Rechtbank Rotterdam 05-09-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10852

Datum publicatie09-07-2020
ZaaknummerC/10/581176 / KG ZA 19-894 (voorlopige voorziening) C/10/581175 / FA RK 19-7578 (beroep tegen verlenging) C/10/581263 / FA RK 19-7623 (beroep tegen oplegging)
ProcedureProces-verbaal
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Bij het bepalen aan wie het huisverbod moest worden opgelegd heeft verweerder zich niet kunnen laten leiden door letsel dat is waargenomen bij een van de betrokkenen. Bij gebreke daarvan heeft verweerder terecht waarde gehecht aan de verklaring van één van de kinderen.
Slapen in een auto is niet noodzakelijk. De wetgever heeft overwogen dat de uithuisgeplaatste zelf een onderkomen dient te vinden, bijvoorbeeld bij familie of vrienden. Desnoods kan deze terecht bij de dak- en thuislozenopvang.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Team familie

Reg.nrs.: C/10/581176 / KG ZA 19-894 (voorlopige voorziening)

C/10/581175 / FA RK 19-7578 (beroep tegen verlenging)

C/10/581263 / FA RK 19-7623 (beroep tegen oplegging)

Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen

[naam verzoeker] , verzoeker,

wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,

nu elders verblijvende te,

gemachtigde mr. M.A. Oosterveen.

en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde mr. J.M. Tang,

in welke zaken belanghebbenden zijn:

[naam achterblijfster] , echtgenote van verzoeker, (hierna: achterblijfster),

wonende te [woonplaats achterblijfster] , [adres achterblijfster] ,

en

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2010,

[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 en

[naam kind 3] , geboren op [geboortedatum kind 3] 2016,

minderjarige kinderen van verzoeker,

wonende te [woonplaats kinderen] , [adres kinderen] .

Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 13 augustus 2019 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker voor een periode van tien dagen, tot 23 augustus 2019 te 23.25 uur.

Bij besluit van 22 augustus 2019 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot 10 september 2019 te 23.25 uur.

Op 3 september 2019 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen deze besluiten (hierna: het bestreden besluit I en II). Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2019. Aanwezig waren:

 verzoeker en zijn gemachtigde;

 verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.M. Tang;

 achterblijfster;

 [naam 1] , casemanager;

 [naam 2] , beleidsmedewerker.

Aangezien verzoeker en achterblijfster de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Somalische taal, heeft het verhoor plaatsgevonden met bijstand van

[naam tolk] , tolk.

Beslissing

 verklaart de beroepen ongegrond,

 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af,

 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,-, en bepaalt dat, omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, deze kosten rechtstreeks aan de rechtsbijstandverlener worden betaald.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.

Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure.

2. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wth. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.

Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure.

Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure.

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

4. Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.

Beoordeling van het besluit tot oplegging van het huisverbod

6. Verzoeker voert aan dat het gevaar niet bestond op het moment dat verweerder het bestreden besluit I nam.

6.1.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover hier van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.

6.2.

De rechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Als blijkt van dat gevaar, dan was verweerder bevoegd een huisverbod op te leggen. Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.

6.3.

Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1408), strekt het huisverbod blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wth ertoe in de gegeven noodsituatie, escalatie te voorkomen en hulp te bieden. Het huisverbod moet worden gezien als een bestuurlijke maatregel, die ook kan worden ingezet wanneer zich geen strafbare feiten hebben voorgedaan, maar situaties zijn ontstaan waarbij acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen (Kamerstukken II 2005/06, 30 657, nr. 3, blz. 2). Het is daarom niet vereist dat wordt vastgesteld of aannemelijk is dat strafbare feiten zijn gepleegd.

6.4.

Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat een dringende behoefte bestond aan het creëren van een afkoelingsperiode en aan het voorkomen van escalatie. Er was sprake van spanningen, ruzies en geweld. De kinderen van verzoeker en achterblijfster waren daarbij betrokken. Gelet op de processen-verbaal van bevindingen van de politie van

13 augustus 2019, het meldformulier Veilig Thuis van 13 augustus 2019 en op de verklaringen van partijen acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de kinderen vanwege hoogoplopende spanningen in de woning op 12 augustus 2019, huilend naar de buren zijn gegaan. Over de oorzaak verschillen verzoeker en achterblijfster van mening. Volgens achterblijfster heeft verzoeker haar geslagen; volgens verzoeker slaat achterblijfster de kinderen. Feit is dat de kinderen overstuur waren als gevolg van een incident in de woning.

Om verdere escalatie te voorkomen was verweerder dan ook bevoegd een tijdelijk huisverbod op te leggen.

Bij het bepalen aan wie het huisverbod moest worden opgelegd heeft verweerder zich niet kunnen laten leiden door letsel dat is waargenomen bij een van de betrokkenen. Bij gebreke daarvan heeft verweerder terecht waarde gehecht aan de verklaring van één van de kinderen. De verbalisant van het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2019 beschrijft een huisbezoek bij achterblijfster met als doel het laten ondertekenen van het proces-verbaal aangifte door achterblijfster, en beschrijft daarbij dat het jongste kind uit zichzelf verklaarde dat papa de telefoon kapot heeft gemaakt. Ook heeft verweerder terecht waarde gehecht aan de eerdere veroordeling van verzoeker voor huiselijk geweld.

6.5.

De wetgever heeft overwogen dat de uithuisgeplaatste zelf een onderkomen dient te vinden, bijvoorbeeld bij familie of vrienden. Desnoods kan deze terecht bij de dak- en thuislozenopvang (Kamerstukken II 2005/06, 30657, nr. 3, p. 3), zodat een verblijf ’s nachts in een auto niet noodzakelijk is. Ter zitting stelt verweerder onweersproken dat hij opvanglocaties met verzoeker heeft besproken. Verweerder heeft bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid kunnen besluiten aan verzoeker een huisverbod op te leggen.

6.6.

Het betoog faalt.

Proceskostenveroordeling bestreden besluit I

7. Ter zitting is gebleken dat verzoeker het onderhavige beroep heeft moeten instellen om een deugdelijke motivering van het bestreden besluit I te krijgen. De advocaat van verzoeker heeft de dag voor de behandeling ter zitting om 16.29 uur de stukken van verweerder ontvangen. Verzoeker heeft belangrijke stukken die ten grondslag liggen aan de oplegging van het huisverbod dus ontvangen nádat de duur van dat huisverbod (10 dagen) al was verstreken. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en wegings-factor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet het bedrag van de kosten worden betaald aan de rechtsbijstandverlener.

Beoordeling van het besluit tot verlenging van het huisverbod

8. Verzoeker voert aan dat er geen gevaar was op het moment dat verweerder het bestreden besluit II nam. Hij en achterblijfster hebben hun meningsverschillen besproken en hebben het bijgelegd.

8.1.

De voorzieningenrechter beoordeelt bij verlenging van een huisverbod vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat. Als blijkt van dat gevaar, dan is verweerder bevoegd het huisverbod te verlengen tot ten hoogste vier weken. Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.

8.2.

Vaststaat dat verzoeker noch achterblijfster meewerken aan hulpverlening. Volgens verzoeker en achterblijfster speelt er meer tussen hen, maar zij maken niet duidelijk wat dat is. Beiden geven aan dat hun problemen zouden zijn opgelost met behulp van familie. Zij willen - niet ten tijde van het besluit tot verlenging van het huisverbod en nu niet – aan verweerder vertellen hoe de problemen zouden zijn opgelost tussen hen. Voor opheffing van het bestreden besluit II moet verweerder dat wel weten.

Ook over de toekomstige afspraak op 6 september 2019 met de casemanager verklaren verzoeker en achterblijfster daar niet naar toe te willen gaan.

Er heeft nog geen partnergesprek plaatsgevonden en er zijn nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. Derhalve is er tot op vandaag nog geen concrete hulpverlening opgestart.

8.3.

Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat ten tijde van de verlenging van het huisverbod en nu, de dreiging van het gevaar of het ernstige vermoeden daarvan nog aanwezig was en is.

Verweerder heeft ook in redelijkheid gebruik kunnen (blijven) maken van zijn bevoegdheid het huisverbod te verlengen.

8.4.

Het betoog faalt.

9. Omdat het beroep tegen de verlenging ongegrond wordt verklaard, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.

Het verzoek tot veroordeling van verweerder in de proceskosten met betrekking tot het bestreden besluit II wordt afgewezen.

Aldus gedaan door mr. J.J. Klomp, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en P. Landman, griffier, ondertekend.

De griffier: De voorzieningenrechter:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afschrift verzonden op:



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733