Rechtbank Noord-Holland 26-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7005

Datum publicatie11-09-2020
ZaaknummerC/15/297999 / HA ZA 20-26
ProcedureOp tegenspraak
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht
Trefwoorden
Erfrecht; Erfrecht; Vernietiging en nietigheid testament
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Nietigheid testament art. 3:34 BW. Impliciete onterving dochter erflaatster die zij 7 maanden daarvoor algemene volmacht gaf. Dat is een ingrijpende wijziging. Ook sprake van erfstellingen ten aanzien van kleinkinderen en buren. Dat betekent dat aan vermogen tot redelijke waardering hoge eisen moeten worden gesteld. Op basis van verklaring arts kan worden vastgesteld dat geestelijke stoornis (beginnende dementie) bij erflaatster een redelijke waardering van bij opmaken testament betrokken belangen belette.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/297999 / HA ZA 20-26

Vonnis van 26 augustus 2020

in de zaak van

1 [eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [eiseres 2],

wonende te [woonplaats] ,

eiseressen in conventie,

verweersters in reconventie,

advocaat mr. S. Tromp te Hoorn NH,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. M.A.M. Euverman te Amsterdam,

2. [gedaagde 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

niet verschenen,

3. [gedaagde 3],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

niet verschenen,

4. [gedaagde 4],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde 1] dan wel bij hun afzonderlijke (voor)namen worden genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 18 maart 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;

  • de conclusie van antwoord in reconventie;

  • het tijdens de mondelinge behandeling van 2 juli 2020 overgelegde testament van 12 september 2018.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Op 20 januari 2019 is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en laatst gewoond hebbende aan de [adres] .

2.2.

[eiseres 1] is een dochter van erflaatster. [eiseres 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn kleinkinderen van erflaatster. [gedaagde 4] en [gedaagde 3] waren de buren van erflaatster.

2.3.

Bij notariële akte van 13 februari 2018, verleden voor een waarnemer van notaris Feikema te Castricum, heeft erflaatster een algemene volmacht verstrekt aan [eiseres 1] .

2.4.

Op 27 juni 2018 heeft het centrum indicatiestelling zorg (CIZ) een indicatiebesluit afgegeven. Hierin staat onder meer:

‘U behoort tot de doelgroep kwetsbare ouderen. Dit heeft te maken met uw leeftijd, dat u alleenstaand bent, veel medicatie gebruikt en meerdere aandoeningen heeft. U heeft meerdere keren per dag hulp nodig bij de persoonlijke verzorging met name planbare en onplanbare zorg momenten. Met het plotseling wegvallen van intensieve mantelzorg (uw zoon) de loopstoornissen en lichte regie problemen is het zelfstandig wonen moeizaam geworden. (…) Ingeschat wordt dat u niet altijd in staat zal zijn adequaat hulp in te schakelen of uw zorgbehoefte tijdig te (h)erkennen, waardoor u blijvend bent aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid.

Deze indicatie is voor onbepaalde tijd geldig. Het zorgprofiel ‘Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging’ is gezien uw zorgbehoefte het meest passend.

2.5.

Op 13 juli 2018 heeft [naam 1] , arts, een medische verklaring afgegeven ten behoeve van notaris Helding van notariskantoor Feikema waarin hij oordeelt dat erflaatster niet meer in staat is haar wensen naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien. Gegeven de kwetsbare en afhankelijke situatie en het progressieve ziektebeeld, acht [naam 1] het nodig dat de zakelijke en persoonlijke belangen van erflaatster zullen worden behartigd, bijvoorbeeld door een onderbewindstelling en mentorschap.

2.6.

Op 1 augustus 2018 is een door erflaatster ondertekende getypte brief verzonden aan [eiseres 1] . Daarin staat onder meer het volgende:

‘Geachte [eiseres 1] ,

Zoals door notaris Feikema aan jou medegedeeld heb ik de Algemene Volmacht per direct 17 juli jl. laten beëindigen.

Daarom wil ik je via deze weg verzoeken,

Eis 1) Om voor 10 augustus 2018 te voldoen aan artikel II F van de Algemene Volmacht.
Ik verwacht dus, per post, een verklaring van alle uitgiften in de periode van de Volmacht te weten 13 februari 2018 t/m 17 juli 2018 bestaande uit een kasboek inclusief (boodschappen) bonnetjes, uitleg kilometervergoeding, van alle uitgaven waar uit blijkt dat er alleen uitgaven gedaan zijn ten baten van mij en geen enkel ander doel. Indien je niet aan deze voorwaarde kan voldoen verwacht ik een hier tegen overstaand bedrag retour op mijn bankrekening.

Eis 2) Aangezien ik geen toestemming heb voor de door jou uitgevoerde “belasting vrije schenking” van € 3800,- verwacht ik deze ook op uiterlijk 10 augustus 2018 bijgeschreven op mijn bankrekening.

(…)

Als jij niet voor 10 augustus 2018 aan deze vier eisen voldoet zal ik aangiften doen bij de politie’.

2.7.

Op 9 augustus 2018 heeft keuringsarts [naam 2] het volgende geschreven:

‘Op 8 augustus 2018 zag ik mevrouw [erflaatster] , geboren [geboortedatum] . Vanuit de kleinkinderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kwam het volgende verzoek: ‘Onze oma wil haar testament aanpassen. Gezien haar leeftijd heeft de notaris aangegeven dat er eerst een medische beoordeling noodzakelijk is om te kijken of onze oma nog in staat is zelfstandig beslissingen te nemen en de consequenties hiervan te overzien. Kunt u zo’n beoordeling uitvoeren?

Ik heb mevrouw gesproken en onderzocht. Daarnaast heb ik de kleinzoon [gedaagde 2] en de buurvrouw die mantelzorger is gesproken.

Ik kom tot de volgende conclusie.

Conclusie

Mevrouw kan heel duidelijk aangeven wat er met haar geld moet gebeuren als zij overlijdt. Het moet niet alleen naar haar dochter gaan, maar ook naar haar kleinkinderen en als het niet te ingewikkeld is ook naar haar achterkleinkinderen, want deze horen allemaal bij haar en hebben er net zoveel recht op, aldus mevrouw. Ondanks dat sprake is van een verminderd geheugen, is dit een heel duidelijke wens en kan mevrouw hierin zelfstandig een beslissing nemen en de consequenties overzien. Op dit moment vind ik haar op dit gebied wilsbekwaam.

Ze is niet in staat om dit verder door te denken en precies aan te geven hoe het in de praktijk geregeld moet worden. Daar zal ze hulp bij nodig hebben. Iemand moet haar helder uitleggen wat de mogelijkheden zijn, deze materie is te ingewikkeld voor mevrouw.’

2.8.

Op 30 augustus 2018 is er een proces-verbaal door de politie opgemaakt van een mondelinge klacht van erflaatster inhoudende dat zij is bestolen door haar dochter.

2.9.

Op verzoek van [eiseres 1] zijn bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2018 de goederen van erflaatster onder bewind gesteld wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand. Daarbij is M.S. de Wijn, h.o.d.n. Bergen Bewind als professioneel bewindvoerder benoemd.

2.10.

Bij beschikking van deze rechtbank van 31 augustus 2018 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van erflaatster waarbij [gedaagde 1] tot mentor is benoemd.

2.11.

Op 12 september 2018 is voor een notaris verbonden aan Actus Notarissen te Alkmaar een testament verleden waarbij erflaatster na herroeping van eerder gemaakte testamenten [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [eiseres 2] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] – ieder voor een vijfde deel van haar nalatenschap – tot haar erfgenamen heeft benoemd.

Verder heeft erflaatster in dat testament [gedaagde 3] benoemd tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder en dat wat [eiseres 2] uit haar nalatenschap verkrijgt onder bewind gesteld totdat zij de leeftijd van vijfenveertig jaar heeft bereikt of eerder overlijdt.

2.12.

[gedaagde 1] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.13.

Op 2 oktober 2019 is in het kader van een door [eiseres 1] verzocht voorlopig getuigenverhoor de onder 2.5 genoemde heer [naam 1] , arts en medisch adviseur, gehoord. Hij legde, voor zover hier van belang, de volgende verklaring af.

‘Ik ben al lange tijd medisch adviseur en toegelegd op onafhankelijke medische advisering in de zorg. Ook ben ik landelijk opleider voor artsen die zich op dit vakgebied willen specialiseren. Mij is destijds gevraagd een protocol te ontwikkelen voor dit soort artsen, hetgeen ik gedaan heb. Sinds 2012 bestaat het zogenaamd VIA-protocol. Ik heb aan de basis van dat protocol gestaan. Hoewel de VIA inmiddels is opgegaan in de VAV bestaat het VIA-register nog altijd. Dat register vermeldt de namen van artsen die bevoegd zijn om wilsbekwaamheid van personen te beoordelen, en deed dat met name voor het notariaat in het kader van de mogelijkheid om nog een notariële akte op te laten stellen en dit in algemene zin. Ik doe dit al 25 jaar en ik treed ook regelmatig op verzoeken van rechtbanken. Op 9 juli 2018 heb ik mevrouw [erflaatster] bezocht. (…) Ik heb momenteel mijn aantekeningen voor mij liggen die ik op 9 juli gemaakt heb. Met het beantwoorden van uw vragen maak ik daarvan gebruik.
Ik bezocht mevrouw [erflaatster] op verzoek van de notaris voor wie in februari 2018 haar algemene volmacht was opgemaakt. Het was notaris Heldring van notariskantoor Feikema in Castricum die mij hierom vroeg. (…)

Het gesprek met mevrouw [erflaatster] voerde ik onder vier ogen. Ik heb haar aanzienlijk langer gesproken dan normaal, één à anderhalf uur. (…) Ik moest met nodige tact betrachten, aandachtig luisteren en niet teveel sturen want anders haakte ze af. Ik constateerde dat ze geen enkel ziekte-inzicht had in haar geestelijke conditie. Ze praatte snel en gemakkelijk en begon al snel te vertellen dat de bestaande volmacht allerlei problemen opleverde. Ik ging daarom uitgebreider navraag doen naar haar niveau van functioneren. Ze deed heel stellige uitspraken, ze vertoonde façadegedrag en ze had stoornissen in haar korte- en langetermijngeheugen, en in haar oriëntatie in tijd. Ik kon haar een beetje testen, bijvoorbeeld met een niet al te moeilijk rekentestje (100-7-7-7). Daar kwam ze niet uit. Ze kon maar één stap uitrekenen en daarna was ze de opdracht vergeten. Ze zei toen bozig dat ze het zat was. Dat is een bekend verschijnsel bij façadegedrag.

Ze ontkende stellig dat ze in februari 2018 bij de notaris is geweest. Ze vertelde dat ze alles nog zelf deed. Ze ontkende dat er een volmacht lag maar zei, wat inconsistent, dat ze niet langer wilde dat haar dochter nog iets deed; de buurman moest haar zaken gaan doen. Ook zei ze stellig dat ze zelf haar bankzaken deed en wel met haar bankpasje. Dat pasje heeft ze gezocht maar kon ze niet vinden. (…)

In mijn gesprek met haar klopte steeds minder; in één zin zei ze soms driemaal iets dat niet klopte. Ik voelde toen alarmbellen afgaan. Ik vond haar een kwetsbare persoon in een afhankelijke positie en ik diagnosticeerde een beginnende dementie. Ze wilde per se dat [eiseres 1] haar zaken niet verder zou doen maar ze kon haar stellige verklaringen niet met feiten onderbouwen. Evenmin kon ze de reikwijdte van haar wensen overzien. Ik werd zeer alert en vroeg of ze nog andere zaken wilde regelen. Ze zei dat ze eigenlijk ook wel een nieuw testament op wilde laten maken. Ik vroeg haar wat er dan gewijzigd moest worden. Dat kon ze me niet zeggen. Ze wilde wel iets veranderen ten aanzien van haar dochter, want die wilde te veel regelen en voor haar doen. Toen ik daarop doorvroeg kon ze dat niet nader invullen of motiveren. Ik concludeerde drie dingen:

  1. Dat [erflaatster] niet in staat was een nieuwe volmacht op te maken;

  2. De bestaande volmacht kon niet langer meer functioneren omdat ze die betwiste en omdat ze zo stellig in haar meningen was (…);

  3. Het beste was een mentor en een bewindvoerder aan te stellen. Ik vond haar een makkelijke prooi voor haar omgeving. ik heb ook aan een onder curatele stelling gedacht, maar ik vermoedde dat [erflaatster] daar niet aan wilde.

Ik heb zowel notaris Heldring als haar huisarts geïnformeerd over mijn bevindingen. Heldring meldde mij toen dat [erflaatster] met kleindochter [gedaagde 1] en een buurman langs was geweest en sprak over het aanpassen van een bestaande volmacht. Ik vernam toen, dus na mijn bezoek, dat één dag voor mijn huisbezoek een brief van een jurist bij de notaris was binnengekomen waarin werd meegedeeld dat de volmacht van februari was ingetrokken. (…) Mevrouw [erflaatster] heeft mij tijdens mijn gesprek met haar niets over dit alles verteld. (…) Bij deze rapportage aan de notaris vertelde hij mij dat er een week eerder een gesprek met [erflaatster] en twee anderen was geweest waarin [erflaatster] aangaf ook haar testament te willen wijzigen. Dat werd mede de reden waarom Heldring een arts wilde inschakelen, om haar geestestoestand te onderzoeken.

De beperkingen zoals mevrouw [erflaatster] die kende kun je pas vinden als je haar goed onderzoekt. Ze was immers welbespraakt, kwam geestelijk heel goed over, maar bovenmatig beïnvloedbaar. Ze vertelde mij ook dat ze haar dochter nooit zag. De huisarts meldde mij echter, na mijn gesprek, dat zij [erflaatster] regelmatig had gezien in aanwezigheid van haar dochter. (…) Ik vond haar niet in staat om adequaat hulp in te roepen of te alarmeren. Voor mij was dit alles ook een reden om de huisarts te bellen en te informeren. Ik waarschuwde haar dat er van alles om [erflaatster] heen gebeurde, wat voor deze arts van belang kan zijn. Bijvoorbeeld het gedoe rond de volmacht.

Ik had en heb geen enkele twijfel over hetgeen ik heb verklaard in mijn medische verklaring van 13 juli 2018. U vraagt mij of ik het mogelijk acht dat [erflaatster] op 12 september 2018, twee maanden na mijn bezoek, wel in staat was om wilsbekwaam haar testament te wijzigen, mede gelet op de ingrijpende wijziging die daarin is aangebracht. Wij laten ons niet uit over de vraag of iemand wel of niet wilsbekwaam is. Wij geven wel aan waar we een persoon wel of niet toe in staat achten. Ik acht haar niet in staat om in september 2018 haar testament te wijzigen. Ze kon immers haar wil op dat gebied niet goed zelfstandig bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen niet overzien. (…)

Op uw vraag of ik kennis droeg van een “deskundige verklaring” van een andere arts waaruit zou blijken dat [erflaatster] toen wel wilsbekwaam was antwoord ik dat ik die niet ken. Ik begrijp dat die verklaring zou zijn afgegeven door een keuringsarts, [naam 2] . Ook die naam zegt mij niets. En dat zegt wel wat. Want ik ken ze allemaal. Wij zijn medisch adviseur, geen keuringsarts. Ik heb niet eens nagekeken of deze [naam 2] in het VIA-register staat omdat ik alle specialisten op dit gebied zelf heb opgeleid. Er bestaat geen vergelijkbaar register waarin deskundigen op dit gebied zijn opgenomen. Ik was hoogst verbaasd toen ik hoorde dat een arts haar op dat moment wél in staat achtte haar testament te wijzigen. Die arts is er ingetuind. Ik acht een keuringsarts of een arbo-arts niet in staat een deskundig oordeel te geven over de wilsbekwaamheid van iemand. Je moet echt iemand hebben die specifieke expertise heeft op het gebied van het kunnen bepalen van je wil; dit vooral ten aanzien van het notariaat. Ook veel behandelend artsen, zoals psychiaters, zijn hiervoor onvoldoende toe gerust.’

3Het geschil

in conventie
3.1.

[eisers] vorderen – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I.

- primair: te verklaren voor recht dat het testament van erflaatster mevrouw [erflaatster] d.d. 12 september 2018 nietig is, omdat het testament onder invloed van een stoornis van de geestvermogens tot stand is gekomen;

- subsidiair: het testament te vernietigen aangezien dit in strijd met de goede trouw tot stand is gekomen en het in strijd zou zijn met redelijkheid en billijkheid wanneer gedaagden hieraan, gezien de omstandigheden van het geval, rechten zouden kunnen ontlenen;

II.

te verklaren voor recht dat de nalatenschap van erflaatster mevrouw [erflaatster] dient te worden afgewikkeld en verdeeld conform het bepaalde in het testament dat vóór 12 september 2018 van kracht was;

III.

gedaagden ieder afzonderlijk te veroordelen om op eerste verzoek binnen 15 dagen na dat verzoek volledige medewerking te verlenen aan het doen van een schriftelijke opgave van en afdracht aan eisers van de volledige nalatenschap op straffe van een dwangsom van
€ 500,-;

IV.

gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

[eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat erflaatster tijdens het passeren van het testament op 12 september 2018 niet in staat was om haar wil te bepalen vanwege een geestelijke stoornis. Dit maakt dat de uiterste wilsbeschikking in het testament nietig is en dat moet worden teruggevallen op het testament dat daarvoor is opgemaakt.

3.3.

[gedaagde 1] voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5.

[gedaagde 1] vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [eiseres 1] :

I.

om tegen behoorlijk bewijs van kwijting alsnog te voldoen aan artikel IIF van de notariële volmacht met erflaatster en een verklaring te geven van alle uitgaven in de periode van de volmacht, te weten van 13 februari 2018 tot en met 17 juli 2018, bestaande uit een kasboek inclusief (boodschappen)bonnetjes, uitleg kilometervergoeding, van alle uitgaven waaruit blijkt dat er alleen uitgaven zijn gedaan ten gunste van erflaatster, zulks op straffe van een dwangsom van € 50,- per (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft;

II.

om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen vijf dagen na betekening van het vonnis aan eiseres in reconventie namens de nalatenschap van erflaatster te betalen een bedrag van
€ 3.800,- wegens onrechtmatige onttrekking aan de nalatenschap, dan wel te verklaren voor recht dat dit bedrag in mindering komt van haar legitieme portie;

III.

om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres in reconventie namens de nalatenschap binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de officiële bankpapieren, waardepapieren en testamenten te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 50,- per (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijft;

IV.

in de (na)kosten van het geding.

3.6.

[gedaagde 1] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres 1] op grond van de door erflaatster verstrekte volmacht rekening en verantwoording moest afleggen. Verder heeft erflaatster verzocht om terugbetaling van de vermeende schenking.

3.7.

[eisers] voeren verweer.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

in conventie
4.1.

Van de gedaagden is alleen [gedaagde 1] verschenen. Tegen gedaagden sub 2, 3 en 4 is verstek verleend. Het vonnis zal ten aanzien van alle partijen (dus ook gedaagden sub 2, 3 en 4) als een vonnis op tegenspraak worden beschouwd. Dit staat in artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Zijn [eisers] ontvankelijk in hun vorderingen?

4.2.

[gedaagde 1] voert als verweer dat [eisers] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tegen [gedaagde 1] in privé. Ten eerste omdat uitsluitend [gedaagde 3] als executeur bevoegd is de erfgenamen in rechte te vertegenwoordigen. Ten tweede omdat [gedaagde 1] de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard en [eisers] haar daarom in haar hoedanigheid als vereffenaar hadden moeten dagvaarden. Verder is de mogelijkheid aanwezig dat [eiseres 2] onder bewind staat wat haar onbevoegd maakt in privé in het geding te verschijnen.

4.3.

Dit verweer treft geen doel. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] voldoende duidelijk hebben gemaakt tegen wie en in welke hoedanigheid zij de vorderingen hebben ingesteld. Dat zij, gelet op haar stelling dat [gedaagde 3] ten onrechte als executeur is aangemerkt, mede de anderen die in het door haar aangevochten testament zijn genoemd, heeft gedagvaard, levert niet de in de jurisprudentie bedoelde onduidelijkheid op die tot een niet-ontvankelijkverklaring zou moeten leiden. Dit alles geldt te meer nu allen tegen wie op deze nietigheid een beroep moet en kan worden gedaan in de procedure zijn betrokken.

Is het testament nietig?

4.4.

Het gaat om de vraag of op 12 september 2018 de wil van erflaatster aan de door haar in haar testament opgenomen verklaringen ontbrak. Als komt vast te staan dat op dat moment sprake was van een geestelijke stoornis die (i) in de weg stond aan een redelijke waardering van bij een handeling betrokken belangen, of (ii) dat de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan, gaat de wetgever ervan uit dat een met de verklaring overeenstemmende wil ontbreekt (het wettelijk vermoeden). In dat geval is het testament nietig, omdat dat een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling betreft. Dit staat in artikel 3:34 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

4.5.

Voor een redelijke waardering van de bij een testament betrokken belangen is vereist dat erflaatster ten tijde van het maken daarvan in staat was op het gebied van erfrecht in vrijheid keuzes te maken, beslissingen te nemen en de gevolgen daarvan te overzien en kenbaar te maken. Ook moest zij ten tijde van het testeren in staat zijn de informatie of voorlichting die zij van de notaris kreeg zodanig te begrijpen dat zij deze bij haar keuzes en beslissingen kon betrekken.

4.6.

Hierbij wegen mee de aard en de zwaarte van de geestesstoornis, de aard en de ingrijpendheid van de uiterste wilsbeschikking en de aard en de zwaarte van de daarbij betrokken belangen. Hoe zwaarder de geestesstoornis, hoe ingrijpender de beslissing en hoe zwaarwegender de belangen, des te hoger zijn de eisen die aan een redelijke waardering mogen worden gesteld. Het is voorstelbaar dat iemand lijdt aan een geestelijke stoornis die er niet aan in de weg staat een legaat van een klein bedrag te maken, maar wel tot het maken van verdergaande uiterste wilsbeschikkingen, zoals erfstellingen of ontervingen. (ECLI:NL:GHARL:2017:9390).

4.7.

In dit geval is sprake van impliciete onterving van een dochter van erflaatster die zij zeven maanden daarvoor een algemene volmacht had gegeven (2.3). Dat is een ingrijpende wijziging. Ook is sprake van erfstellingen ten aanzien van de kleinkinderen en de buren. Dat betekent dat aan het vermogen tot een redelijke waardering hoge eisen moeten worden gesteld.

4.8.

[eisers] stellen dat erflaatster ten tijde van het passeren van het testament van 12 september 2018 niet in staat was haar wil te bepalen. Haar zoon verleende mantelzorg en deed haar geldzaken. Na zijn overlijden heeft [eiseres 1] deze taken overgenomen. De buren bemoeiden zich echter erg met de zorg, plaatsten een bel voor direct contact en zo werd erflaatster afhankelijk van hen. Verder brachten zij geld in rekening bij erflaatster voor de bij hen genoten avondmaaltijden. Op 9 juli 2018 is erflaatster op verzoek van haar notaris onderzocht door [naam 1] , arts en specialist op het gebied van wilsbekwaamheid. Aanleiding daarvoor was dat erflaatster haar volmacht aan [eiseres 1] wilde intrekken en aan buurman [gedaagde 3] wilde verstrekken. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn daartoe met erflaatster naar notaris Heldring gegaan. Deze achtte nader onderzoek naar de geestvermogens van erflaatster nodig. [naam 1] oordeelde dat erflaatster niet meer in staat was haar wil naar behoren te bepalen en de reikwijdte van haar beslissingen te overzien. Daarnaast adviseerde hij een onderbewindstelling en mentorschap vanwege haar progressieve ziektebeeld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren het niet eens met de onderbewindstelling en hebben verweer gevoerd tegen het verzoek daartoe door [eiseres 1] . Binnen een maand na instelling van het bewind hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een verzoek ingediend tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] . Dit verzoek is afgewezen. Pas na het overlijden van erflaatster kwamen [eisers] achter de inhoud van het testament. Ook hebben gedaagden de woning van erflaatster al leeggehaald, aldus nog steeds [eisers]

4.9.

[gedaagde 1] stelt daartegenover dat erflaatster wel degelijk over de vereiste verstandelijke vermogens beschikte om haar testament op te maken. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van keuringsarts [naam 2] die haar op 8 augustus 2018 heeft onderzocht. Erflaatster is ook nooit onder curatele gesteld. Uit het indicatiebesluit van het CIZ blijkt dat dat ook helemaal niet nodig was. Na de dood van de zoon van erflaatster kwam [eiseres 1] pas voor erflaatster zorgen. Zij heeft toen binnen enkele weken een volmacht bij de notaris geregeld. Erflaatster kwam er in juni 2018 achter dat haar rekeningen waren veranderd in en/of rekeningen en dat er geld van haar rekening verdween. Ook was er een bedrag van
€ 3.800,- overgemaakt aan [eiseres 1] met de omschrijving ‘belastingvrije schenking’ waar erflaatster geen toestemming voor had gegeven. Zij heeft toen de volmacht weer ingetrokken en melding gemaakt bij de politie. De buren hielpen veel met de zorg en erflaatster stond erop dat er een financiële vergoeding tegenover de maaltijden stond. De notaris die het testament heeft verleden, had geen twijfel over de verstandelijke vermogens van erflaatster en heeft ook verder geen onderzoeken laten uitvoeren om eventuele stoornissen uit te sluiten. Alles aldus [gedaagde 1] .

4.10.

De rechtbank oordeelt als volgt. [naam 1] heeft erflaatster op 9 juli 2018 onderzocht en zich uitgelaten over de kwestie (zie 2.13). Zijn deskundigheid is door geen van de partijen in twijfel getrokken. Hij verklaart stellig en gemotiveerd dat erflaatster de reikwijdte van haar wensen ten tijde van zijn onderzoek in juli 2018 niet kon overzien. Naar zijn zeggen verklaarde erflaatster inconsistent en zei zij soms in één zin driemaal iets dat niet klopte. Hij achtte haar na uitgebreid onderzoek een kwetsbare persoon in een afhankelijke positie en diagnosticeerde beginnende dementie. Erflaatster imponeerde volgens [naam 1] in eerste instantie verbaal sterk maar vertoonde façadegedrag, had stoornissen in haar korte- en langetermijngeheugen, en in haar oriëntatie in tijd. Haar uiting dat zij een nieuw testament op wilde laten maken waarin ze iets wilde veranderen ten aanzien van haar dochter kon zij bij doorvragen niet nader invullen of motiveren. [naam 1] achtte haar niet in staat in september 2018 haar wil te bepalen bij het maken van een testament. Dat is in lijn met zijn medische verklaring van 13 juli 2018 waarin hij melding maakt van een progressief ziektebeeld (zie 2.5 en 2.13).

4.11.

Dat uit de verklaring van [naam 1] niet kan worden afgeleid dat erflaatster haar wil niet kon bepalen, zoals [gedaagde 1] zonder nadere toelichting stelt, kan de rechtbank niet volgen. Op basis van deze verklaring kan worden vastgesteld dat een geestelijke stoornis (beginnende dementie) bij erflaatster een redelijke waardering van de bij het opmaken van het testament betrokken belangen belette. Dat geldt temeer nu er, gelet op de ingrijpende beslissingen in het testament, hoge eisen aan de redelijke waardering moeten worden gesteld. Dat betekent dat volgens de wet haar wil bij het maken van het testament wordt geacht te ontbreken. [gedaagde 1] heeft met de door haar ingenomen stellingen en processtukken het wettelijk vermoeden zoals verwoord onder 4.4. onvoldoende weerlegd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

4.12.

Keuringsarts [naam 2] heeft erflaatster op 8 augustus 2018 onderzocht op verzoek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . In het summiere – onder 2.7 integraal weergegeven – verslag staat dat erflaatster wilsbekwaam is en heel goed duidelijk kan maken wat er met haar geld moet gebeuren als zij overlijdt. [naam 2] maakt evenwel niet duidelijk hoe haar oordeel dat erflaatster in staat is de consequenties van haar beslissingen te overzien zich verhoudt tot haar standpunt dat erflaatster niet in staat is om haar wens verder door te denken omdat de materie te ingewikkeld voor haar is. Verder is het opmerkelijk dat erflaatster vier dagen voor het passeren van het testament niet spreekt over een algemene onterving. Zij uitte slechts de wens dat niet alles naar haar dochter ging. De buren worden daarbij niet genoemd. [naam 2] tekende uit de mond van erflaatster de volgende zinsnede op. Het geld moet ‘ook naar haar kleinkinderen (…) want deze horen allemaal bij haar en hebben er net zoveel recht op’. Dit strookt niet met de in het testament opgenomen bepaling dat alleen voor kleinkind [eiseres 2] (mede-eiseres) gold dat wat zij verkreeg uit de nalatenschap tot haar 45e onder bewind zou komen te staan van [gedaagde 3] . Volgens [gedaagde 1] was dit zodat zij niet vatbaar zou zijn voor de invloed van haar moeder [eiseres 1] .

4.13.

De rechtbank stelt vast dat [naam 2] ook geen gewag maakt van de door [naam 1] op 13 juli 2018 afgegeven andersluidende medische verklaring (2.5). Niet duidelijk is of zij niet bekend was met deze medische verklaring of dat zij heeft nagelaten inzichtelijk te maken hoe zij deze heeft meegewogen in haar oordeel. Daarbij komt dat [naam 1] op gedetailleerde en overtuigende wijze heeft verklaard dat erflaatster zich heel stellig kon uiten, façadegedrag vertoonde en dat er echt doorgevraagd moest worden. Dit vormde voor [naam 1] een reden om haar extra lang te onderzoeken. [naam 2] heeft er geen blijk van gegeven dat zij dit heeft gedaan. Dit alles maakt dat het verslag van de observatie van [naam 2] onvoldoende gewicht in de schaal legt het wettelijk bewijsvermoeden te ontkrachten.

4.14.

Het verweer van [gedaagde 1] dat in het indicatiebesluit van het CIZ (zie 2.4) niets staat vermeld over een achteruitgang in de verstandelijke vermogens van erflaatster kan haar evenmin baten. In verband met het wegvallen van intensieve mantelzorg is een besluit afgegeven voor 24-uurszorg met zorgprofiel ‘Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging’ voor onbepaalde tijd. Dit, omdat erflaatster niet in staat werd geacht haar zorgbehoefte te (h)erkennen en tijdig hulp te vragen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat erflaatster haar wil kon bepalen. Bovendien richt onderzoek dat aan een dergelijke indicatiestelling ten grondslag ligt, zich vooral op de zorgbehoefte van iemand en niet specifiek op het in staat zijn tot het opmaken van een testament.

4.15.

Het standpunt dat erflaatster nooit onder curatele heeft gestaan en daarom wilsbekwaam is, kan in zijn algemeenheid geen opgeld doen. Het gaat bovendien voorbij aan het feit dat de goederen van erflaatster onder bewind zijn gesteld en dat er een mentor is benoemd (zie 2.9 en 2.10). Dit betekent dat zij vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand bemoeilijkt werd in het ten volle waarnemen van haar belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard (artikelen 1:431 lid 1 aanhef en onder a en 1:450 lid 1 BW) . Dit bewind en mentorschap zijn uitgesproken nog geen twee weken voordat het testament werd opgemaakt. Bovendien staat in de beschikking tot onderbewindstelling dat ter zitting is vastgesteld dat erflaatster niet in staat is om de rekening en verantwoording te begrijpen. Dat uit deze procedures blijkt dat erflaatster een goede band had met haar kleinkind [gedaagde 1] en haar buurman [gedaagde 3] , zoals [gedaagde 1] stelt, maakt haar nog niet in staat tot een redelijke waardering van de bij het testament betrokken belangen.

4.16.

Door [gedaagde 1] is verder nog in het geding gebracht een e-mail van de advocaat die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bijstond in de bewindsprocedure. Omdat niet gesteld is dat de betreffende advocaat over bepaalde expertise beschikt ten aanzien van wilsbekwaamheid, zal de rechtbank aan deze verklaring geen gewicht toekennen. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de huishoudster.

4.17.

De rechtbank acht het volgende ook van belang. [gedaagde 1] was in eerste instantie met erflaatster meegegaan naar notaris Heldring in verband met het wijzigen van de algemene volmacht van [eiseres 1] naar [gedaagde 3] . Dat deze notaris, althans notariskantoor Feikema, de gebruikelijke notaris was van erflaatster en de familie daarom al langer kende, is niet betwist. Omdat Heldring twijfels had over de geestvermogens van erflaatster heeft hij nader onderzoek laten verrichten door [naam 1] en naar aanleiding van de uitkomst van dat onderzoek de gevraagde volmacht niet afgegeven. Vervolgens vragen de kleinkinderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een verklaring omtrent wilsbekwaamheid bij een keuringsarts, die niet op de hoogte lijkt te zijn van deze voorgeschiedenis. Het had op de weg van [gedaagde 1] gelegen om toe te lichten om welke reden zij zich tot een andere arts heeft gewend nadat notaris Heldring al een arts had ingeschakeld die oordeelde dat erflaatster niet meer in staat was haar testament te wijzigen. Een paar dagen later wordt het in geschil zijnde testament bij een notaris van Actus Notarissen verleden. Desgevraagd op zitting kon [gedaagde 1] geen verklaring geven voor de keus voor een andere notaris dan de familienotaris. Uit haar stelling dat de notaris geen enkele aanleiding zag nader onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid leidt de rechtbank af dat deze niet bekend was met de medische verklaring van [naam 1] . Het zou anders niet begrijpelijk zijn waarom in het licht van deze medische verklaring in combinatie met zo’n ingrijpende wijziging geen nader onderzoek nodig werd gevonden. Uit randnummer 11 van de conclusie van antwoord blijkt dat de notaris in kwestie en [gedaagde 1] wel over de verstandelijke vermogens van erflaatster contact hebben gehad. De notaris heeft [gedaagde 1] namelijk gemeld dat zij geen twijfels had daarover. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de notaris geen informatie over deze voorgeschiedenis heeft gekregen en ten onrechte nader onderzoek achterwege heeft gelaten.

4.18.

Daarnaast weegt mee dat [gedaagde 1] ter zitting heeft verklaard dat buurman [gedaagde 3] , die belang had bij de wijziging van het testament, met erflaatster naar de nieuwe notaris is gegaan. [gedaagde 3] heeft ook geholpen met het opstellen van de brief die erflaatster op 1 augustus 2018 naar [eiseres 1] stuurde omdat erflaatster niet zelf typte, aldus [gedaagde 1] (2.6). De formulering komt de rechtbank ook erg gedetailleerd voor voor iemand die hulp nodig heeft bij hoe een en ander in de praktijk moet worden geregeld omdat de materie te ingewikkeld is voor haar, zoals [naam 2] op 8 augustus 2018 concludeerde. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat [naam 1] oordeelde dat erflaatster bovenmatig beïnvloedbaar was. Dat zij is beïnvloed bij het (verbinden van een onterving aan het) ontstane conflict met haar dochter is dan ook niet uit te sluiten.

4.19.

De conclusie is dat de in het testament van 12 september 2018 opgenomen uiterste wilsbeschikkingen niet op de wil van erflaatster berusten. Deze uiterste wilsbeschikkingen zijn daarmee nietig. De gevraagde verklaring van recht kan worden afgegeven als na te melden.

De overige vorderingen

4.20.

[eisers] vragen te verklaren voor recht dat de nalatenschap van erflaatster dient te worden afgewikkeld en verdeeld conform het bepaalde in het testament dat vóór 12 september 2018 van kracht was.

4.21.

[gedaagde 1] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd.

4.22.

Partijen hebben geen gemotiveerde stellingen betrokken ten aanzien van de inhoud en strekking van het voorlaatste testament van erflaatster. Reden waarom de verklaring voor recht beperkt toewijsbaar is als na te melden.

4.23.

De gevraagde veroordeling van gedaagden medewerking te verlenen aan het doen van een schriftelijke opgave van en afdracht aan eisers van de volledige nalatenschap zal als te onbepaald worden afgewezen.

4.24.

Gelet op de familieverhoudingen tussen [eisers] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , ziet de rechtbank aanleiding hun proceskosten in die zin te compenseren dat ieder de eigen kosten draagt. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zullen hoofdelijk worden veroordeeld in de helft van de proceskosten nu zij geen familie zijn en (mede) in het ongelijk zijn gesteld. De rechtbank begroot deze kosten als volgt:

  • dagvaarding € 103,50

  • griffierecht € 304,00

  • salaris advocaat € 1.086,00 (2,0 punten x tarief € 543,00)

Totaal € 1.493,50

[gedaagde 3] en [gedaagde 4] dienen de helft van voornoemd totaalbedrag, zijnde € 746,75 aan [eisers] te voldoen.

in reconventie

4.25.

[gedaagde 1] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij erfgenaam is en daarom als gevolg van de “saisine” in de rechten en verplichtingen van erflaatster is getreden. Gelet op vorenstaande uitkomst in conventie en de omstandigheid dat de inhoud van het voorlaatste testament van erflaatster onbekend is, is niet vast komen te staan dat [gedaagde 1] erfgename is van erflaatster. Aldus heeft [gedaagde 1] vooralsnog onvoldoende belang bij toewijzing van haar vorderingen en is daarmee de grondslag aan het gevorderde komen te ontvallen. De vorderingen in reconventie liggen daarom integraal voor afwijzing gereed.

4.26.

Gelet op de familieverhouding tussen partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

verklaart voor recht dat (de uiterste wilsbeschikking in) het testament van erflaatster van 12 september 2018 nietig is en geen effect sorteert;

5.2.

verklaart voor recht dat de nalatenschap van erflaatster mevrouw [erflaatster] dient te worden afgewikkeld conform het bepaalde in het testament dat vóór 12 september 2018 van kracht was;

5.3.

compenseert de kosten van deze procedure tussen [eisers] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aldus dat ieder de eigen kosten draagt;

5.4.

veroordeelt [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk in de helft van de kosten van het geding aan de zijde van [eisers] , welke helft is begroot op een bedrag van € 746,75;

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie

5.6.

wijst de vorderingen af;

5.7.

compenseert de kosten van de procedure aldus dat dat ieder de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020. 1

1

type: MCvR

coll: AvA



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733