Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10384

Datum publicatie21-12-2020
Zaaknummer200.277.672/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Burgerlijke Stand (art. 1:16 t/m 1:29f BW);
Kinderen; Erkenning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Ambtenaar van de burgerlijke stand weigert opmaken van een erkenningsakte, onder meer wegens strijd met de openbare orde (art. 1:18c lid 2 BW). Het Hof is van oordeel dat geen sprake is van strijd met de openbare orde. Geen erkenning door de man van de minderjarige die enkel en alleen is gericht op het verkrijgen van een verblijfstatus voor hem en de vrouw (schijnerkenning). De man kent de vrouw al jaren, heeft een warme relatie met haar en speelt rol in de verzorging en opvoeding van het kind.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.277.672/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 165561)

beschikking van 10 december 2020

inzake

1 [verzoekster] ,

wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

2. [verzoeker],

wonende te [A] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. A. Szirmai te Heerenveen,

en

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [B],

gevestigd te [C] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 22 januari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 22 april 2020;- het verweerschrift met productie(s);

- een brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 19 oktober 2020 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Szirmai van 30 oktober 2020 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Szirmai van 6 november 2020 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 12 november 2020 plaatsgevonden. De vrouw en de man zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Ook was ten behoeve van de vrouw aanwezig een tolk in de Engelse taal, mevrouw [D] (tolknummer [000] ). Namens de gemeente [B] zijn verschenen de heer [E] , mevrouw [F] en mevrouw [G] . Mr. Szirmai heeft het woord gevoerd mede aan de hand van een pleitnotitie.

3De feiten

3.1

De vrouw is de moeder van [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2015 en [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2020.

3.2

De man is niet de biologische vader van [de minderjarige1] . De biologische vader van [de minderjarige1] is buiten beeld.

3.3

De man en de vrouw hebben op 13 december 2018, bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, een verzoek ingediend tot het erkennen van [de minderjarige1] door de man.

3.4

Bij besluit van 7 januari 2019 (hierna: het besluit) heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand geweigerd een erkenningsakte op te maken zoals de man en de vrouw hebben verzocht.

3.5

De man en de vrouw hebben de rechtbank in eerste aanleg verzocht het besluit van

7 januari 2019 van de ambtenaar (van de burgerlijke stand) te vernietigen, de ambtenaar te gelasten alsnog een erkenningsakte op te maken en de latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van [de minderjarige1] en op te nemen in de registers van de burgerlijke stand, met daarin de gegevens dat de man als erkenner van [de minderjarige1] , met veroordeling van de ambtenaar in de kosten van de procedure.

3.6

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft tegen deze verzoeken ter zitting verweer gevoerd.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken met betrekking tot de erkenningsakte afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

4.2

De man en de vrouw zijn met een ongenummerde grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en:

I. het besluit d.d. 7 januari 2019 van de ambtenaar (van de burgerlijke stand) te vernietigen;

II. de ambtenaar te gelasten alsnog een erkenningsakte op te maken en de latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van [de minderjarige1] en op te nemen in de registers van de burgerlijke stand, met daarin de gegevens van de man als erkenner van [de minderjarige1] , geboren [in]

2015 te [H] ;

III. over te gaan tot benoeming van een bijzondere curator, indien het hof niet tot toewijzing van de onder I. en II. gedane verzoeken komt;

IV. met veroordeling van de ambtenaar in de kosten van deze procedure.

4.3

De ambtenaar van de burgerlijke stand voert verweer en verzoekt om het verzoek in hoger beroep van de man en de vrouw op alle verzochte onderdelen (I, II, III en IV) af te wijzen en de man en de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5. De motivering van de beslissing

5.1

Op grond van artikel 1:18c van het Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 1:20c BW weigert de ambtenaar tot het opmaken van een akte van de burgerlijke stand over te gaan en een latere vermelding aan een akte toe te voegen indiende (belanghebbende) partij bij die akte en die latere vermelding in gebreke blijft met het overleggen van de in artikel 1:18 lid 3 BW bedoelde bescheiden of de ambtenaar deze overgelegde bescheiden ongenoegzaam acht (lid 1) of indien hij van oordeel is dat de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet (lid 2).

5.2

De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft het opmaken van de akte (bij besluit van 7 januari 2019) geweigerd op grond van artikel 1:18c lid 1 BW omdat hij van mening was dat de identiteit van de vrouw niet kon worden vastgesteld. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft hierbij aangegeven dat de vrouw niet in het bezit was van een geldig

W-document of een origineel Oegandees paspoort. Daarnaast is een reden van weigering geweest dat de reden van erkenning door de man niet was het verkrijgen van juridisch vaderschap, maar het bewerkstelligen van een geldig verblijfsrecht voor [de minderjarige1] en de vrouw, hetgeen in strijd is met de Nederlandse openbare orde (artikel 1:18c lid 2 BW) .

de identiteit van de vrouw (artikel 18c lid 1 BW)

5.3

De man en de vrouw stellen dat de vrouw, om de erkenning van [de minderjarige2] door [I] te kunnen realiseren, bij wijze van uitzondering, haar aan de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) verstrekte paspoort heeft weten te verkrijgen. Hiermee heeft zij zich bij de gemeente Leeuwarden geïdentificeerd en heeft genoemde (rechts)handeling plaatsgevonden. Gelet hierop, kan niet, althans niet langer, gesteld worden dat er twijfel bestaat ten aanzien van de identiteit van de vrouw, aldus de man en de vrouw.

5.4

Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat niet de authenticiteit van het originele paspoort van de vrouw wordt betwist door de ambtenaar van de burgerlijke stand maar wel de inhoud daarvan, met name op het punt van de geboortedatum omdat uit het dossier meerdere geboortedata van de vrouw blijken. Hierdoor is de identiteit van de vrouw nog steeds niet voldoende vast te stellen, aldus de ambtenaar van de burgerlijke stand.

5.5

Het hof is echter, anders dan de ambtenaar van de burgerlijke stand, van oordeel dat de identiteit van de vrouw aan de hand van voornoemd paspoort wel genoegzaam kan worden vastgesteld. Aan de vrouw is, nadat zij een paspoort heeft aangevraagd bij de Oegandese ambassade in Brussel, een paspoort verstrekt. Het hof heeft geen reden er aan te twijfelen (en hierover is door de ambtenaar van de burgerlijke stand ook niets gesteld) dat dit paspoort is uitgegeven door de instantie die bevoegd was tot de uitgifte van paspoorten en dat in verband met die uitgifte aan de vrouw de benodigde controles ter vaststelling van haar identiteit zijn uitgevoerd. Voor zover de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft gewezen op de verschillende geboortedata van de vrouw in haar documenten, oordeelt het hof dat de vrouw ter zitting uitvoerig en genoegzaam heeft uitgelegd hoe dat heeft kunnen gebeuren en dat dit zijn oorsprong vindt in haar adoptieverleden. Het hof acht derhalve het originele paspoort voldoende bewijs voor de vaststelling van haar identiteit en daarmee bestaat geen grond (meer) tot weigering van het opmaken van de verzochte akte van erkenning van [de minderjarige1] op grond van artikel 18c lid 1 BW.

de openbare orde (artikel 18c lid 2 BW)

5.6

Voorts dient te worden beoordeeld of er sprake is van strijd met de Nederlandse openbare orde.

5.7

De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt dat de erkenning in strijd is met de Nederlandse openbare orde omdat de man [de minderjarige1] wil erkennen om hem een geldige verblijfsstatus te geven en om verblijfsrecht voor [de minderjarige1] en zijn moeder te verkrijgen. Dit wordt door de man en de vrouw betwist.

5.8

Het hof oordeelt als volgt.

Artikel 1:18c lid 2 van het BW bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand het opmaken van de akte van erkenning weigert indien hij van oordeel is dat de Nederlandse openbare orde zich hiertegen verzet. Daarbij geldt dat een erkenning, die enkel is gericht op (zoals in dit geval door de ambtenaar van de burgerlijke stand is gesteld) het verkrijgen van een verblijfsstatus, moet worden beschouwd als een schijnerkenning, in welk geval weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om een daartoe strekkende akte op te maken wegens strijd met de Nederlandse openbare orde als bedoeld in artikel 1:18c lid 2 BW, dient plaats te vinden.

In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of de man en de vrouw hun bevoegdheid tot het tot stand brengen van de erkenning door de man van [de minderjarige1] enkel en alleen (hebben) willen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de erkenning bestemd is, de vaststelling van juridisch vaderschap. In dat geval zou sprake zijn van een schijnerkenning en daarmee strijd met de Nederlandse openbare orde. Naar het oordeel van het hof is daar in dit geval geen sprake van. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de man de vrouw al jaren kent en een warme relatie met haar heeft. Voor de geboorte van [de minderjarige1] , toen de vrouw ernstige gezondheidsklachten had in verband met haar zwangerschap, heeft de man maandenlang voor de vrouw gezorgd. Vanaf de geboorte van [de minderjarige1] , heeft de man veel van de zorg over [de minderjarige1] op zich genomen. [de minderjarige1] verbleef elke week sowieso van woensdag tot zondag bij de man en soms ook gehele weken achtereen. Op de vrijdag voegde de vrouw zich dan bij hen, tot en met de zondag. Sinds februari 2020 tot heden verblijft [de minderjarige1] zelfs voortdurend bij de man omdat het qua gezondheid niet goed ging met de vrouw. Het vorenstaande wordt bevestigd door mevrouw [J] , zorgcoördinator [K] , en mevrouw [L] , teamleider [M] . Zij geven beiden aan dat de man [de minderjarige1] wil erkennen om hem stabiliteit en dezelfde rechten als zijn andere kinderen te geven en dat de man en de vrouw de zorg over [de minderjarige1] verdelen, waarbij de man een volwaardig opvoeder en verzorger van [de minderjarige1] is. Hiermee is naar het oordeel van het hof reeds voldoende aangetoond dat de man een belangrijke rol heeft in de zorg voor en de opvoeding van [de minderjarige1] , bij hem betrokken is en dat sprake is van familylife op grond van artikel 8 EVRM. Dit maakt ook dat van een schijnerkenning niet kan worden gesproken. Er is immers geen sprake van een situatie van een erkenning door de man van [de minderjarige1] die enkel en alleen is gericht op het verkrijgen van een verblijfstatus voor hem (en de vrouw). De gespreksverslagen rond de erkenningsprocedure, waaruit zou blijken dat de man gezegd zou hebben dat hij wilde dat [de minderjarige1] en de vrouw in Nederland zouden kunnen blijven, doen hier niet aan af. Immers de betrokkenheid van de man bij [de minderjarige1] en het bestaan van familylife tussen hen, is reeds voldoende om te concluderen dat van strijd met de Nederlandse openbare geen sprake kan zijn.

Het hof wijst er ten slotte en wellicht ten overvloede ook nog op dat, vanwege de recente erkenning van [de minderjarige2] , die daardoor de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, de verblijfspositie van zowel de vrouw als [de minderjarige1] als zodanig is versterkt (hetgeen ook door de ambtenaar van de burgerlijke stand ter zitting is erkend), dat niet waarschijnlijk is dat de erkenning door de man van [de minderjarige1] daarvoor nog van betekenis zal zijn.

5.9

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, dat leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking en toewijzing van de (primaire) verzoeken sub I en II, behoeft het (subsidiaire) verzoek III van de man en de vrouw om een bijzondere curator te benoemen geen bespreking meer.

de proceskostenveroordeling

5.10

De man en de vrouw enerzijds en de ambtenaar van de burgerlijke stand anderzijds hebben beiden verzocht de tegenpartij te veroordelen in de kosten van de procedure in het hoger beroep. Het hof ziet, gelet op de aard van de procedure, geen reden om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is, te weten dat iedere partij de eigen kosten draagt, en zal de kosten daarom tussen partijen compenseren.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van

22 januari 2020 en (in zoverre) opnieuw beschikkende:

vernietigt het besluit van 7 januari 2019 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [B] ;

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [B] om alsnog een akte van erkenning op te maken met betrekking tot de man en de minderjarige [de minderjarige1] , geboren [in] 2015 te [H] , en om deze akte als latere vermelding aan de geboorteakte toe te voegen;

compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, G.M. van der Meer en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 10 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733