Datum publicatie | 08-01-2021 |
Zaaknummer | 20/00863 |
Procedure | Artikel 81 RO-zaken |
Rechtsgebieden | Bestuursrecht; Belastingrecht |
Trefwoorden | Fiscaal familierecht; Heffingskortingen |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
De bank- en spaartegoeden van de minderjarige kinderen behoren tot de rendementsgrondslag van de ouder die het ouderlijk gezag uitoefent. Daarvoor wordt geen verhoging van het heffingvrije vermogen verleend en evenmin een hogere heffingskorting. Hof1 oordeelde dat geen sprake was van een verboden discriminatie, strijd met verdragen of een individuele buitensporige last. Hoge Raad verklaart het beroep daartegen ongegrond, met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
Volledige uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00863
Datum 8 januari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 februari 2020, nr. 16/03752, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. 15/7285) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft – binnen de cassatietermijn – enkele geschriften ingediend, die de Hoge Raad aanmerkt als aanvullingen op het beroepschrift in cassatie.
Zowel de Staatssecretaris als de Minister van Justitie en Veiligheid heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie) .
3Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2021.
Jurisprudentie 1
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:398© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733