Rechtbank Rotterdam 08-07-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:6163

Datum publicatie14-07-2020
ZaaknummerC/10/591691 / HA ZA 20-193
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Woning;
Familieprocesrecht; Vovo (analoog aan) art. 223 Rv; Vovo art. 822 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De vordering van de vrouw om een voorlopige voorziening ex art. 223 Rv te treffen wordt afgewezen. Bij de familiekamer wordt namelijk over dezelfde kwestie geprocedeerd. Het is aan de familiekamer om te beoordelen of de door haar gevorderde voorziening valt onder art. 822 Rv. De handelskamer van de rechtbank acht het prematuur om ervan uit te gaan dat haar belangen niet zijn gewaarborgd in de familiekamer. De procedure aldaar dient dus te worden afgewacht.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/591691 / HA ZA 20-193

Vonnis in incident van 8 juli 2020

in de zaak van

[naam eiseres] ,

wonende te [woonplaats eiseres] ,

eiseres in conventie in de hoofdzaak,

verweerster in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,

tegen

[naam gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,

gedaagde in conventie in de hoofdzaak,

eiser in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 21 januari 2020, met producties,

  • de akte houdende overlegging producties, van de vrouw,

  • de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,

  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens vermeerdering van eis tevens houdende een incident ex art. 223 Rv. ,

  • de conclusie van antwoord in het incident.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. De beoordeling in het incident

2.1.

De vrouw vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.

2.2.

De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

2.3.

Het gaat in deze zaak om het volgende: de echtscheiding tussen partijen is inmiddels al uitgesproken. De vrouw verwijt de man dat hij een appartementengebouw met bijbehorende grond in Kroatië, dat onderdeel uitmaakte van de huwelijksgemeenschap, zonder haar toestemming (en in het zicht van de echtscheiding) heeft weggeschonken aan zijn vader. De vrouw stelt hierdoor financieel benadeeld te zijn. De vrouw vordert daarom een verklaring voor recht dat de man onrechtmatig heeft gehandeld, met veroordeling van de man tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat. In het incident vordert de vrouw afgifte van de sleutels van het appartement in Kroatië, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

2.4.

Echter, de kwestie is ook aanhangig bij de familiekamer. Nadat de echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van de familiekamer van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2019, is over de verdeling van de huwelijksgemeenschap voortgeprocedeerd bij de familiekamer. De familiekamer heeft bij vervolgbeschikking van 13 februari 2020 (dus nadat de dagvaarding in de onderhavige procedure was uitgebracht) geoordeeld, samengevat, dat:

- de man voor de schenking aan zijn vader van ‘de appartementen’ in Kroatië de toestemming van zijn vrouw nodig had, maar die was er niet,

- de man aldus de huwelijksgoederengemeenschap heeft benadeeld,

- de man de door hem aangerichte schade moet vergoeden,

- partijen zich nader kunnen uitlaten over de omvang van de schade.

2.5.

Thans wordt dus zowel bij de handelskamer als bij de familiekamer geprocedeerd over dezelfde kwestie. De vrouw kan worden nagegeven dat een voorlopige voorziening op de voet van artikel 223 Rv. niet mogelijk is in een echtscheidingsprocedure (ECLI:NL:HR:2018:1414). Wel kan in een echtscheidingsprocedure een aantal in de wet met zoveel woorden benoemde voorlopige voorzieningen worden getroffen. Of de onderhavige vordering daaronder valt is aan de familiekamer om te beoordelen. Wat hiervan ook zij, de rechtbank zal de vordering van de vrouw afwijzen omdat zij daarbij onvoldoende belang heeft: de vrouw stelt dat zij met een deskundige het appartementengebouw wil kunnen betreden om dat te kunnen laten waarderen. De vrouw lijkt er aldus van uit te gaan dat haar rechten in de procedure bij de familiekamer niet gewaarborgd zijn. De rechtbank acht dit niet voor de hand liggen en in ieder geval prematuur. Zo kan bijvoorbeeld ook de familiekamer een deskundige benoemen teneinde het appartementengebouw te (doen) waarderen, en een beslissing nemen ten nadele van de partij die niet goed meewerkt aan het onderzoek door de deskundige.

De vrouw stelt voorts dat zij als mede-eigenaar het recht heeft om het appartementengebouw te betreden en gebruiken, maar die stelling moet vooralsnog voor onjuist worden gehouden. Het appartementengebouw is door de man weggeschonken aan zijn vader, en de man heeft dit na het overlijden van zijn vader geërfd. Daarmee is het appartementengebouw niet wederom deel gaan uitmaken van de huwelijksgemeenschap. Als de stelling van de vrouw juist is, dat de schenking naar Kroatisch recht nietig was, is dit wellicht anders en is - mogelijk - het appartementengebouw steeds in de huwelijksgemeenschap gebleven, de vrouw wel mede-eigenaar, en dient het gebouw nog in de verdeling te worden betrokken. Maar deze kwestie is in de familiekamer nog niet definitief beslecht, en vooralsnog is in de vervolgbeschikking van de familiekamer op dit punt bij gebrek aan onderbouwing niet in het voordeel van de vrouw beslist.

2.6.

De vraag of de procedure in de hoofdzaak zinloos is, naast de procedure bij de familiekamer, moet nog even blijven liggen. Deze kwestie mag pas worden beoordeeld nadat de procedure in de hoofdzaak is uitgeconcludeerd en er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank sluit echter niet uit dat zij de mondelinge behandeling in de hoofdzaak pas zal laten plaatsvinden nadat in de procedure bij de familiekamer einduitspraak is gedaan.

2.7.

De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd, omdat partijen

(ex-) echtelieden zijn.

3. De beslissing

De rechtbank

in het incident

3.1.

wijst het in het incident gevorderde af,

3.2.

bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt,

in de hoofdzaak

3.3.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 augustus 2020 voor conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie en reactie op de eisvermeerdering.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 8 juli 2020.

[2517/638]



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733