Rechtbank Den Haag 27-08-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8535

Datum publicatie14-09-2020
ZaaknummerC/09/524953 / FA RK 17-161
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag; Geen omgang (een van) ouders;
Familieprocesrecht; Corona en procesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Rb begrijpt dat vader kind graag wil zien en dat het frustrerend is dat alles zo lang duurt. Maar alleen al zijn gedrag tijdens videozitting laat zien dat hij zijn emoties onvoldoende onder controle heeft. Vader heeft verder niet laten zien dat hij bereid is de noodzakelijk geachte agressieregulatie-behandeling te volgen.
Risico te groot dat hij bedoeld emotioneel en agressief gedrag ook in bijzijn kind zal tonen.
Al met al contra-indicaties abi art. 1:253c lid 2 BW en art. 1:377a lid 3 BW: medegezag noch omgang.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 17-161

Zaaknummer: C/09/524953

Datum beschikking: 27 augustus 2020

Gezag en omgang

Beschikking op het op 9 januari 2017 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,

verblijvende op een bij de rechtbank onbekend adres,

advocaat: mr. J.W. Stok te Delft.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. A.G. de Jong te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van [datum beschikking] 2018 zijn partijen verwezen naar het “ [instelling 1] ” voor toeleiding en doorverwijzing naar [organisatie 1] voor het onder begeleiding op gang brengen van de contacten tussen de vader en [voornaam minderjarige] en is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang, het gezag en de dwangsom aangehouden.

De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:

  • het bericht van 12 december 2018 van het “ [instelling 1] ”;

  • het bericht van 12 juni 2019 van de zijde van de vader;

  • het bericht van 17 juni 2019 van de zijde van de moeder;

  • het bericht van 26 juni 2019 van [instelling 2] ;

  • het bericht van 15 juli 2019 van de zijde van de moeder;

  • het bericht van 24 juli 2019 van de zijde van de vader;

  • het bericht van 22 augustus 2019, met bijlage, van [instelling 2] ;

  • het bericht van 12 september 2019 van de zijde van de vader;

  • het bericht van 23 september 2019 van de zijde van de moeder.

Op 30 juli 2020 is de behandeling van de zaak ter (video)zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn digitaal verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten, en mevrouw [medewerkster RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Beoordeling

In de beschikking van [medewerkster RvdK] 2018 is aan de start van het traject [organisatie 1] door de rechtbank een voorwaarde gesteld, namelijk dat vader moest zijn gestart met emotieregulatie-therapie bij [instantie] of een soortgelijke instantie. Uit het verslag van [instelling 2] blijkt dat het traject [organisatie 1] niet is gestart. De vader heeft stukken aangeleverd waaruit blijkt dat hij hulp heeft gehad van een coach. Ook heeft hij [instelling 2] laten weten dat hij zich zou gaan aanmelden bij [instantie] , waar in september 2019 een traject zou starten. De moeder vond de informatie die de vader had aangeleverd onvoldoende om aan te nemen dat de vader echt had gewerkt aan zijn agressieregulatie, waarna [instelling 2] het dossier heeft gesloten.

De vader heeft ter (video)zitting aangegeven dat het traject bij [instantie] in eerste instantie niet kon worden gestart omdat hij daarvoor ingeschreven moest staan in de Nederlandse basisregistratie en in Nederland een zorgverzekering moest hebben afgesloten. Hij stond gedurende een deel van 2019 echter ingeschreven in Spanje en pendelde voor zijn werk op en neer tussen Spanje en Nederland. Hij heeft sinds de laatste zitting wel hulp gehad van een coach, [naam] van [organisatie 2] . De vader wil [voornaam minderjarige] nog steeds graag zien en hij zou ook graag willen dat [voornaam minderjarige] zijn andere dochter (haar halfzusje) leert kennen.

De moeder stelt dat de vader in de vorige tussenbeschikking – de derde inmiddels in deze zaak – van de rechtbank nog een allerlaatste kans heeft gekregen. Zowel de Raad als de rechtbank hebben aangegeven dat de begeleide omgang pas kan starten als de vader zich alsnog zou wenden tot [instantie] of een vergelijkbare instantie om een behandeling te volgen voor zijn agressieproblematiek. De vader heeft sinds de tussenbeschikking van [datum beschikking] 2018 deze voorwaarde niet vervuld. De vader heeft daarmee niet laten zien dat hij is veranderd. De moeder is van mening dat de vader voldoende kansen heeft gekregen. De verzoeken van de vader moeten daarom volgens haar worden afgewezen. Als de vader laat zien dat hij zijn problematiek serieus neemt en alsnog een behandeling bij [instantie] volgt en hij daar bewijsstukken van toezendt, kan de moeder via haar huisarts een verwijzing vragen om alsnog bij [organisatie 1] te starten.

Net als de moeder, [instelling 2] en de Raad is de rechtbank van oordeel dat de vader niet voldoende heeft laten zien dat hij aan zijn agressieregulatie heeft gewerkt. Uit de vorige beschikkingen blijkt dat de rechtbank de vader meermalen nadrukkelijk heeft meegegeven dat hij zich, in het belang van [voornaam minderjarige] , tot [instantie] of een soortgelijke instantie moest wenden om zijn hoog oplopende emoties en het daarbij behorende gedrag te bespreken. De vader heeft echter nagelaten dit te doen.

De rechtbank heeft er begrip voor dat de vader – omdat hij gedurende een deel van 2019 in het buitenland verbleef – zich in eerste instantie niet heeft aangemeld bij [instantie] . Dat hij dit ook ná zijn terugkeer naar Nederland in de tweede helft van 2019 niet heeft gedaan, begrijpt de rechtbank echter niet. Dat het nieuwe werk van vader veel aandacht vroeg, kan zo zijn, maar rechtvaardigt het stilzitten van vader op dit (voor hemzelf en [voornaam minderjarige] ) zo belangrijke punt niet. De vader heeft ook in de eerste helft van 2020 geen hulp meer gezocht bij een (in agressie gespecialiseerde) instantie als [instantie] . Uit de overgelegde stukken is slechts af te leiden dat hij hulp heeft gehad van een coach. Onduidelijk is echter wanneer deze coaching is gegeven en wat daarbij de hulpvraag van vader is geweest. Bovendien adviseert (ook) de coach in kwestie dat het coachingstraject wat haar betreft zou moeten worden vervolgd bij [instantie] .

Voor de oordeelsvorming van de rechtbank is verder van belang dat de (video)zitting buitengewoon turbulent is verlopen. De vader praatte door zowel de moeder als de kinderrechter heen, bleek daarin nauwelijks te corrigeren en heeft diverse scheldwoorden gebruikt. De kinderrechter heeft de videozitting vervolgens geschorst, vader een laatste waarschuwing gegeven, en hem de opdracht meegegeven zich met zijn advocaat te bezinnen op of (en hoe) de videozitting in zijn bijzijn op een rustige en respectvolle wijze kon worden voortgezet. Op dat moment verscheen zijn moeder in beeld, die aangaf dat ook zij haar kleindochter graag wil zien. Hierop heeft de kinderrechter onder verwijzing naar de oproepbrief aangegeven dat het om een besloten zitting gaat, waarbij geen andere personen aanwezig mogen zijn dan degenen die daarvoor zijn opgeroepen. Na de schorsing begon de vader direct weer met stemverheffing te praten en te schelden. De kinderrechter heeft hem daarom uit de videozitting verwijderd. De advocaat van vader is wel bij het vervolg van de zitting aanwezig geweest. De moeder heeft hierna desgevraagd nog aangegeven dat ook de fysieke zittingen die in deze zaak (onder regie van een andere kinderrechter) hebben plaatsgevonden, spanningsvol zijn verlopen. Dit is door de advocaten beaamd.

De rechtbank begrijpt dat de vader [voornaam minderjarige] graag wil zien en dat het frustrerend is dat het traject om daar te komen, zo lang duurt. De rechtbank is echter ook van oordeel dat alleen al het gedrag van de vader tijdens de videozitting laat zien dat hij zijn emoties niet voldoende onder controle heeft. De procedure duurt inmiddels ruim drieënhalf jaar en de vader heeft niet laten zien dat hij bereid is de noodzakelijk geachte behandeling te volgen. De rechtbank vindt het risico te groot dat de vader dit emotionele en agressieve gedrag ook zal laten zien in het bijzijn van [voornaam minderjarige] . Ook de Raad heeft ter zitting aangegeven hiervoor te vrezen. Daarom vindt de Raad contactherstel (ook als dit onder professionele begeleiding zou plaatsvinden) te belastend voor [voornaam minderjarige] .

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er sprake is van contra-indicaties in de zin van artikel 1:253c, tweede lid, en 1:377a, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is om de verzoeken van de vader af te wijzen. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat zij van de moeder verwacht, zoals zij ter zitting heeft toegezegd, dat zij zich alsnog tot [organisatie 1] zal wenden als de vader op den duur laat zien dat hij een behandeling voor zijn agressieregulatie heeft gevolgd bij [instantie] of een vergelijkbare instantie.

Beslissing

De rechtbank:

wijst de verzoeken van de vader ten aanzien van het gezag, de omgangsregeling en de dwangsom af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.B. van Angeren als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2020.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733