Rechtbank Rotterdam 18-12-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:12509

Datum publicatie15-01-2021
ZaaknummerC/10/608041 / JE RK 20-3177
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verlenging OTS en verlenging MUHP. Kind (13j) is aanwezig ter zitting. Kinderrechter legt uit waarom en beschrijft uitgebreid een bijzondere zitting. Kind omarmde overmand door verdriet vader tijdens diens emotionele betoog. Wilde hem niet meer loslaten. Kind gaf aan waarom hij zo intens verdrietig was: hij was bang dat hij zijn moeder niet meer zou zien. Langdurige en ernstige strijd tussen de ouders. Sprake van loyaliteitsconflict tussen de ouders. Tij moet nu gekeerd. Kinderrechter spreekt ouders toe en instrueert GI.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

zaakgegevens: C/10/608041 / JE RK 20-3177

datum uitspraak: 18 december 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2007 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 november 2020, ingekomen bij de griffie op 17 november 2020.

Op 18 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de minderjarige [naam kind 1] ,

- de moeder,

- de vader,

- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] verblijft in de gesloten jeugdhulpinstelling Schakenbosch. [naam kind 2] woont om de week bij de andere ouder.

Bij beschikking van 17 januari 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 28 januari 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 september 2020 een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [naam kind 1] verleend tot 2 januari 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] verzocht voor de duur van zes maanden.

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind 1] heeft een positieve ontwikkeling laten zien op de gesloten groep bij het Schakenbosch. De stap vanuit de gesloten setting terug naar huis vindt de GI echter te groot en te vroeg, gelet op de forse problematiek waar [naam kind 1] mee kampt. Het is daarom de bedoeling dat [naam kind 1] 31 december 2020 overgeplaatst wordt naar een open groep binnen het Schakenbosch. Vanuit het Schakenbosch kan het contact met de ouders uitgebreid worden, zal gewerkt worden aan het opbouwen van vrijheden en meer zelfstandigheid en kan hij nog beter leren omgaan met sociale situaties. Daarnaast is een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig gezien de verstoorde relatie tussen de ouders. Het lukt de ouders nog steeds niet om met elkaar te communiceren in het belang van de kinderen.

De standpunten

De vader heeft ter zitting een document voorgelezen en overlegd waarin hij zijn standpunt heeft verwoord. De vader heeft zijn onvrede en frustratie geuit over de gang van zaken bij de betrokken instanties. De instanties zeggen zaken toe, maar komen vervolgens niets na. De vader heeft veel geleden door alles wat er gebeurd is. De samenwerking loopt daarom niet zoals deze zou moeten lopen. De gebeurtenissen ter zitting hebben ertoe geleid dat de kinderrechter de vader heeft belet dit document in zijn geheel voor te dragen.

De moeder heeft ter zitting aangegeven dat de ouders verschillende visies hebben. Er is hulpverlening voor [naam kind 1] en [naam kind 2] nodig en de moeder wil graag dat dit opgestart wordt, maar het voelt alsof zij met haar rug tegen de muur staat. De moeder voelt zich klem zitten, mede omdat de vader niet meewerkt.

De beoordeling

Bij de behandeling ter zitting is veel emotie losgekomen. Dit is mede veroorzaakt door een samenloop van omstandigheden, die gelet op de uitkomst van de behandeling, toegelicht moeten worden.

Anders dan gebruikelijk was [naam kind 1] aanwezig bij de behandeling van de verzoeken. Normaliter vindt het kindgesprek voorafgaand aan de behandeling ter zitting plaats en buiten aanwezigheid van de ouders. Meestal wordt de behandeling van het eigenlijke verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing buiten aanwezigheid van het kind behandeld. Dit dient een aantal doelen, waaronder het creëren van een gelegenheid waarin het kind zich vrij kan voelen om zich uit te spreken over de situatie en mogelijk daarin ook minder positieve dingen te benoemen ten aanzien van (één van) de ouders of de jeugdbeschermer c.q. voogd zonder dat het kind daarbij schaamte of angst hoeft te voelen. Verder biedt het bescherming van het kind tegen de emotionele belasting die kan voortvloeien uit verdriet of boosheid die ouders over en weer naar elkaar of naar anderen uiten. Behandeling buiten aanwezigheid van het kind heeft wel een keerzijde. De kinderrechter is zich ervan bewust dat het voor het kind belangrijk is om gehoord te worden en het gevoel te hebben serieus te worden genomen in de procedure. Wanneer partijen daarom vragen, zoals nu het geval was, en de voortekenen van de zaak erop lijken te wijzen dat de aanwezigen in ieder geval voor wat betreft de oplossingsrichting dezelfde kant op lijken te willen, kan de kinderrechter het kind aanwezig laten zijn bij de behandeling.

Tijdens de behandeling kreeg de vader het woord, nadat de GI de verzoeken had toegelicht en [naam kind 1] had aangegeven dat hij liever thuis zou wonen, maar begrip had voor het voorstel dat hij vanuit geslotenheid eerst naar een open instelling zou gaan, alvorens hij naar huis kon.

De vader is een schriftelijk stuk, dat hij had opgesteld, gaan voorlezen. Hieruit kwam veel verdriet, onmacht en boosheid naar voren over wat vanuit zijn perspectief de vader en zijn kinderen in de afgelopen jaren is aangedaan. De vader was zichtbaar aangedaan. Het is op dit punt in de procedure niet zozeer van belang wat daarvan wel of niet waar is en wie daarvoor verantwoordelijk gehouden zou kunnen worden. Wat evident in het belang van de kinderen is, is signaleren wat het effect van deze emotie was en is op de aanwezige [naam kind 1] . Overmand door verdriet heeft [naam kind 1] de fysieke nabijheid van zijn vader gezocht. Hij heeft vader vastgepakt en omhelst en wilde hem niet meer loslaten. Hierop heeft de kinderrechter de vader onderbroken, omdat hij het niet langer in het belang van [naam kind 1] achtte dat de vader nog verder uiting zou geven aan zijn emoties. Op de vraag van de kinderrechter waarvoor [naam kind 1] zo bang was, wat de reden was waarom hij zo intens verdrietig was, antwoordde hij vervolgens dat hij bang was dat hij zijn moeder niet meer zou zien.

Nadat de moeder kort haar standpunt heeft verwoord, is de kinderrechter overgegaan tot de beoordeling.

De kinderrechter stelt vast dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken is sprake van een langdurige en ernstige strijd tussen de ouders. Nog steeds zitten [naam kind 1] en [naam kind 2] in een loyaliteitsconflict tussen de ouders, hetgeen bijzonder belastend en schadelijk is voor hun ontwikkeling. Hierbij worden zij belast met volwassenenzaken, boosheid, verdriet en teleurstelling over en weer. [naam kind 1] is hierdoor ernstig in zijn ontwikkeling geraakt, zo blijkt ook uit de omstandigheid dat hij steeds forse gedragsproblematiek is gaan vertonen en wel zo ernstig dat in het afgelopen half jaar een gesloten plaatsing noodzakelijk was. Maar ook [naam kind 2] is – mogelijk spiegelend omwille van een gevoeld tekort aan aandacht – gedragsproblematiek gaan vertonen. Hoe enorm groot dat loyaliteitsconflict is, heeft het gedrag van [naam kind 1] ter zitting pijnlijk zichtbaar gemaakt. [naam kind 2] en [naam kind 1] voelen een diepgeworteld verlangen om zoveel mogelijk omgang met beide ouders te hebben, maar zijn tegelijkertijd heel gevoelig voor alle negatieve signalen die de ouders over elkaar afgeven. Door de verstoorde communicatie zijn de ouders onvoldoende in staat om gezamenlijk de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind 1] en [naam kind 2] weg te nemen. Het is van groot belang dat ouders en de kinderen passende hulpverlening krijgen om de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen te waarborgen.

De kinderrechter stelt nadrukkelijk aan de orde dat nu het moment is voor alle betrokken partijen om het tij te keren. De ernst van de gevolgen voor [naam kind 1] en [naam kind 2] mag niet worden onderschat en daarbij moet iedereen ervan doordrongen zijn dat zij naar al hun eigen vermogen moeten doen wat zij kunnen en dat zij niet naar de anderen gaan wijzen wanneer de situatie onvoldoende verandert. Beide ouders – in het bijzonder de vader – moeten leren elkaar de ruimte te geven voor hun rol als ouder en daarbij alle aangeboden hulpverlening aanvaarden. Zij – ook de moeder – zullen moeten leren elkaar de kleinere onvolkomenheden te vergeven en de grote pijn uit het verleden te verdragen, want als zij dat niet doen, gaan [naam kind 2] en [naam kind 1] hopeloos ten onder in de onderlinge strijd van de ouders. De ouders zullen het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] voorop moeten stellen zodat zij op een onbelaste wijze met beide ouders omgang en contact kunnen hebben. Dat betekent ook dat de ouders ophouden hun eigen belang af te zetten tegen het belang van de andere ouder.

Maar ook de GI moet ook duidelijk meer gaan doen. Wat de GI tot zover heeft gebracht is, ondanks alle goede bedoelingen, onvoldoende geweest. De kinderrechter roept in herinnering dat hij op 18 januari 2020 bij de verlenging van de toen lopende ondertoezichtstelling als volgt heeft overwogen:

“De kinderrechter constateert dat beide ouders behoefte hebben aan meer betrokkenheid en het maken van duidelijke afspraken, zodat zij elkaar daarop kunnen wijzen. Naar het oordeel van de kinderrechter dient de invulling van de ondertoezichtstelling – anders dan het afgelopen jaar en overeenkomstig de wens van beide ouders – door de GI geconcretiseerd te worden met heldere afspraken en een helder stappenplan. De kinderrechter acht de betrokkenheid van een jeugdbeschermer, in het kader van een ondertoezichtstelling, noodzakelijk om de afspraken en het stappenplan te monitoren en hulpverlening in te zetten, waarbij extra aandacht wordt besteed aan passende hulp voor de problematiek van [naam kind 1] en [naam kind 2] .”

Dit geldt helaas nog onverkort. Er is enerzijds een strakke regie van de jeugdbeschermer noodzakelijk, met duidelijke invulling van de hulpverlening gericht op de ontwikkeling van de kinderen en op verbetering van de onderlinge communicatie tussen de ouders. Daarbij dient de GI ook duidelijk te maken dat medewerking van de ouders niet optioneel is, maar afdwingbaar. Anderzijds is van bijzonder groot belang dat de GI goed luistert naar de ouders en hen erbij betrekt. Maar goed naar iemand luisteren, betekent niet automatisch iemand gelijk geven. Het betekent dat je kunt uitleggen waarom iets gaat, zoals het gaat.

Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Om een vinger aan de pols te houden, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet verlengen voor de verzochte duur, maar voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden.

Ook is de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW) . [naam kind 1] liet grensoverschrijdend en zelfbepalend gedrag zien in de thuissituatie. [naam kind 1] verblijft daarom sinds juli 2020 op een gesloten groep van het Schakenbosch. Sindsdien heeft hij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. [naam kind 1] doet erg zijn best en er vinden geen escalaties meer plaats. Er is gewerkt aan een overplaatsing naar een open groep. Hoewel [naam kind 1] liever naar huis gaat, staat hij staat achter deze plaatsing. Gelet op de positieve ontwikkeling van [naam kind 1] bij het Schakenbosch is de kinderrechter met alle partijen van oordeel dat [naam kind 1] toe is aan een overplaatsing naar een open groep. [naam kind 1] kan per 31 december 2020 terecht bij het Schakenbosch op een open groep.

De kinderrechter sluit af met de opmerking dat beide ouders overduidelijk heel veel van hun kinderen houden en in een situatie terecht zijn gekomen, waarin zij niet terecht hebben willen komen en omwille van hun kinderen graag ook weer uit willen komen. Maar zij zijn uit het oog verloren hoeveel de andere ouder ook van [naam kind 2] en [naam kind 1] houden. De kinderrechter maakt de ouders een compliment voor die liefde en de bereidheid die zij daardoor aan het einde van de behandeling hebben getoond om de situatie te veranderen.

De beslissing

De kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 28 juli 2021;

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 31 december 2020 tot uiterlijk 31 juni 2021;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot

1 juni 2021 pro forma;

bepaalt dat de GI, [naam kind 1] en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;

verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 december 2020.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733