Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26-03-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2247

Datum publicatie04-05-2021
Zaaknummer370845 FA RK 20-1755
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Huurwoning; Titel 8 Huwelijksvoorwaarden
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Belangenafweging m.b.t. toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning. Het emotionele belang van de man (ruim 30 jaar huurder) en de investeringen in de woning wegen minder zwaar dan de belangen van de vrouw, die een nagelstudio in de echtelijke woning heeft. Vrouw heeft niet de financiële middelen om een ruimte elders te huren. Verder heeft de vrouw onbetwist gesteld dat zij de hoofdverzorger is van haar kinderen en haar werkzaamheden aan huis goed te combineren zijn met de zorg voor de kinderen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Breda

Zaaknummer: C/02/370845 / FA RK 20-1755

beschikking betreffende echtscheiding

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. W.H.P. de Jongh,

en

[de man] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. B.P.A. van Beers.

1. Het procesverloop

1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:

- het op 6 april 2020 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;

- het betekeningsexploot;

- het op 28 mei 2020 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de man;

- het op 8 juni 2020 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek tevens houdende aanvullende verzoeken met bijlagen van de vrouw;

- het op 29 januari 2021 ontvangen formulier verdelen en verrekenen van de man;

- het op 31 januari 2021 ontvangen formulier verdelen en verrekenen van de vrouw;

- het F9-formulier van mr. Van Beers van 8 februari 2021 met bijlage;

- de brief van mr. De Jongh van 15 februari 2021 tevens houdende aanvullend verzoek met bijlagen.

1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 26 februari 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2De feiten

Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:

- partijen zijn op [datum] in de gemeente [gemeente] op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd;

- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;

- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat:

- echtscheiding;

- primair bepaling dat zij de huurster van de echtelijke woning zal zijn;

- subsidiair, voor het geval zij niet de huurster van de echtelijke woning zal zijn, bepaling dat zij bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning met de zich daarin bevindende inboedel voort te zetten;

- gelasten van de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen en afwikkeling overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden op de wijze zoals aangegeven onder de punten 8 tot en met 20 van het verweerschrift op zelfstandig verzoek tevens aanvullend verzoek;

- bepaling dat de man een bedrag van [bedrag] aan de vrouw dient te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de te wijzen beschikking;

- bepaling dat de man de huur- en zorgtoeslag over de maanden april 2020 en december 2020 aan de vrouw voldoet en voor zover door de man niet zelfstandig voldaan, over de maanden januari 2021 en verder tot aan het moment dat de vrouw de toeslagen op eigen naam kan aanvragen.

De man verzoekt, samengevat:

- echtscheiding;

- bepaling dat hij huurder van de echtelijke woning zal zijn;

- bevel tot verdeling van de gemeenschappelijke goederen en afwikkeling overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden waarbij de wijze van verrekening/verdeling ten aanzien van het paard en het bedrag van [bedrag1] wordt bevolen zoals onder de punten 7 tot en met 11 van het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek is gesteld.

4De beoordeling

Echtscheiding

4.1.

Partijen verzoeken allebei de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht.

4.2.

De rechtbank zal de verzoeken over en weer als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

Huurrecht

4.3.

De vrouw verzoekt primair te bepalen dat zij huurster zal zijn van de echtelijke woning. Aan haar verzoek legt de vrouw ten grondslag dat de man de echtelijke woning op

3 februari 2020 heeft verlaten en dat zij sindsdien samen met haar twee minderjarige kinderen uit een eerdere relatie ( [kinderen] ) in de echtelijke woning woont. De kinderen gaan vlakbij de echtelijke woning naar school en hebben daar hun sociale leven. Verder exploiteert de vrouw vanaf het adres van de echtelijke woning een schoonheidssalon waarvoor in de woning aparte voorzieningen zijn getroffen. Zij kan haar werkzaamheden aan huis ook goed met de zorg voor de kinderen combineren. Mocht het huurrecht niet aan de vrouw worden toegekend, dan verzoekt zij subsidiair te bepalen dat zij gerechtigd is de bewoning van deze woning en de zich daarin bevindende inboedel gedurende een periode van zes maanden na de ontbinding van het huwelijk voort te zetten.

4.4.

De man voert verweer en verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek te bepalen dat hij huurder van de echtelijke woning zal zijn. De man geeft aan dat partijen samen hadden afgesproken dat de vrouw de echtelijke woning zou verlaten. De man verwijst daarvoor naar het als productie 2 overgelegde Whatsapp-bericht. Verder huurt hij de woning inmiddels 30 jaar en heeft hij veel verbeteringen in en rond de woning aangebracht. Volgens de man is het voor de vrouw mogelijk haar werkzaamheden vanuit een andere locatie te verrichten door bijvoorbeeld een ruimte te huren en de kinderen van de vrouw kunnen meer worden opgevangen door hun vader. Ten slotte geeft de man aan dat hij op dit moment in een stacaravan verblijft, maar dat dit per 30 juni 2020 niet meer mogelijk zal zijn. Vanaf dat moment heeft hij geen woonruimte meer.

4.5.

De rechtbank overweegt als volgt. De man en de vrouw hebben allebei een verzoek

gedaan om toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning. Dit leidt ertoe dat de

rechtbank een belangenafweging zal moeten maken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de man zich in een lastige situatie bevindt, ziet de rechtbank in hetgeen hij aanvoert geen aanleiding om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te kennen. Het emotionele belang (ruim 30 jaar huurder) en de investeringen in de woning wegen minder zwaar dan de belangen van de vrouw. In de echtelijke woning drijft de vrouw haar onderneming, een nagelstudio. Aangezien de nagelstudio haar bron van inkomsten is, is het voor de vrouw noodzakelijk dat zij haar onderneming kan blijven voortzetten. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de financiële middelen niet heeft om bijvoorbeeld een ruimte elders te huren waar zij haar nagelstudio kan inrichten. Verder heeft de vrouw onbetwist gesteld dat zij de hoofdverzorger is van haar kinderen en haar werkzaamheden aan huis goed te combineren zijn met de zorg voor de kinderen. In haar beoordeling betrekt de rechtbank ook dat de man ter zitting heeft verklaard dat hij een paar aanbiedingen heeft gehad voor andere woonruimte, terwijl de vrouw onweersproken heeft aangegeven dat zij – ondanks pogingen daartoe – nog niet in aanmerking is gekomen voor andere woonruimte. Ten aanzien van de stelling van de man dat partijen de afspraak hadden gemaakt dat de vrouw de woning zou verlaten is de rechtbank van oordeel dat het overgelegde Whatsapp-bericht onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van een afspraak op grond waarvan de vrouw de woning nu zou moeten verlaten. Zij geeft immers in het bericht aan dat ze de woning zal verlaten zodra zij andere woning heeft gevonden en die situatie doet zich niet voor. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het primaire verzoek van de vrouw toewijzen, waardoor niet wordt toegekomen aan bespreking van haar subsidiaire verzoek. De rechtbank zal dit afwijzen. Verder wijst de rechtbank het verzoek van de man omtrent het huurrecht af.

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden & verrekenvorderingen

4.6.

De vrouw verzoekt de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen en afwikkeling overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden te gelasten op de wijze zoals weergegeven onder de punten 8 tot en met 20 van het verweerschrift op zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoek.

4.7.

De man voert verweer tegen dit verzoek en verzoekt bevel tot verdeling van de gemeenschappelijke goederen en afwikkeling overeenkomstig de huwelijkse voorwaarden waarbij de wijze van verrekening c.q. verdeling ten aanzien van het paard en het bedrag van

[bedrag1] wordt bevolen zoals onder de punten 7 tot en met 11 van het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek is gesteld.

4.8.

Na uitvoerige bespreking van ieders standpunten heeft de rechtbank de mondelinge behandeling geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar in overleg te gaan. Partijen hebben dit overleg positief afgesloten en zij hebben de volgende afspraken gemaakt over de verdeling van de gemeenschappelijke goederen, de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden en de verrekenvorderingen:

- de man betaalt eenmalig een bedrag van [bedrag3] aan de vrouw ten behoeve van de aflossing van de debetstand op de gezamenlijke bankrekening;

- partijen verlenen allebei hun medewerking aan de opheffing van de gezamenlijke bankrekening;

- de inboedel zullen partijen in onderling overleg verdelen.

4.9.

Partijen hebben verder verklaard dat zij voor het overige niets van elkaar te vorderen

hebben.

4.10.

Gelet op artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek en de omstandigheid dat partijen

algehele overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gemeenschappelijke goederen en de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden, komt aan de rechtbank niet langer de bevoegdheid toe om de wijze van de verdeling c.q. afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te gelasten. De rechtbank zal en kan hiertoe dan ook niet overgaan. Dat neemt niet weg dat partijen (voor zover dat niet al is gedaan) uitvoering dienen te geven aan de tussen hen gemaakte afspraken. Verder wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw tot voldoening van € [bedrag3] af, omdat zij geen belang meer heeft bij dit verzoek.

Proceskosten

4.11.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De rechtbank

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd;

bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw vanaf de dag dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand huurster zal zijn van de echtelijke woning, gelegen aan de [adres] [woonplaats] , gemeente [gemeente] ;

compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. Meyboom, en, in tegenwoordigheid van

de griffier, in het openbaar uitgesproken op

Mededeling van de griffier:

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door een verweerder die niet is verschenen, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon, dan wel binnen drie maanden nadat de beschikking op andere wijze is betekend en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het

gerechtshof ’s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733