Gerechtshof Amsterdam 23-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:317

Datum publicatie26-02-2021
Zaaknummer200.272.540/01 NOT
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:TNORAMS:2019:22
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid notaris;
Meerderjarigenbescherming; Bewind; Mentorschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De notaris heeft zijn eigen functie gebruikt om de geloofwaardigheid van het betoog van zijn cliënten te onderstrepen. Van een notaris mag worden verwacht dat hij zich terdege realiseert op welke wijze hij zichzelf en het door hem in te nemen standpunt in het rechtsverkeer presenteert. De door de notaris gehanteerde wijze van presentatie van de lezing van de broers en zus van klager in deze zaak geeft blijk van onvoldoende besef in dit opzicht. Klacht gegrond, waarschuwing.

Volledige uitspraak


beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.272.540/01 NOT

nummer eerste aanleg : 665859/NT 19-24

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 februari 2021

inzake

[klager] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

gemachtigde: [gemachtigde 1] ,

tegen

[notaris] ,

notaris te [woonplaats] ,

geïntimeerde.

1Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellant (hierna: klager) heeft op 16 januari 2020 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 19 december 2019 (ECLI:NL:TNORAMS:2019:22). Op 4 maart 2020 heeft hij dit beroepschrift aangevuld.

1.2.

Het hof heeft geïntimeerde (hierna: de notaris) in de gelegenheid gesteld een verweerschrift bij het hof in te dienen. De notaris heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

1.3.

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.

1.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 december 2020. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klager aan de hand van een pleitnota.

2Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

Samengevat komen de feiten neer op het volgende.

2.1.

De notaris heeft begin 2019 als gemachtigde in een procedure bij de rechtbank Noord-Holland afdeling Kanton en Bewind, twee broers van klager, [broer A] en [broer B] (hierna tezamen: de broers), en een zus van klager, [zus C] , bijgestaan. In deze procedure ging het om een verzoek van [broer A] en [broer B] tot onderbewindstelling en mentorschap over mevrouw [X] (hierna: de moeder van klager), die ten tijde van deze procedure hoogbejaard en dementerend was. Klager was in die procedure verweerder.

2.2.

In een pleitnota, opgesteld voor de mondelinge behandeling op 4 januari 2019, heeft de notaris onder andere geschreven:

Dank dat u mij het woord geeft om namens de verzoekers, [broer A] , [zus C] en [broer B] het woord te voeren. Ik ben [notaris] en notaris te [plaats] . In mijn functie als notaris maak ik vaak mee dat er discussie ontstaat tussen de kinderen over de wijze waarop het vermogen van moeder dient te worden beheerd en over de wijze waarop moeder dient te worden verzorgd. Het is niet de eerste keer dat ik het woord voer in een procedure voor het onder bewind stellen van een ouder door één of meer kinderen. Wel is het de eerste keer dat ik meemaak dat twee van mijn drie opdrachtgevers, te weten [broer A] en [zus C] middels advocaten het aan hun broer, de heer [klager] , geleende geld hebben moeten terugvorderen. In deze procedure zijn mijn opdrachtgevers in het gelijk gesteld en hebben zij beiden hun uitgeleende geld terug ontvangen. Mede om die reden hebben zij aangegeven niet het woord te willen voeren. Uiteraard zijn zij bereid en in staat rechtstreeks antwoord te geven op door u aan hen te stellen vragen. Dit laatste is ook van toepassing op [broer B] . [broer B] heeft geen procedure tegen zijn broer [klager] gevoerd maar heeft in het verleden een aantal aanvaringen gehad met [klager] waardoor ook [broer B] niet het woord wenst te voeren.

Door mijn opleiding en werk als notaris, ik ben immers ook jurist, vraag ik altijd om bewijsstukken waaruit blijkt hoe de verhoudingen zijn ontstaan. In dit geval zijn er drie kinderen het met elkaar eens over wie het vermogen van moeder mag beheren en dan wel onder het toeziend oog van u, rechter, en één kind is daar tegen. [broer A] , [zus C] en [broer B] hebben veel stukken geproduceerd om aan te tonen dat naar hun mening [klager] niet de juiste persoon is om het vermogen van moeder te beheren. Een aantal stukken zijn u ter beschikking gesteld en onnodig om nu aan te halen. Om toch een indruk te geven van toon en houding van de heer [klager] een kort citaat uit een mail van bijna 5 jaar geleden, om precies te zijn: 8 januari 2014 om 19.50 uur, [klager] schrijft dan nog aan [broer A] en [zus C] op vriendschappelijke wijze en hij uit daarbij zijn zorgen over [broer A] die moeder ook dan al grotendeels verzorgt en over de mogelijkheden die er zijn om extra zorg voor moeder te regelen:

“Zelf zit ik er over te denken om ook [broer B] bij dat gesprek te betrekken!!!! Als wij hem een uitnodiging sturen om op een bepaalde datum, tijdstip en plaats te komen, zien we wel of hij sowieso komt. (Ook hij heeft zijn verantwoordelijkheden, gelijk zoals wij die hebben!) In de uitnodiging naar hem zullen we alvast subtiel aangeven dat we ook van hem verwachten dat hij (geruime) tijd aandacht en zorg aan zijn moeder gaat besteden. Ongetwijfeld zal hij zeggen dat hij (als directeur van Schiphol en de KLM) daar onmogelijk tijd voor heeft. Dan weten we dat. Maar dan heb ik er ook geen enkele moeite meer mee dat hij bij de volgende schenking van zijn moeder overgeslagen wordt! Dat kan ik met mijn geweten heel goed verantwoorden!” Einde citaat.

Los van het feit dat [broer B] geen directeur van Schiphol en KLM is maar wel een drukke baan kan hebben waardoor hij minder zorg kan leveren aan zijn moeder dan [broer A] die bij moeder inwoont, spreekt uit de mail een denigrerende toon richting [broer B] waar ook financiële gevolgen aan gekoppeld worden door [klager] . Het is niet moeder die een schenking gaat onthouden aan [broer B] maar [klager] die volgens zijn opgave een volmacht heeft van zijn moeder. (…)”

2.3.

Bij beschikking, uitgesproken op 24 januari 2019, heeft de kantonrechter de broers benoemd tot bewindvoerders en [broer A] benoemd tot mentor van de moeder van klager. Klager heeft daartegen hoger beroep ingesteld. De moeder van klager is op 9 oktober 2019 overleden.

3Standpunt van klager

De klacht houdt in dat de opstelling van de notaris en zijn aantijgingen richting klager bij de mondelinge behandeling van de onderbewindstellingsprocedure een notaris onwaardig zijn. De notaris heeft leugens en beschuldigingen als waarheid geventileerd, aldus klager.

Klager verzoekt de kamer de notaris een tuchtmaatregel op te leggen en tevens te veroordelen tot vergoeding van de betaalde griffiekosten alsmede een tegemoetkoming in de door de gemachtigde van klager beroepsmatig verleende kosten van rechtsbijstand, factor 2.

In hoger beroep voert klager aan dat hij in eerste aanleg in zijn procesrechtelijke belangen is geschaad door de formele opstelling van de kamer, waarbij het indienen van aanvullende producties buiten de daarvoor gestelde termijn niet werd toegestaan.

Klager betoogt verder dat de kamer ten onrechte is voorbijgegaan aan de overige door hem wél tijdig ingebrachte producties. Klager stelt tenslotte, kort samengevat, dat de kamer zijn in eerste aanleg aangevoerde argumenten onvoldoende heeft meegewogen en dat de beslissing van de kamer op verschillende punten onvoldoende is gemotiveerd.

4Beoordeling

4.1.

De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer heeft, kort samengevat, het volgende geoordeeld. De door klager geuite beschuldigingen jegens de notaris zijn niet aangetoond. Uit het betoog van de notaris tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter had klager moeten begrijpen dat de notaris als gemachtigde van zijn broers en zus optrad. Het stond de notaris vrij om als zodanig in die procedure op te treden. Dat de notaris daarbij enige kleuring in zijn betoog heeft aangebracht, is naar het oordeel van de kamer niet klachtwaardig.

Klacht omtrent de procedure eerste aanleg

4.2.

De stelling van klager dat hij door de gang van zaken in eerste aanleg in zijn procesrechtelijke belangen is geschaad, behoeft geen nadere bespreking, nu het hof op grond van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) de zaak opnieuw in volle omvang behandelt en klager in hoger beroep voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt kenbaar te maken.

Klacht: inhoudelijk

4.3.

Klager verwijt de notaris dat de notaris zich tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter op 4 januari 2019 heeft laten voorstaan op het feit dat hij notaris is. Kennelijk heeft hij dit – aldus klager - gedaan met het oogmerk om de rechter te overtuigen. In de processtukken en tijdens deze zitting heeft de notaris onheuse en ernstige aantijgingen richting klager gedaan over het handelen en het beheer van het vermogen van de moeder van klager, zonder dat de notaris zelf enige vorm van onderzoek heeft gedaan. Door deze handelswijze heeft de notaris de integriteit en de goede naam van klager aangetast. De handelswijze van de notaris is in strijd met de “ Verordening beroeps- en gedragsregels 2011” alsmede met de door de KNB op 10 juli 2013 vastgestelde beleidsregel “Beleid integere beroepsuitoefening”.

Klager is daarnaast genoodzaakt geweest om kosten te maken, doordat hij beroep heeft moeten instellen tegen de onder 2.3. genoemde beschikking van de kantonrechter.

4.4.

De notaris meent dat als uitgangspunt heeft te gelden dat hij onafhankelijk dient te zijn; dit is anders indien hij aangeeft slechts één van de partijen te vertegenwoordigen. Doordat hij op uitdrukkelijk verzoek van de broers en de zus van klager namens hen bij de kantonrechter verweer heeft gevoerd, had het voor klager duidelijk moeten zijn dat hij in de hoedanigheid van partijadviseur optrad. De notaris heeft nooit werkzaamheden verricht voor klager. De notaris betreurt het dat klager hem nooit anders heeft gezien dan als tegenpartij. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris aan zijn verweer toegevoegd dat hij tijdens de zitting bij de kantonrechter juist de-escalerend heeft willen optreden. Omdat de broers en zus van klager in het verleden al eerder tegen klager hadden geprocedeerd, heeft hij namens hen het woord op de zitting gevoerd. Mocht de indruk zijn ontstaan dat hij in deze procedure gewicht heeft willen toekennen aan zijn functie van notaris dan was dit geenszins zijn bedoeling.

4.5.

Het hof overweegt als volgt. Weliswaar heeft de notaris tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter ter zake de onderbewindstelling uitdrukkelijk aangegeven dat hij namens de broers en zus van klager sprak, doch uit de hiervoor onder 2.2 geciteerde pleitnota valt af te leiden dat de notaris zich daarbij uitdrukkelijk heeft beroepen op zijn functie en zijn eigen kennis en ervaring als notaris in dit soort zaken:

“ Ik ben [notaris] en notaris te [plaats] . In mijn functie als notaris maak ik vaak mee dat er discussie ontstaat tussen de kinderen over de wijze waarop het vermogen van moeder dient te worden beheerd en over de wijze waarop moeder dient te worden verzorgd. Het is niet de eerste keer dat ik het woord voer in een procedure voor het onder bewind stellen van een ouder door één of meer kinderen.”(…)

“Door mijn opleiding en werk als notaris, ik ben immers ook jurist, vraag ik altijd om bewijsstukken waaruit blijkt hoe de verhoudingen zijn ontstaan.” Het hof kan de wijze waarop de notaris zijn betoog namens zijn cliënten heeft ingekleed niet anders uitleggen, dan dat de notaris door te schermen met zijn functie en zijn kennis en ervaring in dit soort zaken meer gewicht aan het betoog van zijn cliënten heeft willen geven. Anders gezegd, de notaris heeft zijn eigen functie gebruikt om de geloofwaardigheid van het betoog van zijn cliënten te onderstrepen. Dat hij dit niet bewust heeft gedaan, zoals de notaris ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, maakt dit niet anders. Van een notaris mag worden verwacht dat hij zich terdege realiseert op welke wijze hij zichzelf alsmede het door hem in te nemen standpunt in het rechtsverkeer presenteert. De door de notaris gehanteerde wijze van presentatie van de lezing van de broers en zus van klager in deze zaak geeft blijk van onvoldoende besef in dit opzicht.

De notaris heeft weliswaar de vrijheid om persoonlijke meningen en overtuigingen te uiten, maar die vrijheid brengt, mede gezien de bijzondere aard van zijn ambt, ook de verantwoordelijkheid mee te handelen zoals een behoorlijk notaris betaamt.

Het hof is van oordeel dat de notaris door zijn handelen niet zorgvuldig is opgetreden.

Anders dan de kamer acht het hof de klacht dan ook gegrond.

Conclusie en maatregel

4.6.

Nu van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake is, rechtvaardigt dat in beginsel een maatregel, waarbij de ernst van het verwijt mede de zwaarte van de maatregel bepaalt. Het hof acht de maatregel van een waarschuwing in dit geval passend en geboden. Hierbij heeft het hof meegewogen dat het klachtwaardig handelen (handelen in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend notaris betaamt) de kern van de notariële dienstverlening raakt en de notaris tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft laten blijken niet in te zien dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven om geen maatregel op te leggen.

Kostenveroordeling

4.7.

In verband met de wijziging van de Wna per 1 januari 2018 heeft dit hof per die datum de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam (Staatscourant 2017, nr. 75085; hierna: de richtlijn) vastgesteld. De looptijd van deze richtlijn is verlengd tot in beginsel 1 januari 2021 (Staatscourant 2019, nr. 61782).

4.8.

Nu het hof de klacht gegrond verklaart, stelt het hof vast dat de notaris op grond van de artikelen 99 lid 5 jo. 107 lid 3 Wna het door klager betaalde griffierecht in hoger beroep aan klager dient te vergoeden.

4.9.

Nu het hof de notaris tevens een maatregel oplegt, zal het hof de notaris op grond van de artikelen 103b lid 1 jo. 107 lid 3 Wna jo. de Richtlijn veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep:

- € 100,- kosten van klager;

- € 1.000,- kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- € 3.000,- kosten van behandeling van de klacht door het hof.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

4.10.

De notaris dient de kosten van klager in hoger beroep binnen vier weken na deze uitspraak aan klager te voldoen, hetgeen kan geschieden door betaling op een daartoe door klager aan de notaris op te geven rekeningnummer.

4.11.

De notaris dient de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna jo. 107 lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing;

en, in zoverre opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt de notaris tot betaling aan klager van zijn kosten in hoger beroep, bestaande uit € 50,- aan kosten griffierecht en € 50,- aan reiskosten en € 1.000,- kosten rechtsbijstand, derhalve in totaal € 1.100,- binnen vier weken na heden;

- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof (€ 3.000,-) aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de notaris meegedeeld.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.R. Sturhoofd en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021 door de rolraadsheer.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733