Rechtbank Noord-Holland 23-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:11004

Datum publicatie21-01-2021
ZaaknummerC/15/309039 / HA ZA 20-688
ProcedureTussenuitspraak
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Legaat;
Familieprocesrecht; Informatie / exhibitieplicht (843a Rv)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kinderen van erflater willen informatie van partner erflater, tevens enig erfgenaam en executeur, om omvang legaat (bedrag gelijk aan erfdeel) te kunnen vaststellen. Legataris heeft recht op inzage en afschrift van alle bescheiden die benodigd zijn om hoogte legaten te kunnen bepalen. Executeur moet desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen verschaffen. Om hoogte te kunnen vaststellen, is informatie over omvang gehele nalatenschap onontbeerlijk.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/309039 / HA ZA 20-688

Vonnis in incident van 23 december 2020

in de zaak van

1 [eiseres 1]

wonende te [woonplaats] ,

2. [eiseres 2],

wonende te [woonplaats] ,

eiseressen in de hoofdzaak,

eiseressen in het incident,

advocaat mr. T. Proper te Alkmaar,

tegen

[gedaagde] , in privé en in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. A.I. Lunshof te Alkmaar.

Partijen zullen hierna [eiseres 1] en [eiseres 2] , samen [eiseressen] , en [gedaagde] genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering;

  • de conclusie van antwoord in het incident.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. De feiten

2.1.

[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn de kinderen uit het huwelijk tussen [XX] (hierna: de moeder) en [erflater] (hierna: erflater, ook wel: de vader). Het huwelijk is door echtscheiding op 19 februari 2008 ontbonden.

2.2.

Erflater is vanaf september 2007 met [gedaagde] gaan samenwonen. Zij hebben op 12 juni 2008 een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten.

2.3.

Daarnaast heeft erflater op 12 juni 2008 bij testament [gedaagde] tot enig erfgenaam en executeur benoemd. Aan [eiseres 1] en [eiseres 2] heeft erflater gelegateerd ieder een bedrag gelijk aan het erfdeel, dat zij ontvangen zouden hebben als zij tezamen met zijn partner (lees: [gedaagde] ), ieder voor een gelijk deel, als erfgenamen in zijn nalatenschap zouden zijn gerechtigd.

2.4.

De moeder is op 2 september 2019 overleden. Erflater is op 1 december 2019 overleden. [gedaagde] heeft haar benoeming tot enig erfgenaam en executeur aanvaard.

2.5.

Tussen partijen is de omvang van het legaat aan ieder van eiseressen in geschil. [eiseressen] heeft [gedaagde] verzocht haar te voorzien van bepaalde bescheiden teneinde de omvang van haar legaten te kunnen vaststellen. [gedaagde] heeft (in de optiek van [eiseressen] onvoldoende) gegevens aan [eiseressen] verschaft.

3. De vordering in de hoofdzaak

3.1.

[eiseressen] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de omvang van haar legaten vaststelt, mede met inachtneming van haar in de dagvaarding verwoorde stellingen, de inhoud van de nog te verstrekken gegevens en de stellingen zoals nog nader in deze procedure te nemen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.

4De vordering in het incident

4.1.

[eiseressen] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, I. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiseressen] te verstrekken:

  • de (onbewerkte) afschriften van al de door erflater aangehouden bankrekeningen waaruit het saldo van die rekeningen op het moment van overlijden blijkt;

  • de volledige en onbewerkte IB aangiften met betrekking tot de periode 2015-2018 en de volledige en onbewerkte (F) aangifte IB over 2019;

  • de bankafschriften van al de door erflater aangehouden bankrekeningen met betrekking tot de periode 2012-2019;

  • e afschriften van na het overlijden waaruit blijkt van schulden van de nalatenschap, maar ook eventueel nagekomen baten van de nalatenschap;

  • bewijs stand hypotheek op datum overlijden;

  • het bericht van de banken ten aanzien van de na echtscheiding aan vader toebedeelde rekeningen;

  • het codicil c.q. de aanwijzing,

  • een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag - een gedeelte van een dag daaronder begrepen - met een maximum van € 25.000,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [gedaagde] hiermee in gebreke is;

    II. bepaalt dat - indien en voor zover [gedaagde] de gevraagde gegevens niet (meer) tot haar beschikking zou hebben – [gedaagde] die gegevens binnen twee weken na dit vonnis dient op te vragen en ter beschikking dient te stellen, althans haar medewerking dient te verlenen aan het opvragen van de gegevens, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag - een gedeelte van een dag daaronder begrepen - met een maximum van € 25.000,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [gedaagde] hiermee in gebreke is en bepaalt dat, indien het maximum aan dwangsommen is verbeurd, [eiseressen] is gemachtigd om de betreffende gegevens namens [gedaagde] bij de diverse instellingen op te vragen;

    III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente.

    4.2.

    [eiseressen] legt aan haar vordering, kort samengevat, ten grondslag dat voor de vaststelling van de omvang van haar legaten en van eventuele overige aanspraken is vereist dat [gedaagde] als erfgenaam en executeur inlichtingen geeft en inzage en afschrift verstrekt van alle bescheiden en inlichtingen die nodig zijn voor de berekening van de legaten. [gedaagde] blijft daartoe weigerachtig. Om die reden heet [eiseressen] recht en belang bij het instellen van de incidentele vordering.

    4.3.

    [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat zij reeds de nodige verzochte bescheiden aan [eiseressen] heeft verschaft en dat zij niet tot verstrekking van meer bescheiden is gehouden.

    4.4.

    Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

    5De beoordeling in het incident

    5.1.

    [eiseressen] baseert haar vorderingen primair op het bepaalde in de artikelen 4:146 jo 4:148 Burgerlijk Wetboek (BW) en 4:182 BW, subsidiair op het bepaalde in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

    5.2.

    [gedaagde] voert als verweer aan dat alleen erfgenamen een beroep kunnen doen op de artikelen 4:146 jo 4:148 BW en 4:182 BW. Zij betwist dat [eiseressen] als legataris recht heeft op inzage en afschrift van de door haar verzochte bescheiden. [eiseressen] heeft niet dezelfde rechten die zij als erfgenaam zou hebben gehad.

    5.3.

    Niet in geschil is dat erflater [gedaagde] bij testament heeft aangewezen als enig erfgenaam en haar heeft benoemd tot executeur. [gedaagde] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Ook heeft zij de executeursbenoeming aanvaard.

    5.4.

    Op grond van artikel 4:182 BW gaan na het overlijden van de erflater diens rechten en verplichtingen onder algemene titel over op de erfgenamen.

    Ingevolge artikel 4:148 BW is de executeur verplicht aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen te geven omtrent de uitoefening van zijn taak. Deze bepaling beoogt voor de executeur een ruime informatieplicht in het leven te roepen ten opzichte van de erfgenamen.

    Artikel 4:146 BW bepaalt dat degene die tot executeur is benoemd, (...) verplicht is met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te maken. Tevens heeft de executeur tot taak het beheer van de goederen van de nalatenschap en de voldoening van de schulden van de nalatenschap.

    5.5.

    Anders dan [gedaagde] is de rechtbank is van oordeel dat [eiseressen] als legataris recht heeft op inzage en op een afschrift van alle bescheiden van de executeur die benodigd zijn om de hoogte van haar legaten te kunnen bepalen en dat [gedaagde] haar desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen moet verschaffen. In dit geval betreffen de legaten immers niet een of meerdere geldsommen in een vast bedrag, maar een bedrag in geld dat voor ieder van de eiseressen gelijk is aan het erfdeel, dat zij ontvangen zouden hebben als zij tezamen met [gedaagde] , ieder voor een gelijk deel, als erfgenamen in de nalatenschap van erflater zouden zijn gerechtigd. Om de hoogte van dit bedrag te kunnen vaststellen, is informatie over de omvang van de gehele nalatenschap onontbeerlijk (zie ook rechtbank Rotterdam 22 juni 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:4791, rechtbank Gelderland 3 mei 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2705, gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9942, en gerechtshof Den Haag 16 juni 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2831). Nu de informatieplicht van de executeur in dit geval naar analogie op de legataris van toepassing is, verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagde] op dit punt.

    5.6.

    Voor de berekening van de omvang van de legaten van [eiseressen] dienen in elk geval verstrekt te worden een overzicht van alle goederen op het moment van overlijden van erflater en een overzicht van alle schulden van de nalatenschap in de zin van artikel 4:7 lid 1 BW. Daarnaast moet [gedaagde] ook aan [eiseressen] alle bescheiden die betrekking hebben op deze goederen en schulden en die van belang zijn voor het bepalen van de omvang of de waarde daarvan in afschrift afgeven of haar daarin inzage geven.

    Of daaronder vallen de door [eiseressen] in het incident gevorderde bescheiden, nader gespecificeerd in vordering I, zal de rechtbank hieronder afzonderlijk bespreken.

    I a. de (onbewerkte) afschriften van al de door erflater aangehouden bankrekeningen waaruit het saldo van die rekeningen op het moment van overlijden blijkt.

    5.7.

    De rechtbank is met [eiseressen] van oordeel dat kopieën van de afschriften van alle bankrekeningen van erflater waarop de saldi per sterfdatum zijn vermeld aan [eiseressen] dienen te worden versterkt. Bij conclusie van antwoord in incident heeft [gedaagde] (alsnog) onbewerkte afschriften van twee, ten tijde van het overlijden van erflater nog bestaande rekeningen overgelegd. Het betreft de bankrekeningen met nummers NL71ABNA0586643060 en NL17ABNA0546330444. Uit de afschriften blijkt genoegzaam het saldo op de peildatum, te weten de sterfdatum van erflater, 1 december 2019. Daarom geldt dat [eiseressen] geen belang (meer) heeft bij afgifte van deze stukken.

    5.8.

    Andere rekeningen op naam van erflater per peildatum zijn/waren er volgens [gedaagde] niet. Uit de overgelegde IB aangifte 2018 blijkt echter dat op 1 januari 2018 op naam van erflater ook stond de bankrekening met nummer NL46ABNA0490795773. [gedaagde] heeft zich over deze derde bankrekening niet uitgelaten.

    De rechtbank acht aannemelijk dat [eiseressen] inlichtingen over deze bankrekening nodig heeft voor de berekening van haar legaten. De rechtbank zal de vordering onder I a. toewijzen aldus dat [gedaagde] inlichtingen aan [eiseressen] dient te verstrekken met betrekking tot het al dan niet bestaan van bankrekening met nummer NL46ABNA0490795773 op 1 december 2019. Daarbij merkt de rechtbank op dat het haar vrijstaat het mindere toe te wijzen waar het meerdere is gevorderd. De vordering onder I a. zal voor het overige worden afgewezen. [eiseressen] heeft niet (onderbouwd) gesteld dat er naast voormelde bankrekeningen nog andere rekeningen zijn aangehouden die relevant zijn voor de vaststelling van de omvang van de nalatenschap van erflater op het moment van zijn overlijden. Een enkele verwijzing naar het echtscheidingsconvenant op dit punt acht de rechtbank onvoldoende, reeds omdat er tussen de echtscheiding en de sterfdatum van erflater meer dan elf jaar zit (zie verder ook overweging 5.16). Dit betekent dat de grondslag voor afgifte van (afschriften van) deze stukken evenmin kan worden gevonden in artikel 843a Rv.I b. de volledige en onbewerkte IB aangiften met betrekking tot de periode 2015-2018 en de volledige en onbewerkte (F) aangifte IB over 2019

    5.9.

    [gedaagde] heeft de aangifte IB 2018 aan [eiseressen] toegezonden met inzicht in de posten die erflater betroffen. [gedaagde] stelt dat zij de posten die haar als fiscale partner betroffen om privacy-redenen heeft weggelakt. Daarnaast heeft [gedaagde] het F-biljet van erflater overgelegd. Hierin is, behalve de eigen woning, geen vermogen van erflater opgenomen. [gedaagde] stelt dat zij dit vermogen vanwege het fiscale partnerschap in haar IB aangifte 2019 heeft opgenomen.

    5.10.

    De rechtbank stelt voorop dat de informatie die aan een legataris verstrekt moet worden, beperkt is tot de elementen die voor de berekening van de omvang van het legaat van belang zijn. Daarbij gaat het, zoals hiervoor al is overwogen, om de waarde van de goederen van de nalatenschap op de peildatum en om de schulden en giften.

    Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] de volledige en onbewerkte IB aangifte 2018 en (F) aangifte IB over 2019 aan [eiseressen] dient te verstrekken. [eiseressen] heeft voldoende gesteld dat deze stukken van belang zijn voor het bepalen van de omvang c.q. de waarde van haar legaten. Uit deze onbewerkte stukken zou immers informatie over de nalatenschap kunnen blijken, waaronder het bestaan van mogelijke gemeenschappelijke rekeningen en bezittingen op de peildatum.

    De rechtbank zal de vordering onder I b. tot het verstrekken van de volledige en onbewerkte IB aangifte 2018 en de volledige en onbewerkte (F) aangifte IB over 2019 dus toewijzen.

    5.11.

    Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseressen] onvoldoende onderbouwd dat zij naast bovenvermelde stukken de andere gevraagde IB aangiften, die van ver vóór de peildatum dateren, nodig heeft voor de berekening van de omvang van de haar toekomende legaten. Eventuele aanwezige gemeenschappelijke bezittingen en rekeningen waarover [eiseressen] informatie wil, zullen kunnen blijken uit de IB aangifte 2018 en (F) aangifte IB over 2019 waarvan afgifte reeds is bepaald. Dit betekent dat de grondslag voor afgifte van (afschriften van) deze stukken evenmin kan worden gevonden in artikel 843a Rv. De vordering onder I b. zal in zoverre worden afgewezen.

    I c. de bankafschriften van al de door erflater aangehouden bankrekeningen met betrekking tot de periode 2012 tot en met (zo begrijpt de rechtbank) november 2019

    5.12.

    [eiseressen] vordert afgifte van afschriften van de bankrekeningen voorafgaand aan het overlijden, omdat daaruit zou kunnen blijken van door erflater verrichte schenkingen of van door hem ter hand gestelde leningen, die bij de berekening van de omvang van de nalatenschap dienen te worden betrokken.

    [gedaagde] stelt dat dit verzoek neerkomt op een ‘fishing expedition’ en dat [eiseressen] als legataris geen recht heeft op deze bankafschriften. De afschriften zullen [eiseressen] ook niet de nodige informatie verschaffen ter vaststelling van haar legaten, aldus [gedaagde] .

    5.13.

    De rechtbank is van oordeel dat bankafschriften van de erflater van belang kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag of erflater giften heeft gedaan of leningen heeft verstrekt die niet bij [eiseressen] bekend zijn. Een legataris heeft er recht op en belang bij om dit te kunnen nagaan. Een schenking of lening kan immers van invloed zijn op de omvang van de nalatenschap, waarop een legataris een vordering heeft. Dit betekent echter niet dat [eiseressen] onbegrensd aanspraak kan maken op de afgifte van bankafschriften. Kennelijk is [eiseressen] zich hier ook van bewust door haar verzoek te beperken tot de periode 2012 tot en met november 2019. De rechtbank acht dit redelijk en gaat ervan uit dat deze stukken nog (bij de bank) aanwezig zullen zijn. De rechtbank zal daarom de vordering onder I c. toewijzen.

    I d. de afschriften van na het overlijden waaruit blijkt van schulden van de nalatenschap, maar ook eventueel nagekomen baten van de nalatenschap (zoals eventuele uitkering verzekeringen, nabestaandenpensioen en teruggaven)

    5.14.

    Hoewel [gedaagde] als verweer aanvoert dat er, met uitzondering van de hypotheek, geen schulden zijn, stelt [eiseressen] terecht dat zij als legataris er recht op en belang bij heeft om dit te kunnen nagaan. [eiseressen] vordert afschriften van na het overlijden van erflater, waaruit schulden en baten van de nalatenschap kunnen blijken. [eiseressen] heeft echter onvoldoende duidelijk gemaakt op welke afschriften deze vordering ziet. Deze vordering is te onbepaald en onvoldoende onderbouwd om geheel te kunnen worden toegewezen. [eiseressen] heeft wel gewezen op een bijschrijving van € 14.642,17 en een incasso van € 97,00 op bankrekeningnummer NL71ABNA0586643060 in de maand december 2019. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde afschrift van deze bankrekening, gedateerd 31 december 2019, relevant kan zijn in het kader van het vaststellen van de omvang (en waardering) van de goederen van de nalatenschap per overlijdensdatum. De rechtbank zal daarom de vordering onder I d. (alleen) met betrekking tot afgifte van dit (volledige) bankrekeningafschrift toewijzen.

    I e. bewijs stand hypotheek op datum overlijden

    5.15.

    [eiseressen] vordert een afschrift van een bericht van de bank waaruit de hypotheekstand op het moment van overlijden - 1 december 2019 - blijkt.

    [gedaagde] heeft een ABN AMRO financieel jaaroverzicht 2019 overgelegd, waaruit blijkt dat de waarde van de twee leningsdelen per 31 december 2019 hetzelfde is als per 31 december 2018. Verder blijkt uit het jaaroverzicht dat het een aflossingsvrije hypotheek betreft.

    Daarom geldt dat [eiseressen] geen belang heeft bij afgifte van het gevraagde stuk. Dit betekent dat de grondslag voor afgifte evenmin kan worden gevonden in artikel 843a Rv. De rechtbank zal de vordering onder I e. afwijzen.

    f. het bericht van de banken ten aanzien van de na echtscheiding aan vader toebedeelde rekeningen

    5.16.

    [eiseressen] vordert een afschrift van een bericht van de banken, omdat alleen dan duidelijk kan worden of de destijds aan erflater/vader toebedeelde bankrekeningen (vijf bij de ABN, één bij LEVOB en één bij Postbank) nog bestaan of zijn opgeheven c.q. wat daarmee is gebeurd.[gedaagde] stelt dat de oude rekeningen uit 2008 waarop [eiseressen] doelt, na de echtscheiding zijn opgeheven, met uitzondering van voornoemde bankrekening met nummer NL71ABNA0586643060.

    Gelet op dit verweer zal de rechtbank de vordering onder I f. vanwege het gebrek aan belang afwijzen. [eiseressen] heeft geen concrete aanknopingspunten gegeven waaruit het (thans nog) bestaan van de na echtscheiding blijkens het echtscheidingsconvenant aan erflater/vader toebedeelde rekeningen, met uitzondering van rekening NL71ABNA0586643060, volgt. [eiseressen] kan door middel van de aan haar te verstrekken IB-aangiften (zie hierboven onder 5.10) eventuele (oude) rekeningen van erflater alsnog aantonen.

    g. het codicil c.q. de aanwijzing

    5.17.

    [eiseressen] stelt dat erflater vlak voor zijn overlijden kenbaar heeft gemaakt dat er een ten behoeve van zijn dochters opgesteld codicil is. Daarin zouden beschikkingen zijn gemaakt ter zake van goederen die nog aan de moeder hebben toebehoord en zijn overige zaken genoemd die voor [eiseressen] van belang zijn. [eiseressen] vordert daarom een afschrift van dit codicil of de aanwijzing zoals [gedaagde] het document noemt. betwist dat er een codicil is. Zij stelt dat erflater bij zijn testament alle door hem gemaakte codicillen heeft herroepen en daarna geen codicil heeft gemaakt. Wel heeft hij op 1 oktober 2019 een verklaring op zijn iPad getypt. [gedaagde] heeft deze verklaring bij de conclusie van antwoord in incident gevoegd. Daarin staat met betrekking tot [eiseres 1] en [eiseres 2] dat alle voorwerpen die voor de scheiding in huis waren, naar hen gaan, met dien verstande dat de spullen die visueel aanwezig zijn in het huis blijven. Die bezittingen gaan naar [eiseres 1] en [eiseres 2] als de woonsituatie van de partner van erflater, [gedaagde] , verandert.

    5.18.

    Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseressen] als gevolg van het verstrekken van deze verklaring door [gedaagde] geen belang (meer) bij haar vordering. Niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is dat er in dit verband meer informatie beschikbaar is die voor [eiseressen] van belang is voor het bepalen van de omvang van de aan haar toekomende legaten. De rechtbank zal de vordering onder I g. tot verstrekking van het codicil c.q. de aanwijzing dan ook afwijzen.

    Conclusie ten aanzien van vordering I

    5.19.

    Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde] afschrift dient te verstrekken aan [eiseressen] van de navolgende bescheiden:- de volledige en onbewerkte IB aangifte 2018 en de volledige en onbewerkte (F) aangifte IB over 2019;

    • de bankafschriften van al de door erflater aangehouden bankrekeningen met betrekking tot de periode 2012 tot en met november 2019;

    • het (volledige) bankafschrift van bankrekeningnummer NL71ABNA0586643060 over de maand december 2019, gedateerd 31 december 2019.

    Daarnaast dient [gedaagde] inlichtingen aan [eiseressen] te verstrekken met betrekking tot het al dan niet bestaan van bankrekening met nummer NL46ABNA0490795773 op 1 december 2019.

    5.20.

    De rechtbank acht het redelijk om aan de inlichtingen over de bankrekening met het nummer NL46ABNA0490795773 en de afgifte van voornoemde stukken een termijn van vier weken na betekening van dit vonnis te verbinden.

    Dwangsom vordering I

    5.21.

    Voor het toewijzen van de gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag aan [eiseressen] voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft de bescheiden aan [eiseressen] af te geven, ziet de rechtbank in dit stadium van de procedure geen aanleiding. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] , mede in aanmerking genomen dat zij reeds de nodige bescheiden heeft verstrekt, de beslissing van de rechtbank tijdig zal uitvoeren en waar nodig de bank om gegevens zal vragen. Van onwil van haar kant is op voorhand niet gebleken.

    Vordering II

    5.22.

    Om bovengenoemde redenen ziet de rechtbank evenmin aanleiding om afzonderlijk te bepalen dat [gedaagde] binnen twee weken na dit vonnis de benodigde gegevens moet opvragen dan wel haar medewerking moet verlenen aan het opvragen van de gegevens. Ook voor de gevraagde machtiging aan [eiseressen] om de betreffende gegevens namens [gedaagde] bij diverse instellingen op te vragen, bestaat geen grond.

    Proceskosten

    5.23.

    Gelet op de familierelatie en het onderwerp van het geschil zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

    6De beoordeling in de hoofdzaak

    6.1.

    De rechtbank zal [eiseressen] in de gelegenheid stellen om naar aanleiding van de nog te verstrekken inlichtingen en gegevens door [gedaagde] , haar stellingen aan te vullen en, zo nodig, haar eis te wijzigen. De rechtbank zal bepalen dat de hoofdzaak weer op de rol zal komen van 17 februari 2021 voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiseressen] Vervolgens krijgt [gedaagde] de gelegenheid om een conclusie van antwoord te nemen.

    7De beslissing

    De rechtbank

    in het incident

    7.1.

    veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiseressen] afschrift te verstrekken van de navolgende bescheiden:

    - de volledige en onbewerkte IB aangifte 2018 en de volledige en onbewerkte (F) aangifte IB over 2019,

    • de bankafschriften van al de door erflater aangehouden bankrekeningen met betrekking tot de periode 2012 tot en met november 2019,

    • het (volledige) bankafschrift van bankrekeningnummer NL71ABNA0586643060 over de maand december 2019, gedateerd 31 december 2019,

    7.2.

    veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis inlichtingen aan [eiseressen] te verstrekken met betrekking tot het al dan niet bestaan van bankrekening met nummer NL46ABNA0490795773 op 1 december 2019,

    7.3.

    wijst af het anders of meer gevorderde,

    7.4.

    compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

    in de hoofdzaak

    7.5.

    bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 februari 2021 voor akte aan de zijde van [eiseressen]

    Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020. 1

    1

    type: ST

    coll: ACH



    © Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733