Rechtbank Noord-Nederland 09-12-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:5159

Datum publicatie06-05-2021
Zaaknummer171870
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Omgang met grootouders/andere niet-ouders; Geen omgang (een van) ouders; Begeleide omgang (BOR)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vaststelling begeleide omgangsregeling tussen kinderen en grootouders vz. Vader is omgang met de kinderen tot twee maal toe ontzegd. Gelet op gebeurtenissen in het verleden heeft rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat grootouders vader, die naast hen woont, buiten hun omgangsregeling met de kinderen gaan houden. Anderzijds is omgangsregeling met grootouders wel in belang kinderen. Daarom geen onbegeleide omgangsregeling, maar BOR. Frequentie: 2 keer tot maximaal 4 keer per jaar.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/171870 / FA RK 20-296

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 9 december 2020

inzake

[grootmoeder] ,

en

[grootvader] ,

beide wonende te [woonplaats] ,

hierna gezamenlijk te noemen de grootouders,

advocaat mr. J.X.C. Peters, kantoorhoudende te Woudenberg,

tegen

[de vrouw] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

hierna ook te noemen de vrouw,

advocaat mr. H. Hulshof, kantoorhoudende te Emmeloord.

1Het procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van de grootouders, ingekomen op 12 maart 2020,

- de brief met bijlagen van de GI van 28 augustus 2020,

- het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 6 november 2020.

1.2.

De zaak is behandeld op de zitting van 17 november 2020 in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming was mevrouw
[naam] aanwezig.

1.3.

De minderjarige [minderjarige 1] heeft de rechter een brief geschreven.

2De feiten

2.1.

Uit de relatie van de vrouw en [de man] , zijn geboren:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 in de [gemeente] ,

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 in de [gemeente] ,

- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2011 in de [gemeente] .

2.2.

De man heeft de kinderen erkend. De vrouw voert het gezag over de kinderen uit.

2.3.

De grootouders zijn de ouders van de man.

2.4.

Tussen de ouders en tussen de vrouw en de grootouders hebben in het (recente) verleden meerdere procedures gespeeld die (onder andere) zagen op de omgang tussen de man en de kinderen en tussen de grootouders en de kinderen. Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 april 2019 is de man het recht op omgang met de kinderen ontzegd voor onbepaalde tijd. Bij beschikking van 14 oktober 2020 van deze rechtbank is het verzoek van de man om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen, met dien verstande dat wel is bepaald dat de man en [minderjarige 1] eenmaal per twee weken contact met elkaar mogen hebben door middel van (beeld)bellen, maar alleen op verzoek van [minderjarige 1] en in bijzijn van de vrouw.

2.5.

De kinderen hebben tot 6 september 2020 onder toezicht gestaan van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden (hierna te noemen de GI).

2.6.

Onder begeleiding van de GI heeft op 22 juli 2020 een omgangsmoment plaatsgevonden tussen de grootouders en de kinderen.

3Het geschil

3.1.

De grootouders verzoeken, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. een omgangsregeling vast te stellen tussen de grootouders en de kinderen, waarbij gedurende de eerste zes maanden omgang zal plaatsvinden op iedere eerste zaterdag van de maand van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de grootouders de kinderen halen en brengen, welke omgangsregeling na verloop van drie maanden wordt uitgebreid naar eenmaal per twee maanden van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en in de andere maand op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, althans een omgangsregeling door de rechtbank in goede justitie te bepalen.

3.2.

De vrouw voert verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van het verzoek.

4De beoordeling

4.1.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Niet in geschil is dat tussen de kinderen en de grootouders in 2014 een nauwe persoonlijke betrekking bestond, op grond waarvan een (tijdelijke) omgangsregeling is vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die maken dat er geen sprake meer is van een nauwe persoonlijke betrekking, zodat de grootouders ontvankelijk zijn in hun verzoek. Wat de precieze rol van de grootouders is geweest in de jaren dat de kinderen met de ouders naast de grootouders woonden, behoeft derhalve geen verdere bespreking meer.

4.2.

Vervolgens is de vraag aan de orde of de thans door de grootouders verzochte omgangsregeling gelet op het belang van de kinderen wenselijk is.

4.3.

De grootouders menen van wel. Het is volgens de grootouders voldoende duidelijk dat de kinderen belang hebben bij contact met hun grootouders. Tijdens het omgangsmoment op 22 juli 2020 hebben zij zich aan de voorwaarden van de GI gehouden. De grootouders realiseren zich dat de vrees van de vrouw en de GI voornamelijk is gelegen in de kans dat de vader van de kinderen via de grootouders alsnog een vorm van contact heeft tijdens de omgangsmomenten tussen de grootouders en de kinderen. Zij zullen er echter zorg voor dragen dat hier op geen enkele manier sprake van zal zijn, omdat zij beseffen dat dit een grond is om de omgang tussen hen en de kinderen niet langer plaats te laten vinden. Met deze toezegging is verdere begeleiding niet nodig, aldus de grootouders.

4.4.

De vrouw verzet zich tegen de gevraagde omgangsregeling. De grootouders staan verre van neutraal in de kwestie over de omgang tussen de man en de kinderen en zij hebben zich in het verleden niet gehouden aan de gestelde voorwaarden. Het ontbreekt bij de vrouw aan enig vertrouwen in de grootouders dat zij de man buiten de omgang zullen houden. Begeleide omgang onder strenge voorwaarden is wat de vrouw betreft de enige vorm van omgang die in het belang van de kinderen is. Zij kan zich dan ook vinden in de door de GI geadviseerde omgangsregeling.

4.5.

De GI heeft de vrouw en de grootouders op 19 augustus 2020 geadviseerd om twee keer per jaar een begeleid bezoekmoment af te spreken. De begeleiding is volgens de GI nodig, omdat de GI niet kan uitsluiten dat de grootouders de man bij de bezoeken zullen betrekken. Ook kan niet worden uitgesloten dat de grootouders de kinderen belasten met de strijd tussen de grootouders en de vrouw en tussen de ouders. De GI meent echter dat omgang met de grootouders positief kan bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen, mits de grootouders zich aan de voorwaarden houden. Indien de grootouders zich niet aan de voorwaarden houden, zal dit schadelijk zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.

4.6.

De RvdK heeft de rechtbank geadviseerd het verzoek van de grootouders af te wijzen. De RvdK is met de GI van mening dat onbegeleide omgang een risico vormt voor de kinderen. Voorkomen moet worden dat de kinderen, door direct of indirect contact met hun vader, in een (verder) loyaliteitsconflict terechtkomen. De RvdK kan zich vinden in het advies van de GI voor een vorm van begeleide omgang.

4.7.

De rechtbank zal op de standpunten van partijen en het advies van de RvdK hierna nader ingaan.

4.8.

Het is de rechtbank voldoende gebleken dat omgang met hun grootouders in beginsel in het belang van de kinderen is. Het verslag van het omgangsmoment van 22 juli 2020 laat zien dat de kinderen erg op hun gemak waren bij hun grootouders. De wens van [minderjarige 1] om haar grootouders vaker te zien, begrijpt de rechtbank dan ook. De omgangsmomenten moeten echter ook veilig en in het belang van de kinderen verlopen. De rechtbank kan er in de onderhavige zaak niet omheen dat de man de omgang met zijn kinderen tot tweemaal toe ontzegd is. Vast staat ook dat de man naast zijn ouders woont. Om in een dergelijke situatie toch tot een onbegeleide omgangsregeling te komen, moet er geen twijfel over bestaan dat tijdens de omgang tussen de kinderen en de grootouders elk contact tussen de man en de kinderen uitblijft. De rechtbank heeft er echter onvoldoende vertrouwen in gekregen dat de man buiten de omgangsregeling tussen de grootouders en de kinderen zal worden gehouden. Hierbij weegt de rechtbank de incidenten rond de toneelvoorstelling en het Skypecontact bij een eerder onbegeleid omgangscontact mee. Over het incident rond de toneelvoorstelling, waarbij [minderjarige 1] op de een of andere manier een mobiele telefoon in haar jaszak heeft gekregen, geven de grootouders slechts aan dat de man deze telefoon aan [minderjarige 1] heeft gegeven en dat zij niet op de hoogte waren van zijn plannen. De rechtbank heeft niet gehoord dat de grootouders de actie van hun zoon afkeuren. Ten aanzien van het Skypecontact tussen de man en de kinderen tijdens een eerder omgangsmoment tussen de grootouders en de kinderen hebben de grootouders verklaard dat dit alleen was om de kinderen even gerust te stellen. Het was de grootouders echter duidelijk dat dit in strijd was met de voor de omgang gemaakte afspraken. Het had op de weg van de grootouders gelegen om de ernst van deze incidenten te erkennen, in plaats van het gebeurde te bagatelliseren, temeer nu het in deze zaak juist draait om het vertrouwen in de grootouders om de man buiten de omgang te houden. De rechtbank begrijpt dat de grootouders niet verantwoordelijk zijn voor het handelen van de man, maar in deze procedure zijn deze twee zaken niet volledig los van elkaar te zien. Zo kan de rechtbank de man niet verplichten om niet in zijn woning te zijn als de kinderen bij hun grootouders in de woning daarnaast verblijven. De enkele opmerking van de grootouders dat hun zoon dan elders zal moeten verblijven of dat zij met de kinderen elders zullen moeten verblijven, is onvoldoende om erop te kunnen vertrouwen dat de kinderen tijdens de omgang met hun grootouders niet in contact met hun vader komen. Omgang op een neutrale plek ergens in [provincie] , zoals door de grootouders ter zitting is voorgesteld, sluit ook niet uit dat de man de kinderen ziet, via een vorm van beeldbellen bijvoorbeeld, zoals eerder is gebeurd. De rechtbank ziet, alles overwegende, dan ook geen mogelijkheden voor een vorm van onbegeleide omgang, zoals door de grootouders is verzocht, zonder dat de kinderen daarbij het risico lopen contact te hebben met hun vader of betrokken te worden in de strijd tussen hun ouders.

4.9.

Omdat alle betrokkenen het er wel over eens zijn dat de omgang met hun grootouders in beginsel in het belang van de kinderen is, zal de rechtbank bepalen dat de omgang tussen de kinderen en de grootouders begeleid moet plaatsvinden en daarin de adviezen van de GI en de RvdK volgen. Dit betekent dat de grootouders in ieder geval twee keer per jaar een begeleid omgangsmoment met de kinderen zullen hebben gedurende twee uur per keer. De vrouw heeft aangegeven dat haar is toegezegd dat Humanitas (via het Gebiedsteam) de omgang in ieder geval twee keer per jaar kan begeleiden. Vaker zou niet mogelijk zijn, omdat het gaat om het begeleiden van contact met de grootouders en niet met een ouder en de financiële middelen daarvoor vanuit de gemeente beperkt(er) zijn. Indien het qua financiering van de begeleiding toch mogelijk blijkt om de omgang vaker te laten plaatsvinden, ziet de rechtbank echter geen belemmeringen om de omgangsmomenten van twee uur per keer maximaal vier keer per jaar te laten plaatsvinden.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

bepaalt de omgang tussen de grootouders en de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 in de [gemeente] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 in de [gemeente] , en [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2011 in de [gemeente] , aldus, dat de omgang tweemaal per jaar gedurende twee uren onder begeleiding door Humanitas of een vergelijkbare instantie zal plaatsvinden, waarbij deze begeleide omgang kan worden uitgebreid naar vier keer per jaar gedurende twee uren, indien blijkt dat Humanitas of een vergelijkbare instantie mogelijkheden heeft voor begeleiding van die omgangsmomenten;

5.2.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. C. Coster, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 9 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.

fn: 631



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733