Rechtbank Limburg 02-06-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:4532

Datum publicatie11-06-2021
ZaaknummerC/03/279166 / HA ZA 20-325
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Ongehuwd samenleven
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Ook als geen vergoedingsrecht kan worden aangenomen op grond van tussen partijen gesloten overeenkomst of overige in Boek 6 BW geregelde rechtsfiguren, kan zo’n vergoedingsrecht voortvloeien uit de in art. 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen redelijkheid en billijkheid. Partijen stellen dat zij samenwoonden als waren zij gehuwd, zonder afspraken. Niet is afgesproken dat degene die een zaak betaalt, daarvan eigenaar is. Het moet er daarom voor worden gehouden dat wat partijen hebben aangeschaft, gemeenschappelijk eigendom werd.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/279166 / HA ZA 20-325

Vonnis van 2 juni 2021

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te gemeente [woonplaats 1] ,

eiseres,

advocaat mr. R.F. Cohen,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. R.A. Wijnands.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met productie 1

  • de conclusie van antwoord

  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 maart 2021.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad, die inmiddels is beëindigd. [eiseres] en [gedaagde] waren niet gehuwd en hadden geen geregistreerd partnerschap of schriftelijk samenlevingscontract.

2.2.

[eiseres] en [gedaagde] woonden met hun twee minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een huurwoning aan de [adres] te [woonplaats 2] . [eiseres] heeft de woning inmiddels verlaten.

3Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert na vermindering van eis zoals is vermeld in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. [gedaagde] veroordeelt om de zaken genoemd en omschreven in het fundamentum petendi van de dagvaarding onder sub 4, met, naar de rechtbank begrijpt, in achtneming van de vermindering van eis, aan [eiseres] af te geven op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat niet wordt voldaan aan het in deze te wijzen vonnis nadat het in deze te wijzen vonnis zal zijn betekend,

  2. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.

3.2.

[gedaagde] voert – kort gezegd – als verweer aan dat [eiseres] op geen enkele manier bewijs heeft geleverd dat de zaken die zij terugvordert haar eigendom zijn. Verder valt op dat een aantal van de opgesomde goederen onvoldoende geconcretiseerd zijn, zoals bv. “alle fleece dekens”, “alle sieraden” en “alle dekbedovertrekken”, dit met het oog op de gevorderde dwangsom. Eind 2019 heeft [eiseres] de woning leeggehaald. Volgens hem bestaat er tussen partijen onenigheid over de vraag wie welke goederen krijgt. [gedaagde] weet bovendien niet welke goederen [eiseres] destijds heeft meegenomen, dus het is heel goed mogelijk dat er goederen zijn waarvan zij nu afgifte vordert, die ze al lang heeft, waardoor afgifte onmogelijk is.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

[eiseres] legt – kort gezegd – aan haar vordering ten grondslag dat zij de aan haar toebehorende roerende inboedelzaken die in de voormalige huurwoning zijn achtergebleven en die [gedaagde] onder zich heeft, terug wil hebben.

4.2.

De rechtbank stelt voorop dat nu partijen niet gehuwd waren, geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en geen samenlevingscontract hebben gesloten, iedere partner in beginsel haar/zijn eigen goederen dient terug te nemen en eventuele gemeenschappelijke goederen verdeeld moeten worden volgens art. 3:166 BW e.v. (titel 3.7). Tussen informeel samenlevenden bestaat een rechtsverhouding (vgl. HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR: 2019:707) die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst. Dat informeel samenlevenden ervan hebben afgezien een wettelijk geregelde vorm van samenleving (huwelijk of geregistreerd partnerschap) aan te gaan of hebben afgezien om over de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken te maken, staat daaraan niet in de weg. De afspraak om te gaan samenleven, raakt in de praktijk onvermijdelijk ook hun vermogensrechtelijke verhouding. Ook als ter zake van bepaalde uitgaven niet een vergoedingsrecht van de ene samenlevende jegens de andere samenlevende kan worden aangenomen op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst of op grond van de overige in Boek 6 BW geregelde rechtsfiguren, kan zo’n vergoedingsrecht in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval voortvloeien uit de in art. 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid. Gelet hierop volgt de rechtbank partijen in hun stelling dat zij samenwoonden als ware zij gehuwd, zonder dat zij dienaangaande verdere afspraken hebben gemaakt. Dit betekent onder andere dat niet is afgesproken dat de persoon die een aangekochte zaak betaalt, daarvan de eigenaar is. Het moet er daarom voor worden gehouden dat hetgeen door partijen is aangeschaft, gemeenschappelijk eigendom werd.

4.3.

De tijdens de mondelinge behandeling verminderde vordering brengt met zich dat de rechtbank alleen nog hoeft te oordelen over de hierna genoemde nog resterende goederen.

de luier emmer

4.4.

Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat de luieremmer door haar moeder is gekocht. [gedaagde] heeft verklaard dat deze emmer nooit was schoongemaakt en dat hij de emmer vanwege de viezigheid naar de stort heeft gebracht.

[gedaagde] heeft niet betwist dat de luieremmer door de moeder van [eiseres] is gekocht en daarmee haar eigendom is. De rechtbank zal daarvan uitgaan, [gedaagde] heeft onbetwist gesteld de luieremmer te hebben weggegooid. De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen € 15,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

witte kaptafel

4.5.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze van haar is, terwijl [gedaagde] heeft verklaard deze naar de stort te hebben gebracht.

Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat de kaptafel eigendom van [eiseres] was, terwijl hij deze naar de stort heeft gebracht, zal de rechtbank [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen € 25,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

wit met groene speelkist op [minderjarige 2] haar kamer

4.6.

De rechtbank is van oordeel dat deze kist aan geen van partijen toebehoort, nu deze (onbetwist) eigendom is van hun dochter [minderjarige 2] . De rechtbank zal de betreffende vordering afwijzen.

bananendoos met dvd’s

4.7.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat het een kartonnen doos met dvd’s betreft. Die dvd’s zijn de volgende:

  1. Hairspray

  2. Noa ut Zuuje

  3. Honey

  4. Dora

  5. Schoolkamp dvd 2007 [eiseres]

  6. American pie 1, 2, 3

[gedaagde] heeft verklaard in deze tijden van Netflix alle dvd’s te hebben weggegooid.

4.8.

Tussen partijen is niet in geschil dat dvd’s (a) tot en met (d) eigendom van de kinderen zijn. De vordering van [eiseres] is ter zake deze dvd’s zal daarom worden afgewezen.

4.9.

[gedaagde] heeft niet betwist dat de dvd’s (e) en (f) eigendom zijn van [eiseres] . De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen om € 10,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

voedingskussen

4.10.

Als onbetwist staat vast dat het voedingskussen er niet meer is, terwijl gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] het kussen kwijt zou hebben gemaakt. De rechtbank kan niet vaststellen dat dit kussen nog bestaat, zodat de betreffende vordering zal worden afgewezen.

diamanten oorbellen van [eiseres]

4.11.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze oorbellen van haar zijn en dat zij deze van [naam oma] heeft gekregen. [gedaagde] heeft verklaard geen idee te hebben waar de oorbellen zijn, misschien dat ze op een kinderkamer liggen. [gedaagde] heeft erkend dat de oorbellen van [eiseres] zijn.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [gedaagde] veroordelen de oorbellen aan [eiseres] af te geven.

glazen sapkan met tapkraantje en bijbehorende glazen

4.12.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze zaken van haar zijn. De waarde is volgens haar € 15,00. [gedaagde] heeft verklaard dat deze kapot zijn gevallen en dat de waarde hoogstens € 10,00 is.

[gedaagde] heeft niet betwist dat deze zaken eigendom zijn van [eiseres] . De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen ter zake € 12,50 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

gietijzeren braadpan van [naam oma]

4.13.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard deze pan van [naam oma] te hebben gekregen. [gedaagde] heeft verklaard deze pan niet te hebben.

[gedaagde] heeft niet betwist dat de pan eigendom is van [eiseres] . De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen om € 25,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

rvs zuurvleesplan/braadpan met glazen deksel

4.14.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze pan met deksel van haar is, terwijl [gedaagde] heeft verklaard niet te weten welke van de pannen die in zijn huis staan wordt bedoeld.

De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen deze pan met deksel aan [gedaagde] af te geven, nadat [eiseres] aan [gedaagde] een nadere specificatie ervan heeft gegeven, zodat [gedaagde] de pan met deksel kan identificeren.

2e gewone bril en zonnebril op sterkte van [eiseres]

4.15.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze twee brillen van haar zijn. [gedaagde] heeft verklaard beide brillen niet meer te hebben: ze liggen niet in zijn huis.

[gedaagde] heeft niet betwist dat beide brillen eigendom zijn van [eiseres] . Verder heeft hij erkend ze niet meer te hebben, waaruit de rechtbank afleidt dat hij ze op enig moment wel heeft gehad. De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen ter zake € 75,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

glazen coca cola en een bols mix glas

4.16.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat dit glazen van opa en oma [eiseres] waren en dat

het glazen van minstens € 2,50 per stuk waren. [gedaagde] heeft verklaard dat deze glazen niet meer bij hem liggen en dat je ze gratis bij McDonalds kunt krijgen.

[gedaagde] heeft niet betwist dat de glazen eigendom zijn van [eiseres] . De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen ter zake € 5,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

Sony koptelefoon van [eiseres]

4.17.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze koptelefoon van haar is. [gedaagde] heeft erkend dat de koptelefoon van [eiseres] is, maar dat de koptelefoon weg is en dat hij niet weet waar de koptelefoon is.

[gedaagde] heeft erkend dat de koptelefoon eigendom is van [eiseres] , terwijl hij niet weet waar deze is, waaruit de rechtbank afleidt dat hij de koptelefoon wel heeft gehad. De rechtbank zal [gedaagde] bij eindvonnis veroordelen ter zake € 50,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] te betalen.

alle kinderautostoelen

4.18.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat het twee autostoeltjes betreft, die van haar zijn. [gedaagde] heeft verklaard op dit moment nog maar een autostoeltje in zijn huishouden te hebben en dat hij dat stoeltje zelf heeft betaald.

Gelet op het verweer van [gedaagde] en met in achtneming van het in rov. 4.2 vooropgestelde neemt de rechtbank aan dat elke partij een kinderstoeltje toekomt. Nu er nog maar één is, en wel in handen van [gedaagde] , zal [gedaagde] de waarde van de andere stoel aan [eiseres] moeten vergoeden. De rechtbank zal de waarde van een autostoeltjes vaststellen op

€ 25,00 en [gedaagde] veroordelen dit bedrag bij eindvonnis aan [eiseres] te betalen.

Trek elektrische fiets

4.19.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze fiets van haar is. [gedaagde] heeft verklaard de fiets te hebben betaald en dat [eiseres] moet bewijzen dat de fiets van haar is.

Nu [eiseres] zich erop beroept dat de fiets haar eigendom is, hetgeen [gedaagde] heeft betwist, zal de rechtbank haar in de gelegenheid te bewijzen dat zij eigenaar is van deze fiets.

schuimen zitmatjes

4.20.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard het betreffende fietsstoeltje wel, maar de daarbij behorende zitmatjes niet te hebben. [gedaagde] heeft verklaard niet precies te weten wat [eiseres] bedoelt, maar voor zover hij weet heeft hij dergelijke matjes niet thuis liggen.

De rechtbank stelt vast dat onbetwist is dat er schuimen zitmatjes waren, maar dat onduidelijk is waar deze nu zijn. De aard van de matjes geeft, met inachtneming van het in rov. 4.2 vooropgestelde, aanleiding om te concluderen dat deze matjes gemeenschappelijk eigendom waren, die geen van partijen echter meer in haar bezit heeft. In zoverre valt dienaangaande niets meer te verdelen, zodat de rechtbank het hieromtrent gevorderde zal afwijzen.

auto op accu

4.21.

[eiseres] heeft verklaard dat het een auto betreft waar de kinderen in kunnen zitten en dat zij deze heeft betaald. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat er zo’n auto was, maar dat deze kapot is gegaan en naar de stort is gebracht. Hij heeft zelf een nieuwe auto voor de kinderen gekocht.

De rechtbank stelt vast dat tussen partijen vaststaat dat er een auto op accu was. [eiseres] heeft niet weersproken dat deze kapot was en dat de auto daarom naar de stort is gebracht door [gedaagde] die vervolgens een nieuwe auto voor de kinderen heeft gekocht. Daarmee valt de naar de stort gebrachte auto niet meer te verdelen. Er zijn geen redenen om [eiseres] ter zake deze auto, speelgoed, een schadevergoeding toe te kennen. De auto valt dus niet te verdelen. Het ter zake gevorderde zal worden afgewezen.

ski-jas en skibroek

4.22.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat deze van haar zijn. [gedaagde] heeft verklaard dat [eiseres] de jas en broek heeft meegenomen en dat hij ze niet heeft. Nu [gedaagde] zich erop beroept dat [eiseres] deze spullen al heeft meegenomen, zal de rechtbank hem in de gelegenheid stellen zijn stelling dienaangaande te bewijzen. Mocht [gedaagde] niet slagen in zijn bewijslevering, dan zal de rechtbank bepalen dat [gedaagde] € 120,00 als door de rechtbank geschatte schade aan [eiseres] moet betalen.

zilverpoets prowin

4.23.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij dit heeft gekocht op een avond waarbij over dergelijke producten werd gepraat. Het betreft een fles. [gedaagde] heeft verklaard niet te weten wat [eiseres] bedoelt. Volgens hem staat zo’n fles niet in huis.

Gelet op de stellingen van partijen gaat de rechtbank ervan uit dat de inhoud van de zilverpoets is opgebruikt en om die reden niet meer tot de te verdelen gemeenschappelijke inboedel behoort. De betreffende vordering wordt afgewezen.

privéfoto’s einde zwangerschap

4.24.

[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat het foto’s betreft, die gemaakt zijn door de zus

van [gedaagde] en dat zij deze zou krijgen. [gedaagde] heeft verklaard niet te weten waar de foto’s zijn. Nu [eiseres] zich erop beroept dat [gedaagde] deze foto’s aan haar dient te geven, zal de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid stellen te bewijzen dat [gedaagde] deze foto’s nog heeft. Mocht [eiseres] niet slagen in haar bewijslevering, zal dit deel van het gevorderde worden afgewezen.

overig

4.25.

In afwachting van de bewijsleveringen houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

draagt [eiseres] op te bewijzen dat:

  1. de fiets haar eigendom is,

  2. [gedaagde] privéfoto’s van het einde van haar zwangerschap, die door de zus van [gedaagde] zijn gemaakt, in zijn bezit heeft,

5.2.

draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [eiseres] de ski-jas en skibroek heeft meegenomen,

5.3.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 juni 2021 voor uitlating door [eiseres] alsook door [gedaagde] of zij/hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,

5.4.

bepaalt dat [eiseres] alsook [gedaagde] , indien zij/hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.5.

bepaalt dat [eiseres] alsook [gedaagde] , indien zij/hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden november 2021 tot en met maart 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald,

5.6.

bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van

mr. J.R. Sijmonsma in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1,

5.7.

bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.8.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021. 1

1

type: JC



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733