Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20-08-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4242

Datum publicatie20-08-2021
Zaaknummer02/044236-21
ProcedureOp tegenspraak
ZittingsplaatsMiddelburg
RechtsgebiedenStrafrecht
TrefwoordenOverig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De Rb leidt uit De Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 af dat het getuige zijn van huiselijk geweld kan worden gekwalificeerd als psychische mishandeling. De Rb is van oordeel dat psychische mishandeling kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van art. 300 van het Wetboek van Strafrecht. Veroordeling van de man wegens (sysieke en psychische) mishandeling van echtgenote en zijn 7 kinderen tot een gevangenisstraf van 472 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02/044236-21

vonnis van de meervoudige kamer van 20 augustus 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]

wonende te [adres] ,

raadsman mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.

1Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 augustus 2021, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. zijn echtgenote heeft mishandeld;

2. zijn zeven kinderen heeft mishandeld;

3. de gezondheid van zijn zeven kinderen heeft benadeeld door in hun aanwezigheid zijn echtgenote en/of één of meer van de kinderen te mishandelen.

3De voorvragen

3.1

De geldigheid van de dagvaarding

De verdediging bepleit nietigheid van de dagvaarding voor alle ten laste gelegde feiten, omdat de wijze waarop de ten laste gelegde feiten zijn omschreven niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Naar de mening van de raadsman zijn de feiten onvoldoende geconcretiseerd, zodat niet duidelijk is wat verdachte op welke plaats en op welk tijdstip zou hebben begaan en verdachte zich daartegen niet kan verdedigen.

De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van een nietige dagvaarding, omdat eerder in het strafproces op basis van de voorlopige dagvaarding, waarop feiten stonden die identiek zijn aan de feiten in de huidige gewijzigde tenlastelegging voor de verdediging ook duidelijk is geweest waartegen zij zich moest verweren.

De rechtbank overweegt dat de dagvaarding ten aanzien van alle feiten een periode, een plaats, de namen van de slachtoffers, de handelingen en een aantal feitelijkheden bevat. Die feitelijkheden komen terug in de verklaringen en overige stukken die zich in het dossier bevinden.

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoende feitelijk is omschreven en ook aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet. De dagvaarding is daarom geldig.

3.2

De overige voorvragen

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

De betrouwbaarheid van de verklaringen

Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de echtgenote en de kinderen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Volgens hem zou de echtgenote dit hebben gedaan om hem te straffen en om de kinderen te krijgen.

De rechtbank stelt vast dat de kinderen die een verklaring hebben afgelegd, concreet en gedetailleerd hebben verklaard over handelingen die hun vader jegens hen en jegens hun moeder heeft gepleegd. Ten aanzien van specifieke mishandelingen, specifieke voorwerpen die verdachte heeft gebruikt en specifiek letsel komen de verklaringen van de kinderen met elkaar overeen. Ondanks deze overeenkomsten, verklaren de kinderen op bepaalde punten ook verschillend en zitten zij zo vol met verschillende voorbeelden dat de verhorend ambtenaar de kinderen daarin heeft moeten beperken. De rechtbank leidt hieruit af dat de verklaringen van de kinderen niet op elkaar zijn afgestemd, maar zijn gebaseerd op eigen waarnemingen van de kinderen.

Ten aanzien van de verklaring van de echtgenote van verdachte stelt de rechtbank vast dat zij verdachte niet onnodig in diskrediet heeft gebracht. Daar waar bijvoorbeeld haar zoon [naam 7] heeft verklaard over het door verdachte slaan met een hamer op het hoofd van haar zoon [naam 1] , geeft zij hierover een andere verklaring, zoals zij dit incident heeft waargenomen.

De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om aan de geloofwaardigheid van de zich in het dossier bevindende verklaringen van de kinderen en van de echtgenote van verdachte te twijfelen en merkt deze aan als betrouwbaar, zodat deze voor het bewijs worden gebruikt.

Ten aanzien van feit 1

Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 december 2020 te Vlissingen zijn echtgenote [naam 2] heeft mishandeld door haar - al dan niet met (harde) voorwerpen - te slaan en te stompen.

Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende komen vast te staan dat verdachte zijn echtgenote heeft geknepen. Zij zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

Ten aanzien van feit 2

Op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen staat vast dat verdachte omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 december 2020 te Vlissingen zijn zeven kinderen heeft mishandeld. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat verdachte jegens al de kinderen geweld heeft gepleegd, heeft hij niet jegens alle kinderen hetzelfde geweld gebruikt.

Met verwijzing naar de bewijsmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat alle zeven kinderen - al dan niet met (harde) voorwerpen - door verdachte zijn geslagen en ook zijn geknepen, dat [naam 3] daarnaast ook is gestompt, geschopt en getrapt, dat [naam 8] naast het slaan door verdachte ook is gestompt en geschopt en dat [naam 1] daarnaast ook is gestompt. Verder is komen vast te staan dat [naam 8], [naam 3] , [naam 4] en [naam 1] zijn geslagen met een stok.

Ten aanzien van feit 3

Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zijn echtgenote en zijn zeven kinderen heeft mishandeld.

De rechtbank overweegt over de vraag of de kinderen in hun gezondheid zijn benadeeld als gevolg van het aanwezig zijn bij de fysieke mishandelingen van hen en van hun moeder als volgt.

Op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat alle kinderen de mishandelingen door hun vader van hen en van hun moeder hebben gezien. Voor psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing van kinderen hanteert het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) als definitie: aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind, waaronder ongevoeligheid van de ouders met betrekking tot het ontwikkelingsniveau van het kind alsmede het uiten van bedreigingen (zonder verwondingen). Onder psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing valt ook het getuige zijn van het kind van geweld tussen de ouders of een van de ouders en zijn/haar (ex)partner. De Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 definiëren kindermishandeling als: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Vormen hiervan zijn lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, psychische mishandeling, psychische verwaarlozing, seksueel misbruik en getuige zijn van geweld in het gezin.

De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het getuige zijn van huiselijk geweld kan worden gekwalificeerd als psychische mishandeling. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of psychische mishandeling kan worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.

De in artikel 300, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde gelijkstelling van mishandeling met benadeling van de gezondheid biedt aanknopingspunten voor strafbaarheid van niet alleen het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust, maar ook voor psychische mishandeling. Of sprake is van psychische mishandeling hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging(en) van verdachte en de omstandigheden waaronder deze is/zijn verricht.

In deze zaak zijn zeven opgroeiende kinderen gedurende een periode van ruim twee jaar getuige geweest van ernstig, stelselmatig huiselijk geweld. Verdachte heeft de echtgenote en de kinderen in hun bijzijn - al dan niet met een stok of andere (harde) voorwerpen -mishandeld. Zij hebben moeten opgroeien in een voor hen zeer onveilige en angstige situatie.

Gelet op de aard van de gedragingen en de duur van de mishandelingen is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte is te kwalificeren als psychische mishandeling. Dat psychisch letsel in deze zaak niet door een deskundige is vastgesteld doet daaraan niet af. In eerder genoemde definities van psychische mishandeling is daarvan reeds sprake als door de geweldshandelingen psychisch letsel kan ontstaan.

Gelet op de omvang, duur en de aard van de gedragingen van verdachte jegens de echtgenote en jegens de kinderen in het bijzijn van de kinderen, bestond er een aanmerkelijke kans op de benadeling van de (psychische) gezondheid van de kinderen. Verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest. Door te handelen, zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 december

2020 te Vlissingen, zijn echtgenote, [naam 2]

, meermalen

heeft mishandeld door die [naam 2]

(telkens) - al dan niet met (harde) voorwerpen - te slaan en te

stompen;

2.

omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 december

2020 te Vlissingen, zijn kinderen,

te weten [naam 5] , en/of [naam 6]

, en/of [naam 7] en/of [naam 9]

, en/of [naam 4] , en/of

[naam 3] en/of [naam 8] ,

meermalen heeft mishandeld door die kinderen (telkens) - al dan niet

met een stok en/of andere (harde) voorwerpen - te slaan en/of te

stompen en/of te knijpen en/of te schoppen en/of te trappen;

3.

omstreeks de periode van 1 januari

2018 tot en met 2 december 2020 te Vlissingen,

zijn kinderen,

te weten [naam 5] , en [naam 6]

, en [naam 7] en [naam 9]

, en [naam 4] ,

en [naam 3] en [naam 8]

, heeft mishandeld door meermalen [naam 2]

, zijnde de moeder van voornoemde

kinderen,

en voornoemde kinderen, te mishandelen en/of te

kleineren terwijl één of meer van voornoemde kinderen hierbij

aanwezig was/waren en deze mishandelingen en/of kleineringen

heeft/hebben waargenomen, waardoor opzettelijk de

gezondheid van voornoemde kinderen werd benadeeld.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Hij vordert aan het voorwaardelijk deel van deze gevangenisstraf het reclasseringstoezicht en als bijzondere voorwaarde een algeheel contactverbod met de

ex-partner en de kinderen van verdachte te koppelen, zoals dit door de reclassering is geadviseerd.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij een veroordeling in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van verdachte en dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest voldoende is en dat daarnaast van belang is om aan deze gevangenisstraf ook een voorwaardelijk deel te koppelen met het door de reclassering geadviseerde contactverbod, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zich in een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan stelselmatige fysieke mishandeling van de echtgenote en kinderen. Ook heeft hij zijn kinderen gedurende deze periode psychisch mishandeld. Verdachte heeft bij de fysieke mishandeling van de echtgenote ook gebruik gemaakt van (harde) voorwerpen en heeft een aantal van de kinderen ook geslagen met een stok. De echtgenote en kinderen hebben hierdoor pijn aan hun lichaam ondervonden en angst ervaren. Dit alles heeft zich afgespeeld in de woning van verdachte en zijn gezin, een plek waar kinderen zich veilig horen te voelen. De echtgenote van verdachte en de kinderen zijn blootgesteld aan een grote mate van onveiligheid en vernedering.

De kinderen zullen door het opgroeien in een dergelijke onveilige situatie naar alle waarschijnlijkheid langdurig en de rest van hun leven negatieve gevolgen ondervinden.

Slechts door het optreden van Veilig Thuis is een einde gekomen aan deze situatie.

Verdachte ontkent de feiten en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen.

De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan en dit zijn ernstige feiten waarvoor bestraffing moet volgen.

Wat betreft feit 2 en 3 is er sprake van eendaadse samenloop.

De rechtbank ziet geen aanleiding de culturele achtergrond van verdachte in zijn voordeel mee te wegen in de strafmaat.

Bij haar oordeel over de op te leggen straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en niet met justitie in aanraking is geweest.

Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de reclassering van

19 juli 2021, waarin zij, indien de rechtbank beslist een voorwaardelijke straf op te leggen, adviseert een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met zijn echtgenote en kinderen en het toezicht door de reclassering aan deze voorwaardelijke straf te koppelen.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat een passende straf is voor verdachte.

De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie, mede gelet op het feit dat hij verwijst naar jurisprudentie, waarin de gevallen niet geheel vergelijkbaar zijn met deze zaak, niet passend is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug in detentie moet. De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat verdachte al 107 dagen in voorarrest heeft gezeten. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de vrouw en kinderen niet meer ziet omdat zij inmiddels op een geheim adres wonen waarbij de verwachting vooralsnog niet is dat in de toekomst sprake zal zijn van hereniging. Dit is een omstandigheid die verdachte hard zal hebben getroffen.

De rechtbank zal dan ook afwijken van de eis van de officier van justitie.

De rechtbank wil met de oplegging van een straf de ernst van de feiten benadrukken, maar wil ook herhaling van dergelijke misdrijven voorkomen.

Hoewel verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten, is de rechtbank gelet op de feiten en het gedrag van verdachte wel van oordeel dat een flinke stok achter de deur onmisbaar is, om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden is. Daarnaast zal zij aan verdachte een voorwaardelijke straf voor de duur van 365 dagen opleggen met een proeftijd van 3 jaar. De voorwaardelijke straf maakt het stellen van bijzondere voorwaarden mogelijk. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank het contactverbod opleggen, waarvan de noodzakelijkheid ter nadere beoordeling van de reclassering ligt. De rechtbank ziet geen aanleiding de andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan deze straf te koppelen.

De rechtbank acht een proeftijd van 3 jaar nodig, zodat verdachte er voor lange tijd aan wordt herinnerd dat hij geen strafbare feiten mag plegen.

Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren moet worden opgelegd.

7De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding voor feit 1, bestaande uit een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.

Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 5.000,00 billijk.

De gevorderde schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen.

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf het tijdstip waarna de schade in ieder geval is veroorzaakt, te weten 2 december 2020.

8De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9De beslissing

De rechtbank:

Voorvragen

- verklaart de dagvaarding geldig;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd;

Eendaadse samenloop tussen

feit 2: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;

en

feit 3: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 472 (vierhonderdtweeënzeventig) dagen, waarvan 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als algemene voorwaarde:

* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht:

- [naam 2] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 8] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 3] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 4] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 9] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 7] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 6] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- [naam 5] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats];

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;

- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen;

Benadeelde partij

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] (feit 1) van € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 december 2020 tot aan de dag der voldoening;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer

[naam 2] (feit 1), € 5.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 december 2020 tot aan de dag der voldoening;

- bepaalt dat bij niet betaling 60 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. J.C. Gillesse en mr. R. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2021.

Mr. De Jong is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10Bijlage I

De tenlastelegging

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 december

2020 te Vlissingen, zijn echtgenote, [naam 2]

, meermalen

heeft mishandeld door die [naam 2]

(telkens) - al dan niet met (harde) voorwerpen - te slaan en/of te

stompen en/of te knijpen;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van

Strafrecht )

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 december

2020 te Vlissingen, zijn kinderen, althans een of meer van zijn kinderen,

te weten [naam 5] , en/of [naam 6]

, en/of [naam 7] en/of [naam 9]

, en/of [naam 4] , en/of

[naam 3] en/of [naam 8] ,

meermalen heeft mishandeld door die kind(eren) (telkens) - al dan niet

met een stok en/of andere (harde) voorwerpen - te slaan en/of te

stompen en/of te knijpen en/of te schoppen en/of te trappen;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van

Strafrecht )

3.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari

2018 tot en met 2 december 2020 te Vlissingen en/of elders in Nederland,

zijn (kind)eren, althans een of meer van zijn kinderen,

te weten [naam 5] , en/of [naam 6]

, en/of [naam 7] en/of [naam 9]

, en/of [naam 4] ,

en/of [naam 3] en/of [naam 8]

, heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal, [naam 2]

, zijnde de moeder van voornoemde

kinderen,

en/of één of meer van voornoemde kinderen, te mishandelen en/of te

kleineren terwijl één of meer van voornoemde kind(eren) hierbij

aanwezig was/waren en/of deze mishandelingen en/of kleineringen

heeft/hebben

waargenomen, waardoor één of meer van voornoemde kind(eren)

psychisch letsel heeft/hebben bekomen en/of een

hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke

gewaarwording bij hen is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de

gezondheid van één of meer van voornoemde kind(eren) werd

benadeeld;

( art 300 lid 4 Wetboek van Strafrecht )



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733