Rechtbank Rotterdam 31-03-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:4096

Datum publicatie10-05-2021
Zaaknummer615206 / HA RK 21-270
ProcedureWraking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Burgerlijk procesrecht; Civiel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Wraking / verschoning; Lijfsdwang / gijzeling;
Kinderen; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Wraking afgewezen. Naar aanleiding van de antwoorden van verzoekster op de kritische vragen van de rechter waarom er geen omgang tot stand kwam, kwam bij de rechter boosheid op. Vermoed wordt dat een rechter in staat is eventuele eigen boosheid en emoties buiten beschouwing te laten tijdens de zitting en bij het nemen van beslissingen. Zij heeft op eigen initiatief de behandeling geschorst. Hiermee heeft zij tijdig onderkend dat haar emotie belemmerend werd voor haar functioneren en dus op professionele wijze gehandeld.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken

Zaaknummer / rekestnummer: 615206 / HA RK 21-270

Beslissing van 31 maart 2021

op het verzoek van

[naam verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

advocaat mr. J.M.C. van Gorkum,

strekkende tot wraking van:

mr. H.J. Wieman-Bart, rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 18 maart 2021 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechter als voorzitter deel uitmaakt, behandeld het verzoekschrift ingediend door [naam wederpartij] jegens de verzoekster inzake hun minderjarig kind.

Die procedure draagt als kenmerk C/10/482883 / FA RK 15-6659.

Bij gelegenheid van die behandeling heeft de advocaat van verzoekster wraking van de rechter verzocht.

Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.

Verzoekster en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 24 maart 2021. Verzoekster heeft de gronden van de wraking nader gemotiveerd bij brief van 25 maart 2021 aan de wrakingskamer.

Ter zitting van 26 maart 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de advocaat van verzoekster en de rechter, alwaar zij hun standpunten mondeling nader hebben toegelicht.

2Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :

2.1.1

De rechter was te emotioneel betrokken bij de zaak waardoor sprake is van (de schijn van) partijdigheid. Tijdens de mondelinge behandeling was de bejegening van de rechter jegens de verzoekster vanaf het begin aanvallend, boos en geïrriteerd. Er mogen kritische vragen worden gesteld, maar de ondervraging van verzoekster ging te ver. Het tonen van boosheid en irritatie waren emoties die rechtstreeks gericht waren tot de verzoekster. De opmerkingen die de rechter daarbij maakte waren niet passend en wekken de schijn van vooringenomenheid. De omgang tussen het minderjarig kind en de vader is niet tot stand gekomen, maar verzoekster heeft zoveel mogelijk haar medewerking verleend en dit is ook terug te lezen in het dossier.

2.1.2

Het uitspreken van de boosheid door de rechter en het daardoor schorsen van de mondelinge behandeling is voldoende voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is, althans dat de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid is ontstaan. Verzoekster betwijfelt of de forse irritatie en boosheid van de rechter gedurende een schorsing van maximaal 10 minuten volledig is weggeëbd. De rechter kan niet meer op een neutrale, onpartijdige wijze naar deze zaak kijken.

2.2

De rechter heeft niet in de wraking berust.

De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:

2.2.1

De rechterlijke onpartijdigheid staat er niet aan in de weg dat de rechter zich op basis van de stukken een voorlopig oordeel vormt over het geschil en over de wijze waarop de partijen zich in verband met dit geschil hebben gedragen. De rechter is van oordeel dat het handelen van verzoekster belemmerend is geweest voor het ontstaan van een goed contact tussen de vader en de minderjarige en daarom niet in het belang was van het minderjarig kind. Door de opvatting van de rechter over het handelen van verzoekster, is niet een oordeel gegeven over de voorliggende verzoeken.

2.2.2

De rechter herkent zich niet in een te grote emotionele betrokkenheid bij de zaak. In familiezaken gaat het vaak om geschillen die de rechtzoekenden heel persoonlijk raken. Dit brengt met zich dat de emotie bij de rechter ook wel eens kan oplopen. Zo lang de rechter deze emotie goed hanteert, kan hieruit geen partijdigheid worden afgeleid. Tijdens de ondervraging van verzoekster kwam boosheid en irritatie op bij de rechter. Om te voorkomen dat de irritatie die bij de rechter opkwam bij de verdere bespreking van de zaak in de weg zou gaan zitten, heeft de rechter de behandeling kort onderbroken om dit gevoel te laten wegebben, hetgeen ook gebeurd is. Na de schorsing heeft de advocaat van verzoekster de rechter gewraakt, zodat aan verdere bespreking niet is toegekomen. De rechter heeft haar emotie op tijd onderkend en de behandeling van de zaak daarom kort onderbroken. Na de schorsing was de rechter in staat de behandeling van de zaak op passende wijze voort te zetten. Uit het optreden van de rechter ter zitting blijkt geen (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.

3De beoordeling

3.1

Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.

3.2

De wrakingskamer is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is en dat de aangevoerde omstandigheden evenmin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.

3.3

In het proces-verbaal van de zitting van 18 maart 2021 staat voor zover van belang het volgende vermeld:

[…]

voorzitter : Ik heb wel wat moeite met wat u daar zegt. Tijdens de mondelinge behandeling is destijds besproken wat er zou gebeuren als er geen omgang plaats vond. Het stond daarna ook in de beschikking. U wist dat de lijfsdwang uitgevoerd kon worden. Het was aan u om [naam minderjarige] te stimuleren om naar haar vader toe te gaan. Ik hoor wat u en uw advocaat zeggen, dat u steeds goed meegewerkt hebt, en ik word daar een beetje boos om, want als ik het hele dossier lees, zie ik dat niet terug. Op de belangrijke momenten werkt u niet mee aan de omgangregeling. [naam minderjarige] heeft nauwelijks eigen ervaringen met haar vader. Het is met name uw invloed geweest waardoor zij zo negatief tegenover haar vader staat. U heeft de adviezen van de hulpverleners niet opgevolgd en het kwartje is nog steeds niet gevallen. De man heeft ook dingen verkeerd gedaan, maar hoe ziet u zelf uw aandeel in dit geheel?

de vrouw: De minderjarige heeft contact gehad met Jeugdzorg, de raad en het Rotterdams Omgangshuis. Wat had ik anders moeten doen? U vraagt mij wat ik fout heb gedaan? De minderjarige heeft heel veel meegemaakt. Ze zou contact hebben met haar vader bij het Rotterdams Omgangshuis, maar ze kende hem niet. De man werd boos. Hij werd door medewerkers uit de kamer gehaald en ik moest de minderjarige troosten. Er is geen sprake van ouderverstoting. Ik heb het niet bewust gedaan dat de minderjarige haar vader niet wil zien.

voorzitter: Dat wil ik wel van u aannemen, maar u heeft wel bewust ervoor gekozen rechterlijke beslissingen niet na te leven. Ik ben geen psychloog, maar het heeft wel alle kenmerken van ouderverstoting. Het kwartje valt nog steeds niet. U bent hier al zo vaak door verschillende hulpverleners op gewezen. Ik merk dat dat u echt niet ziet wat u anders had moeten doen.

de vrouw: Vorige week stond er nog een deurwaarder aan de deur. Het ging om een vordering van € 16.000,-. Dit levert enorm veel spanning op in mijn gezin.

voorzitter: Voor een beslissing over de dwangsommen is misschien een andere procedure nodig. Ik wil met partijen kijken naar de toekomst.

Ik merk dat ik te boos [word]. Ik wil de behandeling van de zaak even schorsen.

advocaat vrouw: Ik heb hier moeite mee. Ik denk aan wraking.

De voorzitter schorst de behandeling van de zaak.

Enige tijd later wordt de behandeling hervat.

[…]

voorzitter: Wat zijn de gronden van de wraking?

advocaat vrouw: Ik [vind] u te emotioneel. U heeft al standpunten ingenomen. […]”

(onderstreping in origineel)

3.4

De wrakingskamer stelt voorop dat aan een rechter ruimte en vrijheid toekomt in de wijze waarop deze een zaak behandelt en dat de rechter partijen kritisch moet kunnen bevragen over de relevante feiten en omstandigheden. Daarbij kan irritatie of boosheid bij de rechter ontstaan. Dat kan naar het oordeel van de wrakingskamer slechts leiden tot een geslaagd beroep op wraking, indien uit concrete feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat in de bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt.

3.5

Uit hoofde van diens aanstelling wordt een rechter vermoed onbevooroordeeld en onpartijdig te zijn. Hieruit vloeit ook voort dat ervan uit wordt gegaan dat een rechter in staat is eventuele eigen emoties buiten beschouwing te laten bij het nemen van beslissingen. Die emoties kunnen zich zowel in het zicht van partijen (tijdens een zitting) als op andere momenten (zoals tijdens de voorbereiding of de raadkamer) voordoen. Ook vloeit uit het vermoeden van onbevooroordeeldheid en onpartijdigheid voort dat van een rechter wordt verwacht dat deze diens emoties buiten beschouwing laat bij het nemen van beslissingen en dat partijen als uitgangspunt hierop mogen, en moeten kunnen, vertrouwen.

3.6

Voor de stelling dat de rechter vanaf het begin van de mondelinge behandeling boos en geïrriteerd was jegens verzoekster, is in de stukken van het geding, in het bijzonder het hiervoor genoemde proces-verbaal van de zitting, geen aanwijzing te vinden. Temeer nu hieruit blijkt dat de aan het begin van de zitting door de rechter open vragen zijn gesteld aan beide procespartijen. Uit het proces-verbaal blijkt wel dat de rechter aan verzoekster kritische vragen heeft gesteld en zich kritisch heeft uitgelaten over het handelen van verzoekster. Dit behoort tot de taak van de rechter en is in het licht van het dossier en de langlopende procedure ook niet onbegrijpelijk. Deze enkele omstandigheid vormt dan ook geen grond voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt dan wel dat de schijn daarvan is gewekt.

3.7

Uit het verhandelde ter zitting en de schriftelijke reactie van de rechter blijkt voorts dat naar aanleiding van de antwoorden van verzoekster boosheid bij de rechter opkwam.

3.7.1

Het opkomen van deze emotie heeft de rechter tijdens de ondervraging van verzoekster ook duidelijk benoemd. Deze aanvankelijke boosheid van de rechter was kennelijk ingegeven door de inhoudelijke standpunten van verzoekster in het kader van de kritische bevraging daarover en kan bovendien worden beschouwd als functioneel daaraan. Hieruit kan naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook geen (schijn van) partijdigheid worden afgeleid. Vast staat echter dat bij de rechter vervolgens naar aanleiding van de verdere antwoorden van verzoekster zodanige boosheid is opgekomen dat dit voor haar aanleiding was om de behandeling van de zaak te schorsen.

3.7.2

De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter hiermee haar emotie zodra die belemmerend werd voor haar functioneren en daarmee op tijd heeft onderkend en er op professionele wijze naar heeft gehandeld door op eigen initiatief de mondelinge behandeling te schorsen om deze emotie te laten wegebben. Uit hoofde van haar professionaliteit mag ervan worden uitgegaan dat de rechter ook heeft kunnen inschatten wat de benodigde duur was van de onderbreking van de zitting om die emotie te laten wegzakken en in staat te zijn om op onpartijdige wijze met de behandeling door te gaan.

3.7.3

Er zijn naar het oordeel van de wrakingskamer geen feiten en/of omstandigheden gebleken op grond waarvan daarover in dit geval anders moet worden geoordeeld. Vast staat dat de rechter direct na de hervatting van de zitting is gewraakt en daardoor niet meer is toegekomen aan de voortzetting van de mondelinge behandeling. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de wrakingskamer geen grond voor objectief gerechtvaardigde vrees dat de rechter niet onpartijdig is, of dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt.

3.8

Gelet op het voorgaande kunnen de aangevoerde gronden noch afzonderlijk, noch in samenhang bezien, tot gegrondverklaring van het verzoek leiden. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook afwijzen.

4De beslissing

De rechtbank:

- wijst af het verzoek tot wraking van mr. H.J. Wieman-Bart.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.A. Kalk, voorzitter, mr. drs. J. van den Bos en mr. E.A. Vroom, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.

Verzonden op:

aan:

-

-

-

-



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733