Rechtbank Noord-Holland 10-06-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5660

Datum publicatie25-07-2020
ZaaknummerC/15/290136 / FA RK 19-3515
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Formele relatiesHoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2020:3061; Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2021:1962
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats; Gezag; Geen omgang (een van) ouders
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Uitgebreide schets vormen en gevolgen ouderonthechting. Rb wijzigt HVP kind, bepaalt dat vader voortaan alleen het gezag zal hebben en stelt omgangsregeling met moeder vast met wachtperiode van 10 weken zodat kind de gelegenheid heeft te wennen en ook bij moeder door tijdsverloop reductie van angst, spanning en emotie heeft kunnen plaatsvinden. Rb steunt bijzondere curator in opvatting dat de schade die door de ouderonthechting wordt toegebracht groter is dan de mogelijke schade door wijziging HVP en gezag.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

gezag / hoofdverblijfplaats / omgangsregeling

zaak-/rekestnr.: C/15/290136 / FA RK 19-3515

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 10 juni 2020

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. B. Wernik, kantoorhoudende te Haarlem,

tegen

[de vader] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. J.S. Dijkstra, kantoorhoudende te 's-Gravenhage.

Het minderjarige kind [minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de beschikking van deze rechtbank van 8 januari 2020 en de daarin genoemde stukken;

- het rapport van de bijzondere curator, [bijzondere curator] , ingekomen op 14 april 2020 en een op een ondergeschikt punt gecorrigeerde versie van dat rapport, ingekomen op 23 april 2020;

- het F-formulier, met bijlagen, van de zijde van de vader, ingekomen op 21 april 2020;

- het F-formulier, met bijlage, van de zijde van de moeder, ingekomen op 22 april 2020;

- het F-formulier, met bijlagen, van de zijde van de vader, ingekomen op 23 april 2020.

1.2.

De zaak betreft de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (roepnaam: [minderjarige] ).

1.3.

De rechter die de beschikking van 8 januari 2020 heeft gegeven heeft de kamer voor familiezaken verlaten in verband met roulatie naar een ander team binnen de rechtbank. Dit betekent dat de behandeling van de zaak is overgenomen door een andere rechter uit de genoemde kamer Partijen zijn over deze wisseling geïnformeerd en hen is gevraagd, of zij een aanvullende mondelinge behandeling wensen. Geen van beide partijen heeft aangegeven een aanvullende mondelinge behandeling te wensen.

Door beide partijen is schriftelijk gereageerd naar aanleiding van het rapport van de bijzondere curator. Geen van partijen heeft inhoudelijke bezwaren tegen het rapport naar voren gebracht. De reacties beperken zich tot de naar het oordeel van de vader, respectievelijk de moeder, te nemen beslissingen op basis van het rapport. De vader heeft daarbij in zijn reactie op de rapportage aangedrongen op een spoedige eindbeslissing in de zaak. Daartegen is door de moeder in haar reactie op het rapport en het standpunt van de vader geen bezwaar gemaakt. Uit deze laatste uitwisseling van standpunten van partijen blijkt verder dat in die standpunten geen wijziging is gekomen en het is niet reëel te verwachten dat een nadere zitting nog tot nieuwe standpunten zal leiden. Deze zijn daartoe te zeer verhard.

In al het vorenstaande vindt de rechtbank aanleiding nu een eindbeslissing te geven. Daartoe bestaat ook aanleiding, nu de vader onweersproken heeft gesteld dat de huidige school van [minderjarige] gaat sluiten en het van belang is dat er duidelijkheid in deze zaak ontstaat voor alle partijen, voordat een nieuw schooljaar begint.

2De verdere beoordeling.

2.1.

In de hiervoor genoemde beschikking van deze rechtbank van 8 januari 2020 heeft de rechtbank uiteengezet dat er sprake is van een jarenlange strijd tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat overeenstemming te bereiken en daarbij rekening te houden met de belangen van [minderjarige] , zodat er (ook) sprake is van strijd tussen de belangen van de ouders en de belangen van [minderjarige] . Gelet op de jarenlange problemen en de (mogelijke) gevolgen daarvan voor [minderjarige] heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd met een specifieke deskundigheid op het gebied van oudervervreemding teneinde de belangen van [minderjarige] te behartigen. De bijzondere curator is verzocht vanuit die positie te rapporteren over hoofdverblijf, gezag en zorgregeling.

2.2.

De bijzondere curator geeft in het eerste deel van haar rapport een gedegen overzicht van de oorzaken van omgangsproblematiek in het algemeen en van ouderonthechting in het bijzonder. Vanuit een heftig loyaliteitsconflict wordt door het kind voor één van de ouders gekozen (de coalitie-ouder) en wordt de andere ouder buiten gesloten. Het rapport beschrijft – indringend – de korte termijn gevolgen van ouderonthechting voor het kind (zoals onrust en stress, verschillende boodschappen over dezelfde kwestie of gebeurtenis aan de coalitie-ouder en de buitengesloten ouder, onhandelbaar gedrag, bespelen van ouder(s) en schuldgevoelens) en de lange termijn gevolgen van ouderonthechting (meer psychosomatische problemen, vaker depressie, angst en middelenmisbruik, onveilige hechting, minder zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen, disfunctionele coping vaardigheden, minder carrière en een beschadigde identiteit). Anders gezegd: ouderonthechting heeft langdurige en (zeer) ernstige consequenties voor het kind en de latere volwassene.

2.3.

De bijzondere curator maakt in de inleiding op haar rapport duidelijk dat het coalitiegedrag dat tot de ouderonthechting leidt bewust en onbewust kan plaats vinden en daarnaast zowel doelgericht als niet-doelgericht. Er zijn coalitie-ouders die zich er bewust op richten om een zo close mogelijk ‘bondje’ met het kind te krijgen ‘waar de andere ouder niet meer tussen komt’ en coalitie-ouders die uit (te) grote liefde en zorg een nauwe band met hun kind nastreven zonder dat zij zich ervan bewust zijn dat de andere ouder daardoor nauwelijks meer een kans krijgt. Er zijn coalitie-ouders die doelgericht proberen de band tussen het kind en de andere ouder kapot te maken en coalitie-ouders, waarvan het gedrag ertoe leidt dat de band met de andere ouder wordt beschadigd zonder dat zij dat ook op het oog hadden. De rechtbank besteedt – met de bijzondere curator – aandacht aan deze verschillen, omdat het begrip ouderonthechting in de samenleving snel wordt geassocieerd met het bewust en doelgericht kapot maken van de band van het kind met de buitengesloten ouder door de coalitie-ouder. Veelal echter zijn er bij ouderonthechting geen schuldigen en alleen maar verliezers, in de eerste plaats het kind en de buitengesloten ouder, maar uiteindelijk niet zelden ook de coalitie-ouder.

2.4.

De bijzondere curator heeft gesproken met [minderjarige] , de vader en de moeder, de grootouders (mz), de stiefmoeder, de huisarts en school. Zij heeft vragen geformuleerd aan Lucertis (kinder- en jeugdpsychiatrie), maar deze zijn niet beantwoord. Vervolgens heeft de bijzondere curator een aantal onderzoeksvragen geformuleerd en beantwoord en heeft zij tenslotte de door de rechtbank geformuleerde vragen beantwoord, daarbij inzoomend op hetgeen haar uit documentonderzoek is gebleken en/of in gesprek is medegedeeld.

2.5.

De bijzondere curator rapporteert dat de moeder en de grootouders (mz) gedrag vertonen, waardoor [minderjarige] in een loyaliteitsconflict kan komen. Uit het documentenonderzoek en de gesprekken met de moeder en de grootouders blijkt dat er veel redenen zijn geweest – soms dezelfde, soms steeds weer nieuwe redenen – waarom de moeder, gesteund door de grootouders, niet achter (onbegeleide) omgang van [minderjarige] met de vader stonden. De moeder en haar ouders hebben ongeveer dezelfde (negatieve) mening over de vader en lijken zich niet bewust te zijn van het effect van hun negatieve visie op [minderjarige] . Moeder en ouders geven aan dat [minderjarige] nu niet naar de vader wil. Vanuit hun negatieve visie op de vader kunnen zij het niet opbrengen [minderjarige] te stimuleren wel naar zijn vader te gaan, maar vertonen zij gedrag dat is gericht op het volgen van de wens van [minderjarige] : geen omgang. Er is sprake van onbewust, maar doelgericht gedrag van de moeder, gesteund door haar ouders. Het gedrag van de moeder wordt bepaald door gevoelens van onmacht en zorg, door gevoel van gemis (als [minderjarige] er niet is) en door grote angst. De moeder is in het verleden (in of vanaf 2009) behandeld voor angststoornis en agorafobie. In 2011 werd gerapporteerd aan de huisarts dat de klachten in remissie waren. In 2015 meldde de moeder zich opnieuw bij de huisarts met angstklachten. Na een voor haar positieve rechterlijke beslissing ging het beter. Sinds 2019 is zij weer onder psychologische behandeling in verband met angst- en stemmingsklachten. De angst brengt mee dat zaken worden uitvergroot, zoals de visallergie van de moeder (waarvan in 2013 is vastgesteld dat deze niet of niet langer aanwezig is) en de tics van [minderjarige] die blijkens onderzoek het gevolg zijn van stress, maar waarover door de moeder onverminderd wordt gezegd dat [minderjarige] lijdt aan Gilles de la Tourette. Bij dit alles speelt de zeer hechte band van de moeder met haar ouders een rol.

2.6.

Vervolgens heeft de bijzondere curator onderzocht of [minderjarige] kenmerken van ouderonthechting vertoont. Zij concludeert dat het beeld niet eenduidig is. Enerzijds laat [minderjarige] weten dat hij zijn vader niet wil zien en bang voor hem is, anderzijds dat hij zijn vader heel erg vertrouwt en het (soms) wel leuk bij hem heeft. [minderjarige] weet zeker dat zijn vader veel van hem houdt (net als zijn moeder), maar kan geen antwoord geven op de vraag hoeveel hij van zijn vader houdt. Over de interactie met zijn moeder geeft [minderjarige] aan dat er thuis geen ruimte is om leuke dingen over de vader of wat hij daar heeft beleefd te bespreken. [minderjarige] is zich er zeer van bewust dat de moeder bang en verdrietig is, als hij bij zijn vader is en dat hij bij terugkomst alles – maar dan alleen het negatieve – met haar zal bespreken. De moeder wil alles van hem weten.

2.7.

Bij het onthechtingsproces hebben een aantal omstandigheden een rol gespeeld. De bijzondere curator heeft deze op een rij gezet:

* De vader heeft na de geboorte van [minderjarige] weinig ruimte gekregen van de moeder om contact te hebben. Alle bezwaren en angsten van de moeder zijn serieus genomen en onderzocht, maar er is door de betrokken professionals steeds geconcludeerd dat de vader over goede pedagogische vaardigheden beschikt. De professionals hebben gewaarschuwd voor de negatieve gevolgen van het beperken van de omgang voor [minderjarige] . De school ziet de vader als een positieve en betrokken vader die tegen een muur aanloopt, als hij – volgens afspraak – [minderjarige] komt halen en [minderjarige] er niet is, omdat hij (weer) juist die vrijdag is ziekgemeld. De moeder kan – gesteund door haar ouders – de gedachte niet toelaten dat de vader een veilige en goede ouder is en een belangrijke rol moet spelen in het leven van [minderjarige] . Er is steeds geprocedeerd, de uitspraken zijn door de moeder niet nagekomen en er was geen steun voor de vader om nakoming af te dwingen.

* Het gezinsonderzoek laat zien dat [minderjarige] zich tussen twee ouders voelt staan. [minderjarige] houdt veel van zijn opa en zijn moeder, maar er is geen ruimte voor zijn vader. [minderjarige] beschouwt opa als zijn vader en noemt opa als zijn beste vriend en daarna de moeder. Dat is niet volgens zijn leeftijdsontwikkeling. Een jongen van zijn leeftijd zou leeftijdsgenootjes als zijn vrienden moeten zien.

* Beide ouders ervaren zeer veel stress als gevolg van de situatie en ervaren wantrouwen, verdriet en angst jegens de ander. Deze stress vertaalt zich naar stress bij [minderjarige] en dat is zichtbaar.

* Voor opa is voetbal (en een voetballoopbaan voor [minderjarige] ) zeer belangrijk. Voor [minderjarige] ook. De voetbal staat tegelijkertijd de omgang met de vader in de weg. Tegelijk is er een andere loopbaan voor [minderjarige] mogelijk. Hij kan waarschijnlijk naar het VWO.

* Omdat er periodes zijn geweest zonder omgang en er ook nu geen omgang is, kan makkelijk een vervormd beeld van de vader bij [minderjarige] ontstaan. Het wordt door het tijdsverloop ook steeds lastiger om de drempel van contactherstel te nemen. Dit is zichtbaar bij [minderjarige] , die niet heeft geleerd met zijn vader te spreken over dingen waar hij tegenaan loopt en daarom angst rapporteert.

* De moeder en haar ouders geven [minderjarige] alle ruimte om zelf te kiezen. Daarmee legt de moeder de verantwoordelijkheid die bij haar hoort ten onrechte bij [minderjarige] . [minderjarige] kan de reikwijdte van dergelijke beslissingen helemaal niet overzien. Dit leidt tot verergering van het loyaliteitsconflict. De moeder zou [minderjarige] juist moeten beschermen tegen het nemen van dergelijke besluiten.

2.8.

Afsluitend concludeert de bijzondere curator dat er bij de moeder (en haar ouders) sprake is van gedrag dat kan leiden tot een loyaliteitsconflict bij [minderjarige] en dat [minderjarige] op dat conflict reageert door te kiezen voor de moeder en de vader buiten te sluiten. [minderjarige] vertoont kenmerkend onthecht gedrag, maar niet in ernstige mate. Er is sprake van matige ouderonthechting.

2.9.

Op de vragen van de rechtbank reageert de bijzondere curator als volgt. Zowel voor de kwestie van het gezag, als de kwestie van de hoofdverblijfplaats, als de zorgregeling geldt dat, indien de moeder en haar ouders zich zouden voegen naar een reguliere zorgregeling en deze zouden ondersteunen en onbelemmerd zouden uitvoeren, een wijziging van het gezag en de hoofdverblijfplaats niet nodig zou zijn. Daarbij gaat het dan volgens de bijzondere curator om het werkelijk met overtuiging steunen door de moeder van een zorgregeling, waarbij [minderjarige] de helft van alle weekends en de helft van de vrije dagen en vakanties bij de vader is, of – als de voetbal een belemmerende factor is, alle weekends bij de vader is en daar in een voetbalteam gaat. Als de moeder en haar ouders een dergelijke regeling niet in het belang van [minderjarige] van harte kunnen ondersteunen, is het belang van [minderjarige] gediend met eenhoofdig gezag bij de vader en wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de vader. Dan dient er een omgangsregeling met de moeder te worden vastgesteld, maar pas nadat de moeder en mogelijk de grootmoeder (mz) eerst zijn behandeld voor hun angstklachten.

2.10.

In zijn reactie op het rapport heeft de vader gesteld – kort gezegd – dat het ondenkbaar is dat nu ineens na alles wat er alle jaren heeft plaats gevonden bij de moeder en haar ouders het inzicht zou ontstaan dat zij [minderjarige] al die jaren ernstig te kort hebben gedaan en dat het hoog tijd is dat zij een uitgebreide en frequente zorgregeling met de vader met overtuiging zullen steunen en uitvoeren. De moeder geeft in haar reactie aan dat de wijziging van het hoofdverblijf irreëel is, dat er wel reguliere omgang moet komen, maar alleen indien [minderjarige] daardoor geen trainingen door de week en geen wedstrijden in het weekend hoeft te missen.

2.11.

Uit de reactie van de moeder blijkt onomstotelijk dat zij het belang van [minderjarige] bij reguliere en oprecht door haar bevorderde en gesteunde omgang met de vader niet serieus neemt en ondergeschikt maakt aan het voetballen. Dat past in het patroon van de afgelopen jaren en de voortdurende strijd tussen de ouders, zoals door de bijzondere curator (en eerder door andere professionals) geschetst. Het rapport van de bijzondere curator heeft geen ommekeer in denken en beleven van de moeder teweeg gebracht en dat mocht mogelijk ook niet worden verwacht.

2.12.

In de visie van de bijzondere curator is het dan in het belang van [minderjarige] dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben en dat de vader alleen met het gezag wordt belast. De consequenties van het advies van de bijzondere curator zijn verstrekkend. Voor [minderjarige] betekent dat een andere gezinsomgeving met andere primaire hechtingspersonen en andere huisregels, maar ook een andere woonomgeving en het opbouwen van een nieuw sociaal netwerk, deels waarschijnlijk met aanpassing aan een ander dialect. Het ‘losscheuren’ van de band met de moeder zal niet alleen voor de moeder (en haar ouders) naar verwachting een uiterst pijnlijk proces zijn, maar ook voor [minderjarige] . Niemand kan met zekerheid voorspellen of [minderjarige] – uiteindelijk – beter af is, indien de door de bijzondere curator geadviseerde wijziging wordt doorgezet, of wanneer berust zou worden in de onthechting van de vader. Gevreesd moet worden dat er hoe dan ook schade in zijn ontwikkeling heeft plaats gevonden. Per saldo steunt de rechtbank de bijzondere curator echter in de opvatting dat de schade die door de ouderonthechting wordt toegebracht groter is dan de mogelijke schade die het gevolg is van de wijziging van het hoofdverblijf en het gezag.

2.13.

Met de bijzondere curator is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] moet prevaleren. Als de moeder door haar (ongefundeerde) angsten, zorgen en wantrouwen niet bij machte is een frequente reguliere zorgregeling met steun van haar ouders van harte te ondersteunen en te faciliteren en wel met zoveel prioriteit dat al het andere daarvoor moet wijken (zoals voetbal), terwijl de vader wel in staat wordt geacht een reguliere omgangsregeling met de moeder te kunnen faciliteren, is het in het belang van [minderjarige] dat hij zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vader. Zonder wijziging van de hoofdverblijfplaats zal het proces van ouderonthechting niet tot staan worden gebracht, terwijl niet wordt gevreesd dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats een nieuw proces van ouderonthechting (maar nu van de moeder) tot gevolg zal hebben. De rechtbank zal beslissen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft. De ouders zijn nu al niet of nauwelijks in staat gezamenlijk invulling te geven aan het ouderlijk gezag. De te nemen beslissing zal naar verwachting de verhouding tussen de ouders nog verder doen verslechteren. Met de bijzondere curator is de rechtbank dan ook van oordeel dat onontkoombaar is dat in het verlengde van de wijziging van de hoofdverblijfplaats de vader ook alleen wordt belast met het gezag over [minderjarige] . Aldus zal worden beslist.

2.14.

Het voorgaande betekent dat er een omgangsregeling met de moeder dient te worden vastgesteld, maar niet eerder dan nadat [minderjarige] de gelegenheid heeft gehad te wennen aan de nieuwe situatie en ook bij de moeder door tijdsverloop reductie van angst, spanning en emotie heeft kunnen plaats vinden. De rechtbank zal bepalen dat de wijziging van het gezag en het hoofdverblijf in gaat op 27 juni 2020 en dat er de eerste tien weken geen omgang plaats vindt tussen de moeder en [minderjarige] . Met ingang van 11 september 2020 zal [minderjarige] in de oneven weken omgang hebben met de moeder van vrijdag 17.00u (moeder haalt) tot zondag 17.00u. (vader haalt). Weliswaar heeft de vader verzocht het weekend te laten eindigen op maandagochtend (bij het begin van de schooldag), maar gelet op de reisafstand acht de rechtbank dat niet in het belang van [minderjarige] . Overeenkomstig het verzoek van de vader zal worden bepaald dat de overdracht plaats vindt bij [overdrachtsplaats] . In de schoolvakanties van 1 week zal het reguliere omgangsweekend met 3 dagen en nachten worden verlengd. De schoolvakanties van 2 weken worden verdeeld, in die zin dat de vader in de even jaren de eerste helft van die vakanties de zorg voor [minderjarige] heeft en de moeder de tweede helft en in de oneven jaren omgekeerd. De zomervakantie wordt aldus verdeeld: even jaren: week 1, 4 en 5 bij de vader en 2, 3 en 6 bij de moeder, in de oneven jaren omgekeerd. De overige verzoeken van de vader en de verzoeken van de moeder zullen worden afgewezen. Ieder der partijen zal de eigen kosten dragen.

2.15.

De bijzondere curator zal worden ontslagen van haar taken. De rechtbank bedankt haar voor haar inzet.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

bepaalt, met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 3 november 2009, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] :

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

met ingang van 27 juni 2020 bij de vader zal zijn;

3.2.

bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen met ingang van 27 juni 2020 over voornoemde minderjarige wordt beëindigd en dat de vader alleen het gezag over voornoemde minderjarige toekomt;

3.3.

stelt, met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 10 augustus 2016 en de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 18 juli 2017, de volgende omgangsregeling vast:

Voornoemde minderjarige verblijft van 27 juni 2020 tot 11 september niet bij de moeder.

Met ingang van 11 september 2020 verblijft voornoemde minderjarige bij de moeder:

  • in de oneven weken van vrijdag 17.00u (moeder haalt) tot zondag 17.00u. (vader haalt);

  • in de schoolvakanties van 1 week: gedurende het reguliere omgangsweekend verlengd met 3 dagen en nachten;

  • in de schoolvakanties van 2 weken:

o in de even jaren: de tweede week van de vakantie;

o in de oneven jaren: de eerste week van de vakantie;

- de zomervakantie:

o in de even jaren: week 2, 3 en 6;

o in de oneven jaren: week 1, 4 en 5;

De overdrachten zullen plaatsvinden bij [overdrachtsplaats] );

3.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

3.5.

wijst het meer of anders verzochte af;

3.6.

bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;

3.7.

ontslaat [bijzondere curator] , kantoorhoudende te [plaats] , van haar verplichtingen als bijzondere curator voor de minderjarige [minderjarige] ;

3.8.

bepaalt dat de kosten van de bijzondere curator ten bedrage van € 3.000 uit ’s Rijkskas dienen te worden voldaan.

Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2020.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733