Rechtbank Noord-Nederland 15-12-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:4531

Datum publicatie21-01-2021
ZaaknummerC/18/201524 / FA RK 20-2548
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsGroningen
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Noodzaak voor verhuizing moeder met kinderen naar Duitsland onvoldoende vast komen te staan. Belang kinderen om in huidige vertrouwde omgeving te blijven wonen en belang kinderen en man dat hij op huidige wijze invulling kan blijven geven aan zijn vaderrol, wegen zwaarder dan belang vrouw. Geen verv. toestemming aan moeder om kinderen mee te laten verhuizen, maar vakantieregeling (2/3 van alle vakanties) waarbij haar voor "gehele" vakantie permissie voor reizen naar Duitsland wordt verleend.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

locatie Groningen

zaaknummer / rekestnummer: C/18/201524 / FA RK 20-2548

Beschikking van 15 december 2020 betreffende echtscheiding en nevenverzoeken

tevens beschikking ex artikel 1:253a BW

in de zaak van:

[de man],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen de man,

advocaat mr. P.B. Rietberg, gevestigd te Groningen,

en

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. C.F.M. Seip, gevestigd te Groningen.

1Het procesverloop

1.1.

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift tot echtscheiding met bijlagen van de man, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2020;

- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken waaronder toestemming verhuizing buitenland ex artikel 1:253a BW met bijlagen van de vrouw, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2020;

-het verweerschrift inzake zelfstandig verzoek tot echtscheiding tevens houdende verzoek toestemming verhuizing buitenland ex artikel 1:253a BW met bijlagen van de man, ingekomen ter griffie op 10 november 2020;

- de brief met bijlagen van de vrouw, ingekomen ter griffie op 10 november 2020;

- de brief met bijlagen van de vrouw, ingekomen ter griffie op 20 november 2020;

- de antwoordakte van de man, ingekomen ter griffie op 20 november 2020.

1.2.

Op 23 november 2020 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld. Tijdens deze mondelinge behandeling zijn verschenen en gehoord:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- [vertegenwoordiger Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna de Raad.

1.3.

Het minderjarige kind van partijen, [minderjarige 1], is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft op 23 november 2020 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De rechtbank heeft eveneens aanleiding gezien om het minderjarige kind van partijen, [minderjarige 2], in de gelegenheid te stellen haar mening kenbaar te maken ondanks dat zij de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt. De rechtbank heeft hierbij in ogenschouw genomen dat [minderjarige 2] begin 2021 twaalf jaar wordt, de beslissing van de rechtbank ingrijpende gevolgen voor haar heeft en partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het horen van [minderjarige 2]. [minderjarige 2] heeft op 26 november 2020 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2De feiten

2.1.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de volgende feiten uit.

2.2.

Partijen zijn op [datum huwelijk] te [plaats] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.

2.3.

Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:

- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] te [plaats], hierna te noemen [minderjarige 1];

- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 1] te [plaats], hierna te noemen [minderjarige 2];

en gezamenlijk te noemen de kinderen.

2.4.

Met betrekking tot de zorg voor de kinderen zijn partijen medio februari 2020 voorlopig overeengekomen de zorg te delen in die zin dat partijen afspraken hebben gemaakt over het gebruik van de echtelijke woning. De afspraken houden in dat de man twee weken achtereenvolgend met de kinderen in de echtelijke woning verblijft. De vrouw verblijft die betreffende twee weken in [land]. Vervolgens verblijft de vrouw twee weken achtereenvolgend met de kinderen in de echtelijke woning. De man verblijft die betreffende twee weken ook in de woning maar partijen hebben afspraken gemaakt over het gebruik van de woning in die twee weken in die zin dat de man slechts beperkt gebruikt maakt van de ruimtes / kamers waar de vrouw met de kinderen gebruik van maken zodat de vrouw alleen - zonder inmenging van de man - de zorg voor de kinderen heeft.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

De man heeft de rechtbank verzocht:

I. tussen partijen op [datum huwelijk] te [plaats] met elkaar gehuwd, de echtscheiding uit te spreken;

II. te bepalen dat de kinderen het hoofdverblijf bij de man zullen hebben;

III. te bepalen dat een contactregeling zal gelden waarbij de kinderen gedurende een weekend in de veertien dagen bij hun moeder verblijven in het weekend dat moeder in Nederland is, alsmede de helft van de schoolvakanties;

IV. te bepalen dat de vrouw gehouden zal zijn om met ingang van datum inschrijving echtscheidingsbeschikking bij vooruitbetaling een bedrag van € 342,- per kind per maand aan de man te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding alsmede te bepalen dat de vrouw gehouden zal zijn om met ingang van datum van inschrijving echtscheidingsbeschikking bij vooruitbetaling een bedrag van € 700,- bruto per maand aan de man te voldoen als bijdrage in zijn levensonderhoud;

V. te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap op grond van artikel 3:185 BW dient te worden verdeeld, te bepalen dat de echtelijke woning dient te worden verkocht en de eventuele opbrengst na aflossing van de hypotheek en de overige kosten bij helfte te worden gedeeld en te bepalen dat de waarde van de kapitaalverzekering gekoppeld aan de hypotheek bij helfte dient te worden gedeeld;

VI. de beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

De vrouw heeft verweer gevoerd en de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verzocht:

in de procedure ex artikel 1:253a BW:

- de vrouw toestemming te verlenen om zo spoedig mogelijk en wel binnen 14 dagen na afgifte van de beschikking of tenminste een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum met de kinderen, naar [plaats] in [land] te verhuizen en te beslissen dat de kinderen aldaar hun hoofdverblijfplaats hebben en te beslissen dat de man zoals in het verzoek omschreven tenminste op een door de rechtbank in goede justitie bepaalde wijze omgang met de kinderen kan hebben;

- de vrouw toestemming te geven de kinderen in te schrijven op de [school] te [plaats];

Subsidiair

- voor het geval de rechtbank het verzoek van de vrouw tot toestemming van verhuizing met de kinderen naar [land] afwijst te beslissen dat zij omgang met de kinderen kan hebben gedurende twee derde van alle schoolvakanties van hun toekomstige school, waarbij voor de gehele vakantie toestemming voor het reizen naar [land] of de vakantiebestemming wordt verleend en daarnaast, afhankelijk van de wensen van de kinderen een aantal losse weekenden per schooljaar, waarbij de vrouw naar Nederland reist en dat voor deze weekenden hierbij een toestemming voor het reizen naar [land] in een straal van ca 170 km wordt verleend.

in de echtscheidingsprocedure:

- tussen partijen gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats] de echtscheiding uit te spreken;

- met afwijzing van het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man alsook de omschreven contactregeling, de vrouw toestemming te verlenen om zo spoedig mogelijk en wel binnen 14 dagen na afgifte van de beschikking of tenminste een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum met de kinderen, naar [plaats] in [land] te verhuizen en te beslissen dat de kinderen aldaar hun hoofdverblijfplaats hebben en te beslissen dat de man zoals in het verzoek omschreven tenminste op een door de rechtbank in goede justitie bepaalde wijze omgang met de kinderen kan hebben;

- de vrouw toestemming te geven de kinderen in te schrijven op de [school] te [plaats];

Subsidiair

- voor het geval de rechtbank het verzoek van de vrouw tot toestemming van verhuizing met de kinderen naar [land] afwijst te beslissen dat zij omgang met de kinderen kan hebben gedurende twee derde van alle schoolvakanties van hun toekomstige school, waarbij voor de gehele vakantie toestemming voor het reizen naar [land] of de vakantiebestemming wordt verleend en daarnaast, afhankelijk van de wensen van de kinderen een aantal losse weekenden per schooljaar, waarbij de vrouw naar Nederland reist en dat voor deze weekenden hierbij een toestemming voor het reizen naar [land] in een straal van ca 170 km wordt verleend;

- voor wat betreft het verzoek tot kinderalimentatie, het verzoek van de man af te wijzen en op basis van de door partijen in het geding te brengen financiële gegevens, rekening houdend met de verblijfplaats van de kinderen en de vast te stellen omgangsregeling in goede justitie het door de ouders in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bij te dragen bedrag vast te stellen;

- wat het verzoek van de man tot het vaststellen van een partneralimentatie betreft: dit verzoek af te wijzen;

- wat betreft het verzoek van de man tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap: te beslissen dat partijen op eerste verzoek van de ander over en weer hun medewerking dienen te verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning door daartoe een makelaar in te schakelen en mee te werken aan levering van de woning binnen een redelijke termijn onder verdeling van de opbrengst van de woning na aflossing van de op de woning rustende hypothecaire geldlening en inlossing van de opbouw in de kapitaalverzekering en te beslissen dat bij gebreke van de benodigde medewerking de ander wordt gerechtigd de verkoop op zich nemen.

3.3.

De man heeft in de echtscheidingsprocedure zijn verzoek om een bijdrage in zijn levensonderhoud gewijzigd in die zin dat hij thans voorwaardelijk heeft verzocht een bijdrage in zijn levensonderhoud te bepalen van € 2.790,- bruto per maand. In het kader van de procedure ex artikel 1:253a BW heeft de man de rechtbank verzocht de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek(-en) dan wel deze verzoeken af te wijzen.

4De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding en ontvankelijkheid

4.1.

Partijen hebben beiden verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij hebben beiden gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

4.2.

Op grond van artikel 815, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6, Rv).

4.3.

Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2, Rv overgelegd. Blijkens het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen voorafgaand aan de procedure wel geprobeerd regelingen aangaande de kinderen te treffen, maar hebben zij geen overeenstemming kunnen bereiken.

Nu voldoende is gebleken dat het voor partijen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door hen beide akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, acht de rechtbank partijen ontvankelijk in hun verzoek tot echtscheiding.

4.3.1.

Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.

Ten aanzien van de verhuizing naar [land] en het hoofdverblijf

4.4.

De vrouw wil met de kinderen naar [plaats] ([land]) verhuizen. De man is het daar niet mee eens. Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, heeft de vrouw de toestemming van de man nodig om te verhuizen. Nu de man weigert in te stemmen, heeft zij de rechtbank verzocht om vervangende toestemming te verlenen.

4.5.

De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende gesteld. De vrouw is geboren en getogen in [plaats], een stad in [land]. In [jaar] is de vrouw in Nederland komen wonen. De vrouw werkt als [functie] in het [werkgever]. In haar werk ervaart de vrouw grote cultuurverschillen. De cultuurverschillen gecombineerd met een hoge werkdruk, leiden tot veel spanningen bij de vrouw waardoor zij minder is gaan werken. Binnen het gezin zijn ook spanningen ontstaan in die zin dat problemen rondom de opvoeding en verzorging, van met name [minderjarige 1], zijn ontstaan. [minderjarige 1] is aangemeld bij [instantie] en is gediagnosticeerd met een pervasieve ontwikkelingsstoornis Niet Anders Omschreven (NAO). De ondersteuning en begeleiding van [minderjarige 1] kwam grotendeels op de vrouw neer. Het huwelijk van partijen leed onder de situatie. De vrouw voelde zich niet meer gezien en gehoord. In augustus [jaar] wordt duidelijk dat er geen toekomst voor partijen samen is. Breekpunt tijdens de mediation is de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Enerzijds ziet de vrouw dat de kinderen een leven in Nederland hebben en dat een reden zou kunnen zijn om in Nederland te blijven wonen. Wel wijst de vrouw er op dat [minderjarige 1] niet altijd gelukkig is en zelf aangeeft het liefst naar [land 2] terug te willen gaan. Anderzijds wijst de vrouw erop dat het leven in [land] net zo goed onderdeel uitmaakt van het leven van de kinderen en van de vrouw zelf. De kinderen zijn sterk gehecht aan hun opa en oma in [land]. De kinderen zijn de [taal van het land] zeer goed vaardig. De vrouw stelt dat het voor haar noodzakelijk is om te verhuizen naar [plaats]. Zij acht het in het belang van de kinderen dat zij met haar mee gaan omdat zij meer oog heeft voor de sociaal emotionele/psychologische problematiek van de kinderen dan de man. De vrouw heeft haar verhuizing goed voorbereid. Zij heeft de beschikking over een woning en heeft werk gevonden. Voor de kinderen is een goede school beschikbaar. Zij heeft de man voldoende alternatieven geboden om de gevolgen van de verhuizing te compenseren.

4.6.

De man heeft gesteld dat hij niet instemt met een verhuizing van de kinderen naar [land]. Ter onderbouwing wijst de man erop dat het sociale leven van de kinderen zich afspeelt in Nederland. Hij gaat ervan uit dat de kinderen hun vader niet willen missen aangezien hij een sterke band met ze heeft. De man heeft tijdens het huwelijk minstens zoveel zorgtaken op zich genomen als de vrouw. De man kookt dagelijks en heeft veel op de school van de kinderen gedaan. Hij heeft zich niet enkel met praktische zaken bezig gehouden. Hij stelt juist degene te zijn die de kinderen ondersteunt op het emotionele vlak en dat de vrouw alleen maar zakelijk kan communiceren. Als voorbeeld wijst de man erop dat [minderjarige 1] bij haar eerste menstruatie ter ondersteuning contact heeft gezocht met de man hetgeen de vertrouwensband die de man stelt te hebben met de kinderen bevestigt. De man stelt dat de vrouw haar eigen belang voorop stelt; zij heeft belang bij een verhuizing naar [land] en niet de kinderen. De man acht een woonplaats in [land] niet in het belang van de kinderen.

4.7.

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling gegeven dat het een complexe kwestie is. Hoe de beslissing ook uitvalt, de gevolgen zijn ingrijpend voor de levens van partijen en die van de kinderen. De Raad ziet dat de kinderen klem zitten en behoefte hebben aan duidelijkheid over de plek waar zij gaan verblijven. In deze kwestie is er niet één goede uitkomst maar zijn meerdere uitkomsten denkbaar. De Raad biedt aan een raadsonderzoek te doen zodat rustig wordt beoordeeld wat in het belang van de kinderen is. Voordeel is ook dat [minderjarige 2] dan [groep] op haar huidige school kan afronden.

4.8.

Voorop staat dat in artikel 253a, Boek 1 BW is opgenomen dat de rechter een zodanige beslissing neemt als deze in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer ook het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal bij deze beslissing dan ook alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.

4.9.

De rechtbank constateert dat vaststaat dat de vrouw gaat vertrekken naar [plaats]. Het staat eveneens vast dat de kinderen op de hoogte zijn van dit voornemen van de vrouw en de omstandigheid dat het hun ouders niet lukt om overeenstemming te krijgen over hun hoofdverblijf. Uit de gesprekken met de kinderen is duidelijk gebleken dat de kinderen last hebben van de ontstane situatie en dat dit invloed heeft op hun welzijn. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid. De rechtbank acht het dan ook in het belang van de kinderen dat de onzekerheid over hun woonplaats niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad voorgesteld een raadsonderzoek uit te voeren. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of een raadsonderzoek gelet op alle informatie die al voorhanden is, iets toevoegt in de afweging die de rechtbank moet maken. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Partijen hebben hun stellingen uitvoerig toegelicht en de rechtbank heeft met beide kinderen kunnen spreken. De rechtbank acht zich daarom voldoende voorgelicht en zal een beslissing nemen.

4.10.

Uit de processtukken in het dossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is onder meer het volgende gebleken. Het belang van de vrouw bij een verhuizing naar [plaats] is voor haar zwaarwegend. Duidelijk is geworden dat de vrouw zich al lange tijd ongelukkig voelt in Nederland zowel in de privé situatie met de man als in haar werksituatie bij het [werkgever]. De vrouw voelt zich meer thuis in [plaats], waar zij geboren en getogen is en waar zij enkele maanden samen met de kinderen heeft gewoond, dan in [plaats 2]. Dat zij dichter bij haar familie wil zijn, is invoelbaar.

4.11.

De man hecht belang aan zijn huidige actieve rol in het dagelijks leven van de kinderen. Een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats] betekent onvermijdelijk een aanzienlijke vermindering van zijn contact met de kinderen en een achteruitgang voor wat betreft zijn dagelijkse betrokkenheid bij hun leven. De door de vrouw voorgestelde contactregeling voor de situatie dat de man in Nederland woont en de vrouw met de kinderen in [plaats] acht de rechtbank, gelet op de huidige regeling waarbij de kinderen hun ouders nagenoeg evenveel zien, geen gelijkwaardig alternatief, ook niet indien de door de vrouw aan de man aangeboden financiële tegemoetkoming in de kosten daarbij in aanmerking wordt genomen.

4.12.

De vraag is vervolgens of de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het noodzakelijk is dat zij samen met de kinderen naar [plaats] verhuist. De rechtbank is van oordeel dat zij dit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Duidelijk is dat het voor de vrouw belangrijk is haar leven in [plaats] voort te zetten. Hier is zij in de buurt van haar familie en vrienden en beschikt zij over een werksituatie die bij haar past. Dat dit haar psychische gesteldheid goed zal doen, acht de rechtbank aannemelijk. In die zin twijfelt de rechtbank niet aan de noodzaak van de verhuizing bij de vrouw. Het is echter niet komen vast te staan dat de verhuizing ook in het belang van de kinderen is. De rechtbank acht beide ouders in staat de zorg voor de kinderen, welke zij nu op gelijkwaardige basis hebben verdeeld, op zich te nemen en ziet twee zeer betrokken ouders. Daarbij acht de rechtbank het eveneens aannemelijk dat de kinderen het goed kunnen hebben in [plaats] en zij zich naar alle waarschijnlijkheid wel zullen aanpassen. Echter, er is niet gebleken dat de kinderen het minder goed zouden hebben als zij in [plaats 2] blijven. De kinderen zijn geboren en getogen in [plaats 2], met enkele relatief korte onderbrekingen in het buitenland. De kinderen zijn weliswaar niet onbekend in [plaats] maar hun basis is in [plaats 2]. De kinderen gaan hier naar school en hebben er hun sociale activiteiten. Hoewel partijen van mening verschillen over de mate van sociale activiteiten in [plaats 2] acht de rechtbank aannemelijk dat zij op een wijze zoals dat voor kinderen gebruikelijk is activiteiten ontplooien waarbij de rechtbank zeker oog heeft voor de verschillen tussen beide kinderen. Daarnaast hebben de kinderen hun hulpverlening ook in [plaats 2]. De rechtbank neemt mede in ogenschouw dat nu tussen partijen sprake is van de nodige spanningen rondom de bepaling van het hoofdverblijf van de kinderen, er des te minder aanleiding is om de kinderen ook nog eens uit hun vertrouwde omgeving te halen.

4.13.

Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak voor de vrouw tot verhuizing met de kinderen onvoldoende is vast komen te staan en dat tegen die achtergrond het belang van de kinderen om in hun huidige vertrouwde omgeving te blijven wonen alsmede het belang van de kinderen en de man dat de man op de huidige wijze invulling kan blijven geven aan zijn vaderrol, zwaarder wegen dan het belang van de vrouw bij verhuizing met de kinderen naar [plaats]. De rechtbank zal het verzoek tot vervangende toestemming dan ook afwijzen en het hoofdverblijf van de kinderen bij de man bepalen nu vaststaat dat de vrouw, hoe de beslissing ook uitvalt, zal vertrekken naar [plaats].

Ten aanzien van de contactregeling

4.14.

Voor wat betreft de contactregeling overweegt de rechtbank dat de verhuizing van de vrouw onvermijdelijk gevolgen heeft voor het contact tussen de vrouw en de kinderen. De rechtbank acht het van belang dat de vrouw en de kinderen voldoende gelegenheid hebben om contact te blijven houden. De rechtbank zal daarom de door vrouw verzochte contactregeling - inhoudende dat de kinderen gedurende twee derde van alle schoolvakanties van hun toekomstige school bij de vrouw verblijven - toewijzen waarbij voor de gehele vakantie toestemming voor het reizen naar [land] wordt verleend en daarnaast, afhankelijk van de wensen van de kinderen een aantal losse weekenden per schooljaar, waarbij de vrouw naar Nederland reist. Het verzoek van de vrouw om toestemming voor reizen naar een vakantiebestemming (buiten [land]) alsmede naar [land] in een straal van ca. 170 km acht de rechtbank te onbepaald om te kunnen toewijzen.

Ten aanzien van de overige verzoeken

4.15.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven dat de verzoeken van de man ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en de bijdrage in het levensonderhoud van de man in beginsel schriftelijk kunnen worden afgehandeld. De rechtbank zal de beslissing op de verzoeken van de man dan ook aanhouden en de man opdragen om uiterlijk op de hierna genoemde roldatum een akte te nemen onder gelijktijdige toezending van de akte aan de vrouw waarna de vrouw op de rolzitting van vier weken later een antwoordakte kan nemen. De rechtbank zal vervolgens de zaak in beginsel op de stukken afdoen. Ten aanzien van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij in onderling overleg zullen trachten overeenstemming te bereiken. De man dient in de hiervoor genoemde akte tevens aan te geven of de rechtbank nog dient te beslissen ten aanzien van de verdeling, en zo ja, wat volgens hem die beslissing zou moeten zijn. Vervolgens kan de vrouw in haar hiervoor genoemde antwoordakte hierop reageren.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats], op [datum huwelijk];

5.2.

bepaalt dat de kinderen het hoofdverblijf hebben bij de man;

5.3.

bepaalt als regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de kinderen twee derde van alle schoolvakanties van hun toekomstige school bij de vrouw verblijven, waarbij voor de gehele vakantie toestemming voor het reizen naar [land] wordt verleend en daarnaast, afhankelijk van de wensen van de kinderen, een aantal losse weekenden per schooljaar, waarbij de vrouw naar Nederland zal reizen;

5.4.

verklaart de beschikking ten aanzien van 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

wijst af het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats] ([land]);

5.6.

houdt iedere beslissing met betrekking tot de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de man en de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan;

5.7.

verwijst de procedure naar de rolzitting van dinsdag 2 februari 2021 voor het nemen van een akte aan de zijde van man zoals bedoeld in 4.15., waarna de vrouw op de rolzitting van 4 weken later een antwoordakte kan nemen.

Deze beschikking is gegeven te Groningen door mr. F. Brekelmans, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op dinsdag 15 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden

fn: MFdV



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733