Rechtbank Noord-Holland 07-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3433

Datum publicatie04-06-2020
ZaaknummerC/15/301674 / FA RK 20-1890
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Vovo art. 822 Rv; Proceskosten;
Alimentatie; Wijziging van omstandigheden
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Afwijzing van verzoek van man tot wijziging van voorlopige voorziening wat betreft partnerbijdrage voor vrouw: geen wijziging van omstandigheden in de zin van art. 824 lid 2 Rv. Reeds (ruim) 4 maanden na de betreffende beschikking verzoekt man wijziging. Hij wordt geacht een doorslaggevende invloed te hebben gehad op de totstandkoming van de omstandigheden waarop het verzoek is gebaseerd. Door verzoek man heeft vrouw opnieuw advocaatkosten moeten maken. Veroordeling van man in deze kosten o.g.v. art. 237 Rv.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

wijziging voorlopige voorzieningen

zaak-/rekestnr.: C/15/301674 / FA RK 20-1890

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 mei 2020

in de zaak van:

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. A.E. Sieswerda en mr. J.J. van Deventer, beiden kantoorhoudende te Bloemendaal,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. T.A. Bruins, kantoorhoudende te Aerdenhout.

1Procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 9 april 2020;

- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 22 april 2020.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 april 2020 door middel van telehoren, in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft mr. Sieswerda haar pleitaantekeningen aan de rechtbank en de advocaat van de vrouw gezonden.

2Verzoek

2.1.

De man heeft verzocht de beschikking van deze rechtbank van 29 november 2019 te wijzigen voor zover deze betrekking heeft op de partnerbijdrage. Hij verzoekt de partnerbijdrage te bepalen op € 296 per maand met ingang van 12 februari 2020 dan wel

1 april 2020.

2.2.

De man voert aan dat de omstandigheden na de dagtekening van voornoemde beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd dat deze beschikking niet in stand kan blijven. Per 31 december 2019 is hij niet meer in loondienst bij [BV] en is hij geen bestuurder meer van deze BV.

Ook is de rekening-courant vordering van partijen op [BV] inmiddels afbetaald. De bedragen die in de beschikking van 29 november 2019 als inkomensbestanddeel van de man waren aangemerkt, ontvangt hij nu niet meer.

Zijn inkomen bestaat nu uit de AOW uitkering van € 1.328 bruto per maand en

stamrechtpensioen van € 1.660 bruto per maand. De man voert aan dat hij tot en met maart 2020 de volledige alimentatie heeft betaald, ondanks de gewijzigde omstandigheden, met name omdat hij dacht dat partijen in mediation tot onderlinge overeenstemming zouden komen.

3Verweer

De vrouw verzoekt de rechtbank het verzoek van de man af te wijzen. Zij betwist dat de gestelde wijziging van omstandigheden tot wijziging van de onderhoudsverplichting van de man zou moeten leiden. Volgens de vrouw is sprake van zelf teweeg gebracht inkomensverlies.

De vrouw verzoekt de man in de kosten van de procedure te veroordelen, ondanks het feit dat het om een familiaire zaak gaat. Zij stelt dat de man de procedure niet alleen nodeloos is gestart, maar dat hij zich ook bedient van onjuiste dan wel onjuist opgestelde stukken. Het kost de vrouw veel geld, tijd en energie om zich hiertegen te verweren. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man uitvoering moet geven aan rechterlijke beslissingen en zich niet van verdraaiingen of anderszins onjuiste zaken moet bedienen om te bewerkstelligen dat de vrouw bij hem moet komen bedelen.

4Beoordeling

4.1.

Op grond van artikel 824 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een voorlopige voorziening worden gewijzigd indien de omstandigheden na dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.

4.2.

De rechtbank stelt voorop dat niet bij elke onjuistheid of onvolledigheid wijziging van de getroffen voorlopige voorziening mogelijk is. Het moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen. De wetgever heeft aan een eventuele wijzigingsmogelijkheid een streng criterium willen verbinden. Zou dit anders zijn, dan zou een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen kunnen worden gebruikt om een verzuim te herstellen of zou een verkapt hoger beroep mogelijk zijn.

4.3.

De man heeft aan zijn wijzigingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij niet meer het inkomen heeft waarvan in de beschikking van 29 november 2019 is uitgegaan.

4.4.

De rechtbank concludeert op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat de man voldoende onderbouwd heeft dat hij niet meer in loondienst van de BV is en dat de rekening-courant vordering op [BV] inmiddels is afgelost.

4.5.

De rechtbank is echter van oordeel dat de man, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw, niet heeft onderbouwd dat de beëindiging van het dienstverband met [BV] is aan te merken als een relevante wijziging van omstandigheden. Het zelfde geldt ten aanzien van de stelling van de man dat zijn vordering op [BV] inmiddels teniet gegaan is en dat hij geen geldmiddelen (meer) van [BV] ontvangt.

4.6.

Wat het dienstverband van de man met [BV] betreft constateert de rechtbank dat wijze en tijdstip waarop dit beëindigd is, vragen oproept. Omdat de man een royale meerderheid van Certificaten van aandelen in handen heeft, acht de rechtbank niet zonder meer aannemelijk dat de man geen enkele invloed op de besluitvorming in de Beheer BV heeft. Uit het feit dat de man na het ontslag nog onverminderd een auto van de zaak heeft, kan worden afgeleid dat hij in feite nog wel degelijk activiteiten vervult bij [BV] . Daarbij komt dat de man op voorhand heeft ingestemd met het ontslag. Hij heeft ervan afgezien om te verschijnen op de vergadering waar zijn ontslag besproken wordt en heeft verklaard dat hij zich neerlegt bij het ontslag als bestuurder en werknemer. Dat is opmerkelijk.

De man is geboren op [geboortedatum] en thans 75 jaar. De door [BV] genoemde ontslagreden – de leeftijd van de man en diens pensioen en AOW uitkering – was dus al meerdere jaren aan de orde en als zodanig door de BV aanvaard. Niet valt in te zien waarom de man zich nu voetstoots bij het ontslag zou hebben moeten neerleggen.

4.7.

Wat de opnames rekening-courant betreft heeft de man van meet af aan betwist dat sprake is van een inkomensbron. Ter onderbouwing van zijn beroep op huidige stand van de rekening courant schuld heeft de man grootboekkaarten overgelegd waaruit blijkt dat er een negatief saldo ten laste van hem is. De rechtbank constateert dat de man in een jaar tijd

€ 55.000 heeft opgenomen van de rekening-courant zonder daarvoor een deugdelijke en aannemelijke verklaring te hebben gegeven. Aan de waarneming van rechtbank onttrekt zich in hoeverre al hetgeen op de rekening - courant is geboekt ten laste van de man ook terecht hierop is geboekt. Dit betekent dat de huidige debetstand van de rekening-courant en de gedane uitgaven niet aan de vrouw kunnen worden tegengeworpen. Meer in het bijzonder niet, omdat advocaat van de man zich tegenover de advocaat van de vrouw in februari 2020 nog op het standpunt heeft gesteld vooralsnog voor de bepaling van de draagkracht van de man wel rekening te willen houden met het bedrag van € 5.901 netto opnames per jaar, en hierbij heeft aangegeven dat dat bedrag nog 2 jaar beschikbaar zou zijn.

4.8.

Resumerend is de rechtbank van oordeel dat hetgeen door de man is aangevoerd geen wijziging van omstandigheden in de zin van voormeld artikel 824, tweede lid, Rv oplevert waardoor de eerdere beschikking niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.

4.9.

De rechtbank zal het verzoek van de vrouw eveneens afwijzen nu gesteld noch gebleken is dat bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.

proceskosten

4.10.

De vrouw heeft verzocht om de man in de proceskosten te veroordelen.

In zaken als de onderhavige is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. In het onderhavige geval zijn er naar het oordeel van de rechtbank evenwel gronden om van dit uitgangspunt af te wijken. Het betreft hier een verzoek van de man om wijziging van voorlopige voorzieningen. De desbetreffende beschikking is van zeer recente datum. De wijziging is reeds na (ruim) 4 maanden verzocht. De man wordt geacht een doorslaggevende invloed te hebben gehad op de totstandkoming van de omstandigheden waarop het wijzigingsverzoek is gebaseerd. Als gevolg van het verzoek van de man heeft de vrouw zich opnieuw tot een advocaat moeten wenden en opnieuw kosten moeten maken. De rechtbank zal de man op grond van artikel 237 Rv in deze kosten veroordelen.

4.11.

Voor het bepalen van het salaris van de advocaat wordt aangesloten bij het liquidatietarief, op basis waarvan 1 punt wordt toegekend voor het indienen van het verweerschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling ter zitting. Uitgaande van tarief II, waarbij ieder punt wordt gewaardeerd op € 543,-, komt het salaris voor de advocaat op

€ 1.086,-. Navraag bij de griffie heeft uitgewezen dat de vrouw voor het indienen van het verweerschrift € 83 aan griffierecht heeft betaald.

De man zal worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.

5Beslissing

De rechtbank:

5.1.

wijst de verzoeken tot wijziging van de voorlopige partnerbijdrage af;

5.2.

veroordeelt de man in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 83 verschotten (zijnde de griffierechtkosten) en € 1.086 aan salaris advocaat.

Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Kroon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2020.

Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733