Rechtbank Oost-Brabant 29-05-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:2823

Datum publicatie02-06-2020
ZaaknummerC/01/353555 / KG ZA 19-779
ProcedureKort geding
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; (Ontbinding) religieus huwelijk; Kort geding art. 254 Rv; Lijfsdwang / gijzeling; Proceskosten
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man heeft nog altijd niet voldaan aan veroordeling op 14 november 2018 om medewerking te verlenen aan ontbinding Egyptisch huwelijk. Rechter ervan overtuigd dat geen enkel ander dwangmiddel dan lijfsdwang de man daartoe kan bewegen. Vrouw krijgt verlof man te laten gijzelen als hij niet binnen een maand alsnog de voor ontbinding vereiste handelingen heeft verricht, althans al datgene heeft gedaan wat de Egyptische ambassade van hem vereist om de echtscheiding definitief te kunnen bewerkstelligen.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/353555 / KG ZA 19-779

Vonnis in kort geding van 29 mei 2020

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. J. el Hannouche te Utrecht,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

verschenen in persoon.

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 29 april 2020 met producties, genummerd 1 tot en met 14;

  • het e-mailbericht van de man van 15 mei 2020, houdende verweer;

  • de mondelinge behandeling via een skype-verbinding ter zitting van 15 mei 2020;

1.2.

De man heeft bij zijn e-mailbericht van 15 mei 2020 aan de voorzieningenrechter bericht dat hij niet over de technologische capaciteit beschikt om deel te nemen aan de zitting via skype. De man heeft bij hetzelfde e-mailbericht verweer gevoerd in de onderhavige procedure. Gelet hierop en gelet op het bepaalde in artikel 2 lid 2 van de Tijdelijke wet Covid 19 Justitie en Veiligheid waarin staat dat een gedaagde partij ervoor kan kiezen schriftelijk in plaats van mondeling een conclusie van antwoord te nemen, beschouwt de voorzieningenrechter de man als zijnde verschenen en gehoord in de onderhavige procedure.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

De vrouw heeft de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Egyptische nationaliteit.

2.2.

Partijen zijn op 4 januari 2005 bij de Egyptische ambassade in Den Haag in het huwelijk getreden voor de Egyptische wet. Partijen zijn tevens met elkaar gehuwd naar islamitisch soennitisch recht.

2.3.

Partijen hebben samen drie kinderen die hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw.

2.4.

Partijen zijn sinds 2007 feitelijk uit elkaar.

2.5.

Op 9 januari 2017 heeft de vrouw de rechtbank Gelderland verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken (productie 5 bij de dagvaarding).

2.6.

Bij beschikking van 23 mei 2017 (met zaaknummer 314005 FZ RK 17/55) heeft de rechtbank de vrouw niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek omdat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 815 lid 5 Rv wegens het ontbreken van een originele huwelijksakte (productie 6 bij de dagvaarding). De man bleek in 1991 een huwelijk met iemand anders te hebben gesloten en te hebben geregistreerd in de registers van de Burgerlijke Stand.

2.7.

Bij vonnis van 14 november 2018 met zaaknummer C/01/339341 / HA ZA 18-697 (productie 7 bij de dagvaarding) heeft de rechtbank Oost-Brabant de man veroordeeld:

3.1

om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het religieuze huwelijk van partijen, door aan de vrouw per aangetekende post een door hem ondertekende brief te sturen met de tekst: (…), althans een zodanige handeling te verrichten als volgens het soennitische islamitische recht noodzakelijk is om het religieuze huwelijk tussen partijen te ontbinden,

3.2

om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk door middel van het afleggen van een daartoe vereiste verklaring op de Egyptische ambassade te Den Haag tegen afgifte van een behoorlijk bewijs aan de vrouw waaruit de definitieve onherroepelijke echtscheiding naar Egyptisch recht tussen partijen blijkt, althans al datgene te doen wat de Egyptische ambassade vereist van de man teneinde de echtscheiding definitief te kunnen bewerkstelligen;

3.3

indien de ontbinding van het Egyptische huwelijk niet (meer) tot stand zou kunnen komen middels de Egyptische ambassade, om over te gaan tot het inschakelen van mr. E. El-Sharwaki, advocaat in Nederland en Egypte, om namens hem en de vrouw de echtscheiding te bewerkstelligen in Egypte en zijn medewerking te blijven verlenen totdat de definitieve onherroepelijke echtscheiding naar Egyptisch recht is bewerkstelligd;

3.4

om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 3.1. of 3.2. of 3.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;

(…)

2.8.

Het vonnis is op 21 november 2018 aan de man betekend.

2.9.

De man heeft inmiddels voldaan aan hetgeen waartoe hij bij het vonnis van 14 november 2018 onder punt 3.1 veroordeeld is. Aan de overige veroordelingen heeft de man tot op heden niet voldaan.

2.10.

De advocaat van de vrouw heeft op enig moment een deurwaarder ingeschakeld om beslag te doen leggen ten laste van de man teneinde de dwangsommen te incasseren.

2.11.

De deurwaarder heeft bij e-mailbericht van 29 april 2019 (productie 8 bij de dagvaarding) aan de advocaat van de vrouw bericht:

“(…)

De debiteur ontvangt een uitkering waar een interne vordering op ligt die de komende 10 jaar nog niet is afgelost.

Bankbeslag en beslag onroerende zaken lijkt ons niet verstandig daar het waarschijnlijk door de hoogte van de schuld niks zal opleveren.

(…)”

2.12.

Bij e-mailbericht van 8 januari 2019 (productie 12 bij de dagvaarding) heeft de advocaat van de vrouw aan de man bericht dat de vrouw bereid is om de reiskosten van de man van en naar de Egyptische ambassade te betalen, en heeft zij de man verzocht een afspraak te maken bij de Egyptische ambassade zodat partijen daar gezamenlijk de echtscheiding kunnen regelen.

2.13.

De man heeft de advocaat van de vrouw hierop laten weten dat de vrouw, alvorens hij een afspraak met de ambassade kan maken, eerst een verklaring moet ondertekenen waarin zij aangeeft dat zij nooit een gerechtelijke procedure tegen de man zal voeren teneinde van hem alimentatie te verkrijgen of welke andere vergoeding dan ook. Daarnaast moet de vrouw € 250,00 aan de man betalen voor de reiskosten, zo geeft de man aan (productie 12 bij de dagvaarding).

3Het geschil

3.1.

De vrouw vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. primair: de man te gelasten om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een afspraak te maken bij het Egyptisch consulaat om de echtscheiding te bewerkstelligen middels het ondertekenen van de akte van echtscheiding bij het consulaat, op straffe van lijfsdwang in de zin van artikel 585 Rv, met bijstand van de sterke arm;

subsidiair: de man te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de Egyptische echtscheiding te bewerkstelligen middels het Egyptisch consulaat op straffe van verbeurte van een dwangsom;

2. de man te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de maximale dwangsom van € 50.000,00 krachtens het vonnis van 14 november 2018 te voldoen, althans een door de voorzieningenrechter passend geachte dwangsom;

3. de man te veroordelen in de proceskosten en in de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente over die kosten.

3.2.

De vrouw legt hieraan –kort weergegeven- het volgende ten grondslag.

Ondanks een veroordeling daartoe en vele pogingen van de vrouw om de man daartoe te bewegen, weigert de man tot op heden om zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk van partijen. Zo heeft de vrouw geprobeerd om de man in beweging te krijgen door een vaststelingsovereenkomst op te stellen waarbij zij afstand doet van haar recht op bruidsgave en een bijdrage in haar levensonderhoud of een eventuele financiële compensatie alsmede een finale kwijting.

Steeds wanneer de vrouw de man benadert om de echtscheiding te regelen, stelt de man nieuwe eisen, bijvoorbeeld dat hij eerst geld van de vrouw wil zien, alvorens hij tot actie over gaat. De echtscheiding kan eenvoudig geregeld worden: de man hoeft zich enkel te melden bij de Egyptische ambassade in Den Haag. Daar kan de man de echtscheiding uitspreken en meewerken aan het definitief maken van de echtscheiding. De man werkt echter nergens aan mee. Door niet mee te werken aan de Egyptische echtscheiding handelt de man onrechtmatig jegens de vrouw. De weigering van de man is in strijd met de zorgvuldigheid die de man in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van de persoon van zijn echtgenote in acht behoort te nemen. Partijen leven immers al jaren niet meer samen en de man is inmiddels gehuwd met een andere vrouw.

Geen enkel ander dwangmiddel dan lijfsdwang biedt uitkomst. Er is financieel geen druk uit te oefenen omdat de man in Nederland beperkte middelen heeft.

Het belang van de vrouw bij het krijgen van de Egyptische echtscheiding rechtvaardigt de gevorderde lijfsdwang aangezien de vrouw aantoonbaar ernstig belemmerd wordt in haar levensmogelijkheden. Zij wenst te hertrouwen maar kan dit niet vanwege het feit dat zij naar Egyptisch recht nog altijd gehuwd is met de man. De vrouw is bereid de reiskosten aan de man te vergoeden alsook om mee te betalen aan de eventuele kosten van de echtscheidingsprocedure in Egypte. De man moet dan ook in staat worden geacht de kosten te kunnen betalen in de procedure van de Egyptische echtscheiding. Er bestaat geen enkele reden voor de man om nog langer met de vrouw gehuwd te zijn nu partijen al jaren niet meer samenwonen en de man bovendien gehuwd is met een andere vrouw.

Daarnaast heeft de vrouw recht op het maximumbedrag aan verbeurde dwangsommen nu de nog altijd niet aan het vonnis van 14 november 2018 heeft voldaan.

3.3.

De man heeft ten verwere het volgende naar voren gebracht.

  1. De man heeft zijn volledige medewerking heeft verleend aan de ontbinding van het religieuze huwelijk van partijen;

  2. De man heeft geprobeerd de ontbinding van het Egyptische huwelijk te regelen in Egypte maar hij had op dat moment geen kopie van het paspoort van de vrouw bij zich. Daarnaast heeft de man bij de advocaat van de vrouw aangegeven dat zijn gezondheid niet stabiel is waardoor hij geen afspraak kan maken bij de Egyptische ambassade. De kans bestaat immers dat de man die afspraak dan weer moet afzeggen. Als de advocaat van de vrouw voor de man een Egyptische advocaat kan regelen dan is de man bereid om de scheiding te regelen bij de Egyptische ambassade.

  3. De man heeft alles gedaan wat hij kon om de ontbinding van het Egyptische huwelijk van partijen te regelen. Nog steeds is de man bereid om mee te werken aan de echtscheiding door aan de door de advocaat van de vrouw genoemde Egyptische advocaat, een machtiging te verstrekken om de ontbinding van het Egyptische huwelijk te regelen. De man heeft geen geld om de kosten te betalen die hiermee gemoeid zijn. De man leeft namelijk van een uitkering en heeft veel schulden.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

Ad 1.

4.1.

Omdat het vonnis van 18 november 2018 niet uitvoerbaar bij lijfsdwang is verklaard, kan de voorzieningenrechter krachtens art. 586 Rv alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis bij lijfsdwang toestaan.

4.2.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat lijfsdwang een ultimum remedium is om de schuldenaar te dwingen zijn verplichtingen na te komen (artikel 587 juncto artikel 585 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Criterium voor toewijzing van het dwangmiddel is dat aannemelijk is dat toepassing van andere dwangmiddelen onvoldoende uitkomst biedt en dat het belang van de schuldenaar bij niet-toepassing daarvan (proportionaliteit) niet prevaleert. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

4.3.

Vast staat dat de man nog altijd niet heeft voldaan aan de bij vonnis 14 november 2018 uitgesproken veroordeling om zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk.

4.4.

De vrouw heeft de voorzieningenrechter ervan weten te overtuigen dat geen enkel ander dwangmiddel dan lijfsdwang de man zal doen bewegen om aan de hem bij vonnis van 14 november 2018 opgelegde veroordeling te voldoen.

4.5.

Gebleken is immers de aan de man opgelegde dwangsommen hem op geen enkele wijze in beweging hebben gebracht. De dwangsommen zijn inmiddels helemaal “volgelopen”.

De vrouw heeft getracht hiervoor beslag te doen leggen ten laste van de man maar de deurwaarder heeft aangegeven dat het beslag waarschijnlijk niets oplevert door de hoogte van de schulden van de man.

4.6.

De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij ook op andere manieren nog pogingen heeft ondernomen om de man in beweging te krijgen. Zo heeft zij verklaard dat zij regelmatig contact hierover heeft met de man maar dat de man steeds met nieuwe redenen komt voor het feit dat hij tot op heden nog niet aan de veroordeling heeft voldaan en dat hij steeds nieuwe voorwaarden stelt waaraan de vrouw moet voldoen voordat de man zijn medewerking verleent aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk. Ter onderbouwing hiervan heeft de vrouw een e-mailbericht van de man overgelegd van 9 januari 2019 waarin de man aan de advocaat van de vrouw te kennen gaf dat de vrouw, alvorens hij een afspraak met de ambassade te maken, een verklaring moet ondertekenen waarin zij aangeeft dat zij nooit een gerechtelijke procedure tegen de man zal voeren teneinde van hem alimentatie te verkrijgen of welke andere vergoeding dan ook. Daarnaast moet de vrouw € 250,00 aan de man betalen voor de reiskosten, zo geeft de man aan in het e-mailbericht. De vrouw heeft ook al geprobeerd om de man een vaststellingsovereenkomst te laten ondertekenen maar ook dat weigert de man te doen.

4.7.

De man stelt dat het niet is gelukt om de ontbinding van het Egyptische huwelijk te tot stand te brengen omdat hij niet beschikte over een kopie van het paspoort van de vrouw. De vrouw heeft deze stelling van de man gemotiveerd weersproken. Zij heeft aangegeven dat zij de man via What’s app een kopie van haar paspoort heeft gestuurd.

4.8.

De man heeft weliswaar nog aangevoerd dat hij vanwege gezondheidsredenen niet in staat is zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk van partijen maar hij heeft zijn stelling op dit punt op geen enkele wijze nader feitelijk onderbouwd. Niet valt in te zien waarom de man vanwege zijn gezondheid niet zou kunnen meewerken aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk van partijen.

4.9.

Ook de stelling van de man dat hij financieel niet in staat is zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het huwelijk van partijen, kan de man niet baten. Immers ook nadat de vrouw heeft aangeboden aan de man om zijn reiskosten van en naar Den Haag te vergoeden, is de man niet in beweging gekomen.

4.10.

De man zal in beweging moeten komen en moeten voldoen aan de veroordeling die hem bij vonnis van 14 november 2018 is opgelegd. De voorzieningenrechter is er, gezien al het voorgaande, van overtuigd dat geen enkel ander dwangmiddel dan lijfsdwang de man ertoe kan bewegen om zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk van partijen. De persoonlijke vrijheid van de man weegt niet langer op tegen het belang van de vrouw om na al die jaren verder te kunnen met haar leven zonder daarbij gebonden te zijn aan het Egyptische huwelijk met de man.

4.11.

De conclusie is dan ook dat de primaire vordering onder 1 voor toewijzing gereed ligt. Op de voet van het bepaalde in artikel 589 lid 1 Rv zal de voorzieningenrechter tevens bepalen dat de maatregel van lijfsdwang maximaal twaalf maanden zal duren.

4.12.

Voor zover de vrouw vraagt om toestemming voor het inschakelen van de sterke arm van politie en justitie indien dit nodig blijkt te zijn voor de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang, wordt het gevorderde afgewezen. Immers, artikel 595 Rv voorziet al in de mogelijkheid voor de deurwaarder om zich bij de aanhouding te laten bijstaan door de sterke arm van politie en justitie. Daarvoor is geen toestemming nodig van de voorzieningenrechter.

4.13.

Voor de duidelijkheid zal de voorzieningenrechter in het dictum de tekst van het dictum van het vonnis van 14 november 2018 overnemen.

Ad 2

4.14.

De vordering van de vrouw die ertoe strekt de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 50.000,00 aan dwangsommen uit hoofde van het vonnis van 14 november 2018 wordt afgewezen. Met het vonnis van 14 november 2018 beschikt de vrouw immers reeds over een executoriale titel en kan zij executoriaal beslag leggen ten laste van de man teneinde haar vordering te incasseren.

4.15.

De man zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:

- dagvaarding € 102,96

- griffierecht € 83,00

- salaris advocaat € 980,00

Totaal € 1.165,96.

4.16.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

veroordeelt de man om binnen vier weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het Egyptische huwelijk door middel van het afleggen van een daartoe vereiste verklaring op de Egyptische ambassade te Den Haag tegen afgifte van een behoorlijk bewijs aan de vrouw waaruit de definitieve onherroepelijke echtscheiding naar Egyptisch recht tussen partijen blijkt, althans al datgene te doen wat de Egyptische ambassade vereist van de man teneinde de echtscheiding definitief te kunnen bewerkstelligen;

5.2.

verleent de vrouw verlof om, zo de man niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis heeft voldaan aan de veroordeling onder 5.1, deze veroordeling ten uitvoer leggen door middel van dadelijke lijfsdwang en deswege de man in gijzeling te doen stellen totdat de man aan deze veroordeling heeft voldaan, met dien verstande dat de gijzeling ten hoogste twaalf maanden zal duren;

5.3.

veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 1.165,96, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;

5.4.

veroordeelt de man in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de man niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;

5.5.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733