijzigen enige tijd te laten rusten. Vanwege de centrale rol en het oordeel van de notaris zoals hiervoor aangegeven, had de notaris in deze zaak echter niet eens onderzoek hoeven (laten) doen, omdat ze zelf niet twijfelde. Een dergelijk onderzoek hoeft namelijk alleen uitgevoerd te worden bij ‘gerede twijfel’ van de notaris. Daar komt bij dat de notaris een ministerieplicht heeft op grond waarvan ze een opdracht in beginsel moet uitvoeren, tenzij er stevige aanwijzingen zijn van wilsonbekwaamheid. Uit het hiervoor genoemde Stappenplan blijkt ook dat als een aantal indicatoren aanwezig zijn, zoals [eisers] stellen, dit nog niet automatisch wilsonbekwaamheid betekent.

5.7.1.

[gedaagde] heeft een verklaring van de notaris overgelegd (productie 4 bij conclusie van antwoord). Zoals hiervoor is overwogen, weegt deze verklaring zwaar. Dat aan de verklaring van de notaris veel gewicht moet worden toegekend blijkt ook uit de door [gedaagde] aangehaalde uitspraak van het hof Den Haag 6:

“9. De toetsing van de wilsbekwaamheid is van belang op ieder moment waarop iemand een rechtshandeling ten overstaan van een notaris verricht. In alle gevallen moet de notaris zich ervan overtuigen dat iemand in staat is zijn wil te bepalen, om deze vrij te uiten en om te begrijpen wat in de akte is bepaald. De notaris zal allereerst uitgaan van zijn eigen waarneming bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een cliënt. De notaris heeft daarbij een eigen, en vrij ruime beoordelingsvrijheid. Het is de verantwoordelijkheid van de notaris om vast te stellen of de testateur haar of zijn wil kan bepalen en de rechtsgevolgen van zijn of haar handelen kan overzien. Het gaat dus om de juridische wil op het moment van het passeren van het testament. Het hof hecht derhalve veel waarde aan de verklaring van de notaris alsmede de wijze waarop hij feitelijk zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd.”

In deze zaak heeft de notaris duidelijk verklaard:

“(…) door mij op geen enkel moment is getwijfeld aan de capaciteiten van [erflaatster] om haar testament te wijzigen zoals dat uiteindelijk is gebeurd. Zij gaf mij steeds duidelijk aan wat zij wel en niet wilde. Zij motiveerde en beredeneerde haar wensen (…) Het verbaasde mij dan ook dat de heer [vvv] een verklaring heeft afgegeven waarin hij aangaf dat [erflaatster] haar testament niet zou kunnen wijzigingen. (…) dat ik mij er voldoende van overtuigd weet dat [erflaatster] zodanig wilsbekwaam was, dat op 21 juni 2017 kon worden overgegaan tot het passeren van haar testament.”

Aan voornoemde verklaring moet dus veel gewicht worden toegekend. Dit betekent dat sprake is van een grondig gemotiveerde betwisting door [gedaagde] op dit punt.

II. Chronologisch overzicht notaris

5.7.2.

[gedaagde] heeft ook een chronologisch overzicht van de notaris overgelegd (productie 5 bij conclusie van antwoord). Daaruit blijkt dat de notaris twee keer contact gehad heeft met erflaatster: op 30 maart 2015 en op 21 juni 2017. De notaris heeft verklaard dat erflaatster beide keren volstrekt helder en consistent was in haar wens om haar testament te wijzigen. Hieruit volgt dan ook dat erflaatster wilsbekwaam was (op meerdere momenten). Ook dit overzicht draagt wat de rechtbank betreft bij aan de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] .

III. Verklaring Medeso

5.7.3.

Ook uit de verklaring van Medeso van 24 mei 2017 blijkt dat erflaatster wilsbekwaam was het tot wijzigen van haar testament. [www] , specialist ouderengeneeskunde heeft hierin verklaard:

“Hierbij verklaart ondergetekende dat mevrouw [erflaatster] (…) op basis van het verrichte onderzoek WEL IN STAAT IS tot het wijzigen van haar testament. Mevrouw moet worden geacht in staat te zijn wie zij wel of niet wil noemen in haar testament en de emotionele gevolgen hiervan te overzien. Meer complexe onderwerpen (bijvoorbeeld formele onderdelen van het opstellen van haar testament) kan mevrouw niet meer voldoende voorzien.

De beperkingen zullen NIET wisselen in de tijd.

Naar verwachting zullen de beperkingen op langere termijn TOENEMEN.

Voor de achtergrond informatie verwijs ik u naar het bijgevoegde onderzoeksverslag.”

Bij voornoemde verklaring hoort als bijlage het onderzoeksverslag (productie 17 bij de laatste akte van [gedaagde] ). Hierin is beschreven op welke wijze onderzoek is gedaan. Ook dit beoordeelt de rechtbank als een gemotiveerde betwisting door [gedaagde] .

IV. Verklaring [xxx]

5.7.4.

Ten slotte blijkt uit de verklaring van mentor [xxx] (productie 6 bij conclusie van antwoord) dat erflaatster vóór de wijziging in 2017 steeds bleef terugkomen op haar wens om haar testament te wijzigen en dat zij na juni 2017 aangaf gerustgesteld was dat het eindelijk geregeld was. Erflaatster uitte dus gedurende een langere periode steeds dezelfde wens en nam zelf het initiatief om het wijzigen van het testament ter sprake te brengen.

Conclusie

5.8.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken dat erflaatster op 21 juni 2017 niet in staat was haar belangen te waarderen en (dus) onbekwaam was om haar wil over de wijziging van het testament te bepalen en de gevolgen van de wijzing van haar testament te overzien. In het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] hebben [eisers] te weinig gesteld en onderbouwd. Hierdoor ziet de rechtbank ook geen aanleiding [eisers] toe te staan nader bewijs te leveren door het horen van getuigen of een deskundigenonderzoek. De vorderingen in conventie zullen dan ook worden afgewezen.

in reconventie

Opheffen beslagen?

5.9.

Ter zitting is gebleken dat alle beslagen inmiddels zijn opgeheven. De daartoe strekkende vordering zal dan ook worden afgewezen bij gebrek aan belang. Partijen hebben verklaard dat er nog wel een bedrag in depot staat. Dat betreft de netto verkoopopbrengst van de woning die onderdeel was van de nalatenschap en het tegoed op de ASN-bankrekening. [eisers] hebben verklaard dat dit depot opgeheven zal worden zodra duidelijkheid is over de geldigheid is over het testament uit 2017. [gedaagde] heeft niet gesteld dat op dit depot beslag is gelegd, zodat de rechtbank er ook op dit punt vanuit gaat dat er geen beslag meer is dat vatbaar is voor opheffing.

5.10.

Na de zitting heeft [gedaagde] bij akte de eis op dit punt vermeerderd in die zin dat het ook betrekking zou moeten hebben op ‘nog te leggen beslagen’. Daargelaten dat deze vordering te laat is ingediend en daardoor in strijd is met de goede procesorde, is de vordering ook te onbepaald en te algemeen en ziet zij op mogelijke gebeurtenissen in de toekomst waardoor deze niet toewijsbaar is.

Onrechtmatige daad en schadevergoeding?

5.11.

Gelet op wat is overwogen in conventie, zijn de beslagen onterecht gelegd door [eisers] Dit betekent dat [eisers] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [gedaagde] door het leggen van de beslagen op zijn goederen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van deze gelegde beslagen. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering daarom ook verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat [eisers] niet hoofdelijk zullen worden veroordeeld om de schade aan [gedaagde] te vergoeden. De hoofdregel is namelijk dat iedere partij voor gelijke delen moet bijdragen in de schade. Een grondslag voor hoofdelijkheid heeft [gedaagde] ook niet gesteld.

Erfbelasting

5.12.

Bij de laatste akte na de zitting heeft [gedaagde] zijn vordering vermeerderd in die zin dat hij – samengevat – vordert dat: “ [eisers] medewerking moeten verlenen aan voldoening door [gedaagde] van de aan hem op te leggen aanslag erfbelasting van € 220.990,89, ten laste van het tot de nalatenschap behorende saldo op de bankrekening bij ASN bank, dan wel enig overig tegoed van de nalatenschap, op straffe van verbeurte van een dwangsom”.

5.13.

[eisers] hebben aangevoerd dat de wijziging in strijd is met de goede procesorde, omdat [gedaagde] al ver voor de mondelinge behandeling op de hoogte was van de termijn inzake de erfbelasting. Ook heeft [gedaagde] nooit contact opgenomen met [eisers] over de betaling van de erfbelasting. Dat sprake is van strijd met de goede procesorde, geldt al helemaal voor de dwangsom die aan de vordering is gekoppeld. [eisers] hebben overigens verklaard akkoord te zijn met het betalen van de erfbelasting van de ASN-bankrekening waar het beslag op ligt (€170.990,89) en het resterende bedrag van de ING-bankrekening (€ 50.000,-).

5.14.

De rechtbank overweegt ten eerste dat onduidelijk is gebleven wat de reden is dat [eisers] over de ASN-bankrekening verklaren dat daar ‘beslag op ligt’. Ter zitting is namelijk door partijen verklaard dat er geen beslagen meer liggen (zie hiervoor onder 5.9), maar dat alleen een bedrag in depot is gezet (opbrengst verkoop woning en saldo ASN-bankrekening). Dat er momenteel nog beslagen liggen op de hiervoor genoemde rekeningen heeft [gedaagde] niet gesteld. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat er geen beslag meer ligt.

5.15.

De rechtbank is in de tweede plaats van oordeel dat deze vordering te laat is ingesteld door [gedaagde] en daarmee in strijd met de goede procesorde. Dit geldt des te meer, omdat voor en tijdens de zitting al bekend wat dat dit bedrag aan erfbelasting betaald zou moeten worden en de vordering dus ook eerder ingesteld had kunnen worden. Daar komt nog bij dat de rechtbank met [eisers] van oordeel is dat de erfbelasting voldaan kan worden van de ASN en ING-bankrekeningen die onderdeel zijn van de nalatenschap. Een veroordeling en daaraan gekoppelde dwangsommen zijn dan ook niet nodig.

Volledige proceskosten?

5.16.

Volgens [gedaagde] hebben [eisers] deze procedure zonder grond tegen hem aangespannen en zijn zij daarom gehouden alle door [gedaagde] in verband met deze procedure gemaakte kosten te vergoeden.

5.17.

De rechtbank overweegt dat een dergelijke vordering alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of (anderszins) onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering door [eisers] , gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van [gedaagde] achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als [eisers] hun vordering baseren op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.

5.18.

De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het ontoelaatbaar was dat [eisers] hun - later onjuist gebleken, althans als onjuist beoordeelde - feitelijke standpunt over de nietigheid/vernietigbaarheid van het testament van erflaatster in rechte aan de orde heeft willen stellen. De omstandigheid dat de vorderingen in conventie zijn afgewezen, brengt namelijk niet zonder meer mee dat ook de vereiste mate van zekerheid is verkregen over het gestelde misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van deze procedure, gelet op de hiervoor bedoelde terughoudendheid die in dat kader in acht dient te worden genomen. Daarvoor is door [gedaagde] onvoldoende gesteld. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering dan ook afwijzen.

in conventie en in reconventie

5.19.

[eisers] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld. In familiaire kwesties is het veelal gebruikelijk de proceskosten te compenseren, maar daar wordt in dit geval van afgeweken in verband met de manier waarop [eisers] hebben geopereerd in december 2020. Zij hebben destijds zonder poging tot overleg beslag gelegd (ook op de bankrekeningen van [gedaagde] zelf) en zijn vervolgens direct een procedure gestart. Er is bijna rauwelijks gedagvaard, want nog binnen de (zeer korte) termijn die [gedaagde] werd gegeven om stukken over te leggen, is de dagvaarding betekend. Bovendien hadden [eisers] tot aan het moment van de dagvaarding hun standpunt niet kenbaar gemaakt over de vermeende vordering. Dat de aangetekende brief waarin om de stukken gevraagd werd, niet was opgehaald door [gedaagde] , maakt dit niet anders.

De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

conventie

- griffierecht € 309,00

- salaris advocaat € 1.126,00 (2,0 punten × tarief € 563,00)

reconventie

- salaris advocaat € 563,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00)

Totaal € 1.998,00

6De beslissing

De rechtbank

in conventie

6.1.

wijst de vorderingen af,

in reconventie

6.2.

verklaart voor recht dat [eisers] door het leggen van de conservatoire beslagen een onrechtmatige daad jegens [gedaagde] hebben gepleegd,

6.3.

veroordeelt [eisers] om aan [gedaagde] de schade te vergoeden die hij als gevolg van de gelegde beslagen heeft geleden respectievelijk nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,

6.4.

wijst het meer of anders gevorderde af,

in conventie en in reconventie

6.5.

veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.998,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

6.6.

veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

6.7.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021. 7

3

Hof Den Bosch 20 april 2021, ECLI:NL:GHSHE: 2021:1195.

4

Zie bijvoorbeeld Hof Den Bosch 4 mei 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1357.

5

NJB 2018/209, Willem van Tongeren, ‘Betere bescherming tegen afnemende wilsbekwaamheid’.

6

Hof Den Haag 22 juni 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1340.

7

type: IEV

coll: ACH

Jurisprudentie 1

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 20-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1195


© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733