Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 06-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8056

Datum publicatie12-10-2020
Zaaknummer200.269.490
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Afwijzing verzoek gezagsbeëindiging;
Kinderen; Bijz. curator bij belangenstrijd (art. 1:250 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

In hoger beroep wordt de beschikking waarbij het gezag van de vader over de kinderen is beëindigd, vernietigd wegens positieve stappen.

De bijzonder curator die was benoemd om te onderzoeken of de wens van het oudste kind om bij zijn vader te wonen authentiek was en niet ingegeven vanuit loyaliteit, komt niet uit met de vergoeding van de Raad voor de Rechtsbijstand en verzoekt het hof de overige kosten vanuit 's-Rijks kas te betalen. Afwijzing. Werkzaamheden BC waren nuttig, maar rechtvaardigen geen extra vergoeding.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.269.490

(zaaknummer rechtbank Gelderland 346331)

beschikking van 6 oktober 2020

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. C.L. van Olst te Arnhem,

en

de raad voor de kinderbescherming,

gevestigd te Arnhem,

verder te noemen: de raad.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder] ,

wonende te [B] ,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.S. Gerson te Amsterdam,

en

de gecertificeerde instellingStichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

gevestigd te Eindhoven,

verder te noemen: de GI,

vertegenwoordigd door het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,

gevestigd te Utrecht,

verder te noemen: het Let.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 mei 2019;

- het verweerschrift in hoger beroep van de raad;

- een brief van mr. K.R. Koopman, advocaat te Zeist, van 12 september 2019, waarin zij meedeelt dat zij op verzoek van de moeder en de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1]

middels een last als advocaat aan [de minderjarige1] toegevoegd wenst te worden;

- een journaalbericht van mr. Van Olst van 11 oktober 2019 met producties.

2.2

[de minderjarige1] heeft bij brief, ingekomen bij het hof op 25 september 2019, aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek en hij heeft daarbij verzocht om een bijzondere curator of een advocaat die zijn belangen behartigt.

2.3

Op 7 oktober 2019 is [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van alle partijen door het hof is gehoord. Bij dit gesprek heeft [de minderjarige1] onder meer verklaard dat hij nog zou laten weten of hij nog een bijzondere curator of advocaat wil.

2.4

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over voormelde verzoeken van de moeder en [de minderjarige1] .

2.5

Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken:

- een journaalbericht van mr. Gerson van 14 oktober 2019 met producties;

- een brief van het Let van 14 oktober 2019 met een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;

- een brief van het Let van 14 oktober 2019 betreffende het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor de hierna te noemen: [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;

- een brief van de raad van 15 oktober 2019;

- een journaalbericht van mr. Van Olst van 15 oktober 2019 met producties.

2.6

De mondelinge behandeling van de verzoeken van [de minderjarige1] en de moeder tot het toevoegen van een advocaat en/of de benoeming van een bijzondere curator heeft op 22 oktober 2019 plaatsgevonden. Deze zaak is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.259.585. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [C] verschenen. Namens de GI is het Let verschenen vertegenwoordigd door [D] en [E] .

2.7

Voor het verloop van het geding tot 21 november 2019 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum in de zaak met zaaknummer 200.259.585.

2.8

Het verdere verloop blijkt uit:

- een rapportage van de bijzondere curator R. Meinema van 18 juni 2020 met producties;

- een journaalbericht van mr. Van Olst van 7 juli 2020;

- een brief van de GI van 10 juli 2020 met productie;

- een brief van de raad van 18 augustus 2020;

- een journaalbericht van mr. Van Olst van 31 augustus 2020;

- een brief van de raad van 3 september 2020.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de moeder zijn geboren [in] 2007 te [F] , [de minderjarige1] , verder te noemen: [de minderjarige1] , en [in] 2010 te [F] , [de minderjarige2] , verder te noemen: [de minderjarige2] .

Op 26 januari 2018 is in het gezagsregister aangetekend dat de vader en de moeder gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn belast.

3.2

Bij beschikking van 25 juli 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, welke termijn bij beschikking van 24 juli 2017 is verlengd tot uiterlijk 25 juli 2018. Per 9 april 2018 is deze gecertificeerde instelling vervangen door de GI.

3.3

Bij beschikking van 14 november 2016 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uit huis te plaatsen bij de pleegouders, zijnde de grootvader (moederszijde) en de tante, tot uiterlijk 25 juli 2017. Bij de beschikking van 24 juli 2017 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot uiterlijk 25 juli 2018.

3.4

Bij de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 december 2017 heeft de kinderrechter machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een gezinshuis op een geheime locatie, met ingang van 11 december 2017 tot uiterlijk 25 juli 2018. In januari 2018 zijn de kinderen overgeplaatst naar een ander gezinshuis op een geheime locatie.

3.5

De termijn van de ondertoezichtstelling en de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een gezinshuis zijn bij beschikking van de kinderrechter van 24 juli 2018 verlengd tot uiterlijk 25 juli 2019.

3.6

Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 7 februari 2019 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op verzoek van de GI, de vader en de moeder geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van 7 februari 2019 tot uiterlijk 7 mei 2019, en de GI met de voorlopige voogdij over de kinderen belast. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de GI en de belanghebbenden op 15 februari 2019 zullen worden gehoord.

3.7

Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 26 februari 2019 van voornoemde rechtbank is de schorsing van de ouders alsmede de voorlopige voogdij van de GI per direct beëindigd.

3.8

Vanaf november 2016 verbleven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij tante en grootvader. Sinds december 2017 tot januari 2019 verbleven zij in het gezinshuis. Met ingang van medio januari 2019 verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] apart van elkaar op een geheime plek.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden - niet uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de vader en de moeder over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigd en de GI tot voogdes over de kinderen benoemd.

4.2

De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzochte beëindiging van het gezag van de vader alsnog af te wijzen en een onderzoek als bedoeld in artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te gelasten (naar onder meer de opvoedingsvaardigheden van de vader), althans te beslissen zoals het hof juist acht.

4.3

De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 21 november 2019 met zaaknummer 200.259.585, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.

5.2

In de beschikking van 21 november 2019 heeft het hof een bijzondere curator benoemd om met name te onderzoeken of de wens van [de minderjarige1] om bij zijn vader te wonen, authentiek kan worden geacht, en/of dat de wens wordt ingegeven door hetgeen hem is overkomen, of dat deze wens voortkomt uit loyaliteitsproblematiek in verband met de juridische strijd.

5.3

De bijzondere curator heeft gerapporteerd dat de wens van [de minderjarige1] om bij de vader te wonen, waar [de minderjarige1] ook al verblijft, authentiek is. Van loyaliteitsproblemen is volgens de bijzondere curator geen sprake. Het opzetten van een omgangsregeling van [de minderjarige1] met de moeder is van groot belang. Voor [de minderjarige1] is van belang dat ook de moeder wordt meegenomen om een omgangsregeling te starten.

5.4

Bij journaalbericht van 31 augustus 2020 heeft de vader - onder meer - bericht dat hij bij zijn standpunt blijft en dat hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek om het gezag van de vader te beëindigen alsnog af te wijzen. Indien dit verzoek wordt gehonoreerd kan wat de vader betreft de zaak schriftelijk worden afgedaan, aldus voormeld bericht.

5.5

Bij brief van 3 september 2020 heeft de raad - kort gezegd - bericht dat vanwege de positieve ontwikkelingen de raad achter het verzoek van de vader staat om de uitspraak van de rechtbank om zijn gezag te beëindigen te vernietigen.

5.6

Uit de overgelegde stukken blijkt dat [de minderjarige1] en ook [de minderjarige2] weer bij de vader wonen. De hulpverlening die de vader begeleidt geeft aan dat het met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] erg goed gaat. De jongens hebben hun draai gevonden bij de vader. Ook op school gaat het goed. De vader en de moeder hebben goed contact met elkaar en stemmen in overleg met de GI af over de door Compass begeleide omgangsregeling. De vader is open naar de hulpverlening en overlegt met de GI alle stappen die hij met de kinderen onderneemt.

5.7

Op grond van het voorgaande is het hof met de raad van oordeel dat de grief van de vader - de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij het gezag van de vader is beëindigd - slaagt.

5.8

De bijzondere curator heeft bij haar rapport van 18 juni 2020 de kosten van de verrichte werkzaamheden begroot op € 1.700,-. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op basis van de toevoeging een bedrag van € 850,50 vergoed.

De bijzondere curator heeft het hof verzocht om vergoeding van het resterende bedrag van € 849,50 te vermeerderen met 21% BTW (€ 178,39), aldus in totaal € 1.027,89.

Het hof overweegt als volgt. Uitgangspunt voor de beloning van de bijzondere curator is de gebruikelijke vergoeding zoals die door de Raad voor de Rechtsbijstand wordt toegekend. In uitzonderlijke gevallen, daarbij valt te denken aan zeer complexe en omvangrijke zaken, kan hiervan worden afgeweken. De rechter kan dan een extra vergoeding toekennen ten laste van ’s-Rijks kas. De regeling voor de vergoeding geeft duidelijkheid over de beloning. Ook voorkomt het een wildgroei van overbodige activiteiten die vervolgens worden gedeclareerd. In de onderhavige zaak heeft de bijzondere curator inspanningen verricht die weliswaar nuttig zijn geweest voor partijen maar die naar het oordeel van het hof niet dienen te leiden tot een extra vergoeding ten laste van ’s-Rijks kas. Er is met het hof niet vooraf of tijdens de procedure overlegd over de extra tijd die de zaak zou moeten vergen. Bovendien werd in een vroeg stadium van de bemoeienis van de bijzondere curator duidelijk dat de ouders alsnog op een lijn waren gekomen aangaande de verblijfplaats van de minderjarige conform zijn wens. Daarmee was de angel uit het conflict en had de bijzondere curator haar taak, het vertegenwoordigen in en buiten rechte van de minderjarige, en haar tijd daarop kunnen afstemmen.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 februari 2019, voor zover daarbij het gezag van de vader is beëindigd over [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [F] en [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 te [F] , en in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst het verzoek van de raad om het gezag van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te beëindigen af;

wijst het verzoek van de bijzondere curator om een extra vergoeding af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R. Krijger en L. Hamer, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 6 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733