Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3956

Datum publicatie23-04-2021
Zaaknummer200.276.435
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag;
Overig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Stiefvader krijgt medegezag over kinderen. Kinderen krijgen daarnaast zijn achternaam. Bezwaren vader treffen geen doel.
Art.1:253t lid 1 BW en art. 1: 253t lid 3 BW.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.276.435

(zaaknummer rechtbank Gelderland 357813)

beschikking van 22 april 2021

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. Y. Eryilmaz te Arnhem,

en

[verweerster] ,

verder te noemen: de moeder,

en

[verweerder] ,

verder te noemen: de stiefvader,

beiden wonende te [A] ,

verweerders in hoger beroep,

advocaat: mr. S. Striekwold te Doetinchem.

1Het verloop van het geding in hoger beroep

Voor het verloop van het geding tot 11 maart 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.

2De motivering van de beslissing

2.1

Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 11 maart 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.

2.2

In die beschikking heeft het hof, alvorens verder te beslissen, de griffier verzocht de kinderen in de gelegenheid te stellen om schriftelijk dan wel via een kindgesprek hun mening kenbaar te maken ten aanzien van de in deze procedure voorliggende geschilpunten en iedere verdere beslissing aangehouden.

2.3

De minderjarigen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] (verder te noemen: de kinderen) hebben bij brieven van 14 maart 2021 aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot de verzoeken.

Gezag

2.4

In artikel 1:253t lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder, die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten. Vast is komen te staan dat aan de voorwaarden zoals vermeld in lid 2 wordt voldaan. Op grond van artikel 1:253t lid 3 BW wordt het verzoek slechts afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

2.5

De vader stelt dat toewijzing van het verzoek van de moeder en de stiefvader een negatieve weerslag zou hebben op de ongestoorde relatie tussen de vader en de kinderen, mede gelet op de slechte communicatie tussen de vader en de moeder. De vader wil bovendien betrokken blijven bij het leven van de kinderen en contact hebben met de kinderen.

2.6

De moeder en de stiefvader betwisten dat. Zij voeren aan dat de vader in het geheel niet betrokken is bij de kinderen en daartoe ook geen stappen heeft gezet. De vader is al elf jaar uit beeld bij de kinderen. Een wijziging van het gezag maakt dat niet anders. Uit niets blijkt dat de belangen van de kinderen bij inwilliging van het verzoek worden verwaarloosd, aldus de moeder en de stiefvader.

2.7

Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van voornoemde afwijzingsgrond van artikel 1:253t lid 3 BW en dient het verzoek van de vader te worden afgewezen.

Daarbij overweegt het hof dat niet in geschil is dat de moeder, de stiefvader en de kinderen al sinds november 2008 in gezinsverband leven. Sindsdien voedt de stiefvader samen met de moeder de kinderen op neemt hij samen met de moeder beslissingen over hen. Daarnaast is van belang dat de kinderen al elf jaar geen contact meer hebben met de vader. De stiefvader vervult dus al lange tijd de rol van opvoeder in het leven van de kinderen.

Voorts neemt het hof bij zijn oordeel in aanmerking dat het gezamenlijk gezag over de kinderen reeds in 2013 door de rechtbank is gewijzigd in eenhoofdig gezag bij de moeder.

De stiefvader maakte toen al geruime tijd onderdeel uit van het gezin van de moeder en de kinderen.

Net als de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) in zijn brief van 22 januari 2021 is het hof verder van oordeel dat de continuïteit binnen het gezin van de moeder en de stiefvader van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van de kinderen. Dat de stiefvader samen met de moeder met het gezag over hen wordt belast draagt bij aan die continuïteit. Daarom is het van belang dat de juridische situatie, dus gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader, in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie waarin de moeder en de stiefvader samen de kinderen opvoeden en beslissingen over hen nemen.

Het hof overweegt voorts dat de kinderen duidelijk, uitgesproken en consistent zijn in hun mening omtrent het gezag. Zij willen dat de stiefvader, samen met de moeder, ook formeel de belangrijke beslissingen over hen mag nemen.

Ook is van belang dat de kinderen ervan op de hoogte zijn dat de vader hun biologische vader is. Binnen het gezin van de moeder en de stiefvader is geen sprake van ontkenning van dit gegeven.

Het hof benadrukt ten slotte dat de wens van de vader om contact te hebben met de kinderen los staat van de beslissing omtrent het gezag. Deze wens vormt daarmee geen aanleiding om anders te beslissen. De grief ten aanzien van het gezag faalt.

Geslachtsnaamwijziging

2.8

Artikel 1:253t lid 5 BW bepaalt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt onder andere afgewezen, indien

a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;

(…)

c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.

2.9

De vader stelt dat een wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang van de kinderen is. De belangen van het gezin waar de kinderen opgroeien zijn ondergeschikt aan het belang van de kinderen bij behoud van hun identiteit. Een belangrijk deel van die identiteit is gelegen in de geslachtsnaam van het kind, aldus de vader. Daarnaast is het voeren van verschillende geslachtsnamen binnen één gezin niet ongewoon in Nederland. Ook in samengestelde gezinnen is dit het geval. De kinderen hebben bovendien al hun gehele leven de naam [verzoeker] , aldus de vader.

2.10

De moeder betwist dat en voert aan dat het in verband met de gezinseenheid van belang is om aan te sluiten bij de wens van de kinderen om hun geslachtsnaam te wijzigen. De kinderen voeren sinds zij zich dat kunnen herinneren al de naam [verweerder] . Bovendien is er al elf jaar geen contact meer met de vader, aldus de moeder.

2.11

Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat sprake is van de afwijzingsgronden als genoemd in artikel 1:253t lid 5 onder a of c BW.

Anders dan de vader stelt, is niet komen vast te staan dat het belang van de kinderen zich tegen toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging verzet (afwijzingsgrond onder c). Daartoe overweegt het hof dat het belang van gezinseenheid in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om zich met de vader te kunnen identificeren. Het hof sluit daarmee aan en verwijst naar hetgeen hiervoor ten aanzien van het gezag is overwogen. Het hof voegt daar nog aan toe dat de stiefvader al twaalf jaar deel uitmaakt van het gezin van de moeder en de kinderen. De vader heeft al elf jaar geen contact meer met de kinderen. Op grond daarvan bevestigt het dragen van slechts één geslachtsnaam binnen het gezin de al lang bestaande gezinseenheid. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van de vader dat de achternaam van de kinderen [verzoeker] blijft. De kinderen weten dat de vader hun biologische vader is. Ook is niet voldaan aan de afwijzingsgrond onder a. De kinderen zijn duidelijk, uitgesproken en consistent in hun wens dat zij de achternaam [verweerder] willen dragen. Zij schrijven het hof dat zij zich een [verweerder] voelen en zij gebruiken deze naam al geruime tijd. Met de raad is het hof van oordeel dat de wens van de kinderen om de naam [verweerder] te dragen begrijpelijk is, mede gelet op de nieuwe samenstelling van het basisgezin van de kinderen waarin nog een halfbroertje is geboren. Een wijziging van hun achternaam sluit daardoor aan bij de verdere ontwikkeling van de kinderen en is daarmee in hun belang.

Daarmee faalt de grief ten aanzien van de geslachtsnaamwijziging.

2.12

Het hof ziet geen aanleiding voor toewijzing van verzoek van de moeder en de stiefvader om de vader te veroordelen in de proceskosten. Het hof zal dit verzoek afwijzen en de proceskosten compenseren zoals hierna zal worden beslist.

3De slotsom

3.1

Nu de grieven falen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover het betreft het gezag en de geslachtsnaamwijziging, bekrachtigen.

3.2

Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van

30 december 2019, voor zover het betreft het gezag en de geslachtsnaamwijziging;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, R. Feunekes en

K.A.M. van Os- ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 22 april 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733