Gerechtshof Den Haag 29-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1387

Datum publicatie04-08-2020
Zaaknummer200.277.491/01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vervangende toestemming voor verhuizing naar Turkije geweigerd. Weliswaar heeft moeder de noodzaak van haar verhuizing voldoende aangetoond- ze heeft een bestendige relatie van 3, 5 jaar met een man die in Turkije woont-, maar haar afhankelijke en onzekere toekomst (moeder is nog niet langdurig samen geweest met haar nieuwe partner, maar zal financieel en qua woonruimte geheel afhankelijk van hem zijn) en de inperking van de zorgregeling voor vader wegen zwaarder dan noodzaak verhuizing.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.277.491/01

rekestnummer rechtbank : FA RK 19-9578

zaaknummer rechtbank : C/10/585386

beschikking van de meervoudige kamer van 29 juli 2020

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats 2] (België),

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. N. Türkkol te Amsterdam.

In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

locatie: Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechters in de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder is op 24 april 2020 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De vader heeft op 30 mei 2020 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof is voorts van de zijde van de moeder het volgende stuk ingekomen:

- een journaalbericht van 8 juni 2020 met bijlagen, ingekomen op 9 juni 2020;

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 24 juni 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M.F. Prickartz;

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Türkkol en de [naam 1] , tolk in de Turkse taal;

De raad is overeenkomstig zijn bericht niet ter zitting verschenen.

3De feiten

3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren, [naam 2] (hierna te noemen: [minderjarige] ). De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .

3.3

Partijen hebben op 29 januari 2014 bij notariële akte ten aanzien van de gevolgen van de echtscheiding en met betrekking tot [minderjarige] regelingen getroffen. Ten aanzien van [minderjarige] is in Titel III onder B 1 onder meer opgenomen:

“Tenzij in onderling overleg met het kind een andere regeling tussen ouders wordt afgesproken geldt volgende verblijfsregeling: [minderjarige] zal, behoudens hetgeen hierna bepaald, bij haar moeder [naam moeder] verblijven en op haar adres ingeschreven worden in het bevolkingsregister, als hebbende aldaar haar hoofdverblijf. [minderjarige] zal echter bij haar vader [naam vader] verblijven: tijdens het weekend . In de oneven weken van het jaar om de veertien dagen een weekend van vrijdagavond na schooltijd (of om zestien uur (16.00 uur) indien er die dag geen school is) tot zondagavond zeventien uur (17.00 uur). Het kind wordt telkens door haar vader gehaald van school of in voorkomend geval bij haar moeder of bij haar hobbyvereniging en het kind wordt door haar vader teruggebracht naar haar moeder. Deze regeling zal van toepassing zijn zodra de moeder verhuisd is.”

3.4

Verder is in voornoemde notariële akte onder genoemde titel met betrekking tot de zomermaanden een regeling opgenomen inhoudende dat [minderjarige] van 1 juli vanaf 9.00 uur tot en met 31 juli 17.00 uur aaneengesloten bij de moeder verblijft, waarbij de moeder [minderjarige] zal halen en brengen en van 31 juli 17.00 uur tot en met 31 augustus 17.00 uur aaneengesloten bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] weer terugbrengt naar de vrouw. Ten slotte is als bijzondere regeling opgenomen dat de regeling dat voornoemde ouder [minderjarige] telkens bij de andere ouder zal gaan halen en [minderjarige] naar hem/haar zal terugbrengen slechts geldt indien iedere ouder blijft wonen in een straal van 250 km vanaf de markt te [plaats 1] , omdat de andere ouder anders ongewild een langere afstand moet afleggen. Partijen hebben voor dat geval afgesproken dat de ouder die verhuist [minderjarige] zal brengen en halen.

3.5

De moeder en [minderjarige] bezitten de Nederlandse en de Turkse nationaliteit. De vader bezit de Belgische en de Turkse nationaliteit. [minderjarige] heeft haar gewone verblijfplaats bij de moeder in Nederland. De moeder en [minderjarige] zijn in februari 2014 vanuit België naar [woonplaats 1] verhuisd.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 2] , Turkije te verhuizen, om [minderjarige] aldaar in te schrijven op de school [naam school] en een gewijzigde zorgregeling per datum zomervakantie 2020 vast te stellen, afgewezen.

4.2

De moeder is het niet eens met deze beslissing en verzoekt het hof de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, haar verzoeken in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, met dien verstande dat zij nu verzoekt om een gewijzigde zorgregeling per januari 2021.

4.3

De vader voert gemotiveerd verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bevestigen (het hof begrijpt: bekrachtigen) en opnieuw het verzoek van de vrouw af te wijzen, althans een zodanige beslissing als het hof in goede justitie vermeent te behoren.

5De motivering van de beslissing

Bevoegdheid Nederlandse rechter

5.1

Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.5 is vermeld is – hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is – de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken van de moeder.

Standpunten

5.2

De moeder stelt in haar beroepschrift, aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende. De moeder heeft de vader in april 2019, voorafgaand aan de procedure, ingelicht over haar voornemen te verhuizen naar Turkije. De moeder had toen zelf reeds drie jaar nagedacht over een eventuele verhuizing. De vader stond niet open voor enig overleg met de moeder. Ook de advocaat van de vader heeft niet gereageerd op de poging tot overleg van 7 november 2019. De minimale betrokkenheid van de vader was en is het gevolg van zijn eigen houding en kan de moeder niet verweten worden. De moeder heeft de vader nooit voor voldongen feiten gesteld en geen druk op hem uitgeoefend toen hij zijn toestemming weigerde. De moeder heeft zorgvuldig en stap voor stap gehandeld. De belangen van de vader heeft zij steeds voor ogen gehouden. De voorgestelde zorgregeling waarbij de vader [minderjarige] vaker ziet dan nu het geval is, is hiervan een voorbeeld. De bij de scheiding overeengekomen zorgregeling wordt feitelijk al jaren niet nagekomen door de vader. De vader heeft nimmer bij de moeder aangegeven dat de reden hiervoor gelegen was in de kosten van de omgang. De kosten zijn nooit een punt van discussie geweest. De partner van de moeder heeft verklaard bereid te zijn alle vliegkosten verbonden aan de voorgestelde zorgregeling voor zijn rekening te nemen. De moeder neemt hierin haar verantwoordelijkheid. Het aantal vakantiedagen van de vader heeft tot nu toe ook nooit een belemmering gevormd. Het is aan de vader om op dit punt zijn verantwoordelijkheid te nemen. [minderjarige] staat niet afwijzend tegenover een verhuizing naar Turkije. Zij spreekt de taal en is vertrouwd met de omgeving. Haar leeftijd noch het schoolniveau vormen een belemmering. [minderjarige] heeft wel de wens haar vader net zo vaak als nu het geval is te blijven zien. De moeder komt hier aan tegemoet door de voorgestelde zorgregeling. Tot slot zijn de ouders wel degelijk in staat met elkaar te communiceren en afspraken te maken over praktische zaken. De moeder staat nog steeds open voor mediation en overleg met de vader. De moeder meent dat zij alles afwegende vervangende verhuistoestemming behoort te krijgen.

5.3

De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aan. De moeder heeft onvoldoende nagedacht over de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] . Zowel de moeder als [minderjarige] kennen Turkije alleen van vakanties. Het leven van de moeder en [minderjarige] speelt zich af in Nederland. De moeder heeft geen realistisch beeld van het leven in Turkije. Het onderwijs en de medische zorg zijn veel slechter geregeld dan in Nederland. De vader heeft aangeboden om [minderjarige] tijdelijk bij hem te laten verblijven zodat de moeder het leven in Turkije eerst zelf kan ervaren. De vader heeft er geen vertrouwen in dat de moeder na een eventuele verhuizing daadwerkelijk gaat meebetalen aan de vliegtickets als gevolg waarvan hij [minderjarige] niet meer zal zien. Het standpunt van de moeder ten aanzien van de vakantiedagen van de vader is onterecht. Voor omgang in het weekend hoeft de vader geen vakantiedagen op te nemen, voor omgang gedurende de vakanties in Turkije wel. [minderjarige] heeft bij de vader aangegeven dat zij niet wil verhuizen. [minderjarige] heeft de nieuwe partner van de moeder pas twee keer gezien en haar nieuwe school nog helemaal niet. De moeder heeft verder nog geen woning. Er is nog geen enkele concrete stap gezet door de moeder en er zijn te veel onzekerheden op dit moment. De communicatieproblemen van partijen zien ook op dit punt. Partijen staan wat de verhuizing betreft lijnrecht tegenover elkaar en het is dan ook maar de vraag of mediation hier verandering in kan brengen. Het voorgaande maakt dat de vader van mening is dat er geen noodzaak bestaat voor de verhuizing en dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming moet worden afgewezen.

Inhoudelijke beoordeling

5.4

Ingevolge het bepaalde in art. 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van de kinderen dient daarbij een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.

5.5

Het hof overweegt als volgt. Bij de te maken belangenafweging gaat het enerzijds om het belang van de moeder om met [minderjarige] naar [plaats 2] , Turkije te verhuizen teneinde aldaar met haar aanstaande echtgenoot een nieuw leven op te bouwen, en anderzijds om het belang van de vader en [minderjarige] om de huidige zorgregeling op vergelijkbare wijze vorm te kunnen blijven geven. Het hof benoemt allereerst dat de communicatie tussen de ouders, met uitzondering van de communicatie over de eventuele verhuizing, vrij goed verloopt. Er is geen sprake van onderling wantrouwen als het gaat om de uitoefening van hun rol als ouder. Het hof verwacht dan ook niet dat de communicatie tussen de ouders een probleem zal worden op het moment dat de moeder verhuist. Het hof is verder van oordeel dat de moeder de noodzaak om te verhuizen voldoende heeft aangetoond. De relatie van de moeder en haar nieuwe partner kan na drieënhalf jaar als bestendig worden aangemerkt. De moeder spreekt haar partner elke dag telefonisch en gaat gemiddeld twee keer per jaar naar Turkije. De moeder moet in beginsel de kans krijgen om elders, met haar nieuwe partner, een nieuw leven op te bouwen.

5.6

Het hof is, na de belangafweging te hebben gemaakt, desondanks van oordeel dat vervangende toestemming tot verhuizing aan de moeder onthouden moet worden. Het baart het hof ernstige zorgen dat de moeder in Turkije volledig afhankelijk zal zijn van haar partner. De moeder heeft geen baan in Turkije en zal dus niet over een eigen inkomen beschikken. Evenmin beschikt de moeder in Turkije voor haar zelf en de minderjarige over enige vorm van huisvesting. Ook hierin is de moeder volledig aangewezen op haar partner met wie zij nog niet langdurig is samen geweest. Op het moment dat het misgaat met de relatie tussen haar en haar partner kan de moeder dus niet in haar eigen levensonderhoud, en dat van [minderjarige] , voorzien. De moeder zal in dat geval ook niet in staat zijn een eigen woning te verwerven. De kans dat de moeder met [minderjarige] dan weer terug zal moeten verhuizen naar Nederland is aanzienlijk. Deze sterke afhankelijkheid van de moeder acht het hof niet in het belang van [minderjarige] . Het risico dat [minderjarige] na de verhuizing naar Turkije weer terug zal moeten verhuizen naar Nederland is volgens het hof te groot. Ook zal de reguliere zorgregeling na de verhuizing als gevolg van de geografische afstand niet langer uitvoerbaar zijn en het hof acht het door de moeder geboden alternatief ter compensatie aan de vader te onzeker. De kosten voor het continueren van het contact tussen de vader en [minderjarige] zullen aanzienlijk hoger worden. Voor de financiering van deze vliegtickets is de moeder wederom volledig afhankelijk van haar nieuwe partner. De moeder zal dus niet in staat zijn de kosten voor de vliegtickets zelfstandig te dragen op het moment dat haar partner, om welke reden dan ook, hiertoe niet meer bereid is. Het hof kan de vader volgen in zijn zorgen op dit punt. Hier komt nog bij dat de moeder zich onvoldoende heeft verdiept in de (mogelijkheden van) begeleiding van [minderjarige] tijdens deze vliegreizen van en naar Turkije. De moeder weet dat deze mogelijkheid er is maar heeft dit niet uitgezocht. Ter zitting is daarnaast vast komen te staan dat het contact tussen de vader en [minderjarige] wel degelijk sterk zal worden ingeperkt als gevolg van de verhuizing naar Turkije. De vader heeft naar voren gebracht dat hij [minderjarige] dit jaar al zo’n tien tot twaalf weekenden bij zich heeft gehad ondanks de corona-crisis. Deze frequentie is door de moeder niet gemotiveerd betwist. De door de moeder voorgestelde zorgregeling zal dus een wezenlijke inperking van het contact tussen de vader en [minderjarige] tot gevolg hebben. Het recht van de vader en [minderjarige] op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving dient te prevaleren.

5.7

Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat het belang van [minderjarige] om in haar vertrouwde omgeving te blijven wonen, de huidige zorgregeling met de vader voort te zetten en haar niet in een afhankelijke positie te brengen en het belang van de vader om op de huidige wijze invulling te blijven geven aan zijn vaderrol, zwaarder wegen dan het belang van de moeder om met de minderjarige te verhuizen naar Turkije. Het hof acht een verhuizing naar Turkije in het belang van [minderjarige] niet wenselijk. Het hof zal de beschikking van de rechtbank dan ook bekrachtigen.

6De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, J.A. van Kempen en K. van Barneveld-Peters, bijgestaan door mr. N. van Duijvenbode als griffier, en is op 29 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733