Rechtbank Midden-Nederland 13-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3166

Datum publicatie16-07-2021
Zaaknummer524415 HA RK 21-166
ProcedureWraking
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Wraking / verschoning;
Jeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

In de hoofdzaak gaat het om het verzoek van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling te verlengen. Grootmoeder is hierbij voorlopig als informant aangemerkt. Zij heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij wenst als belanghebbende te worden aangemerkt. Doordat zij enkel informant is is zij niet ontvankelijk in wrakingsverzoek. Wrakingskamer gaat niet over haar positie in de procedure. Zij is dus geen partij ex art. 36 Rv. Geen mondelinge behandeling.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER

Locatie: Utrecht

Zaaknummer/rekestnummer: 524415 HA RK 21-166

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van

13 juli 2021

op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

(verder te noemen: verzoekster),

gemachtigde: W.E. van Bentem, rechtskundig adviseur te Garrelsweer.

1De procedure

1.1.

Verzoekster heeft op 2 juli 2021 ter zitting een verzoek ingediend tot wraking van

mr. V.M.M. van Amstel in de zaak met zaaknummer C/16/522374 / JE RK 21-1010.

1.2.

De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.

In de onderliggende zaak heeft de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland de rechter verzocht een beslissing te nemen op het verzoek om de ondertoezichtstelling van de kleindochter van verzoekster te verlengen. De rechter heeft verzoekster voorlopig als informant aangemerkt. Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt en wenst als belanghebbende te worden aangemerkt.

2.2.

Als wrakingsgrond heeft verzoekster aangevoerd dat de rechters bij de rechtbank Midden-Nederland in nauwe verbinding staan met Samen Veilig Midden-Nederland, die door de rechtbank als ketenpartner wordt aangemerkt. Daardoor kan de rechter niet meer met een heldere blik bekijken of Samen Veilig Midden-Nederland in staat is om in zo’n complexe zaak als deze de juiste beslissingen neemt. Volgens verzoekster blijkt dit uit de eerdere beschikking van deze rechtbank van 24 juli 2020 met betrekking tot de uithuisplaatsing van haar kleindochter. Verzoekster is van mening dat de structurele verwevenheid tussen de rechtspraak en Samen Veilig Midden-Nederland het fundament van de rechtspraak raakt, waarbij – zo begrijpt de wrakingskamer – de onpartijdigheid van de rechtspraak in het geding is.

2.3.

Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter, bij wie uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegenover een partij – althans aan een partij die daarover de objectief gerechtvaardigde vrees heeft – (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben.

2.4.

Gelet daarop kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend door een in de procedure verschenen belanghebbende. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechter verzoekster in de onderliggende procedure voorlopig als informant heeft aangemerkt en dat zij op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend nog niet had beslist op de op dat punt door verzoekster ingenomen stellingen. Het is niet aan de wrakingskamer om de rechterlijke waardering van de positie van verzoekster in die procedure te toetsen. Omdat verzoekster in de onderliggende procedure vooralsnog als informant was aangemerkt is zij geen partij is in de zin van artikel 36 Rv. Zij zal dan ook in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.5.

Op grond van paragraaf 2.4.2, aanhef en onder b van het wrakingsprotocol van deze rechtbank 1 kan een mondelinge behandeling van het verzoek daarom achterwege blijven.

3De beslissing

De wrakingskamer:

3.1.

verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;

3.2.

draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;

3.3.

bepaalt dat de procedure met zaaknummer C/16/522374 / JE RK 21-1010 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. A. van Dijk en mr. A. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.

de griffier de voorzitter

is buiten staat de beslissing te ondertekenen

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

1

Te vinden op: https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Midden-Nederland/Regels-en-procedures/Paginas/default.aspx



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733