Rechtbank Den Haag 24-04-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4496

Datum publicatie25-05-2020
ZaaknummerC/09/587593 / FA RK 20-362
ProcedureTussenbeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Eigen rechtsingang minderjarige; Corona en procesrecht; Kindvriendelijke/begrijpelijke/klare taal;
Kinderen; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Zoon (2005) wil niet meer naar vader en schrijft brief aan rechter. Hij voelt zich niet veilig bij vader, niet serieus genomen en niet gehoord en ervaart bovendien gebrek aan privacy bij hem: geen eigen kamer waar hij zijn huiswerk kan maken en ook geen eigen bed. Volgt spoorboekje in heldere, klare taal mbt eigen rechtsingang minderjarige in corona-tijden. Art. 1:377g BW.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 20-362

Zaaknummer: C/09/587593

Datum beschikking: 24 april 2020

Informele rechtsingang - verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op de op 30 januari 2020 ingekomen brief van de minderjarige:

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,

de minderjarige, hierna ook: [voornaam minderjarige] ,

wonende te [woonplaats] .

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

de moeder,

wonende op een voor de rechtbank bekend adres,

en

[Y] ,

de vader,

wonende te [woonplaats] .

Aan [voornaam minderjarige]

Beste [voornaam minderjarige] , deze beschikking is een reactie op jouw brief, het gesprek dat de kinderrechter en de griffier met jou hebben gevoerd en de brieven van jouw ouders. Natuurlijk mag je deze hele beschikking lezen, maar de kinderrechter heeft een stukje speciaal aan jou gericht, aan het einde van deze beschikking: zie bladzijde 5, bij 2.20 tot en met 2.22.

1De procedure

1.1.

Bij, via de Stichting Kinder- en Jongerenrechtswinkel verzonden, uitvoerige brief van [datum brief] 2020, bij de rechtbank ingekomen op 30 januari 2020, heeft de minderjarige [voornaam minderjarige] zich tot de rechtbank gewend. De minderjarige [voornaam minderjarige] heeft in zijn brief van [datum brief] 2020 vermeld dat hij niet meer om het weekend naar zijn vader wil en dat hij eigenlijk helemaal geen contact meer wil met zijn vader. Het liefst wil [voornaam minderjarige] alleen nog bij zijn moeder wonen.

1.2.

Op 28 februari 2020 heeft [voornaam minderjarige] in een gesprek met de kinderrechter en de griffier van deze rechtbank zijn brief nader toegelicht. [voornaam minderjarige] heeft dit in het gesprek zijn uitdrukkelijke wens herhaald en verder toegelicht. Ook heeft hij toen gezegd dat hij graag met zijn moeder mee wil verhuizen naar [plaats] .

1.3.

Naar aanleiding van dit gesprek zijn de ouders van [voornaam minderjarige] gevraagd zich uit te laten over het verzoek van [voornaam minderjarige] . De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • de brief van 25 maart 2020 van de zijde van de moeder. De moeder heeft geschreven dat van een verhuizing naar [plaats] om diverse redenen geen sprake meer is. De moeder kan zich vinden in het verzoek van [voornaam minderjarige] omtrent de zorgregeling. Zij heeft ook ernstige zorgen geuit over de omgang tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader. De zorgregeling is nu maandag en dinsdag uit school tot 18.30 en om het weekend. Zij stelt tot slot dat de vader niet met haar over de zorgregeling wil praten.

  • de brief van 27 maart 2020 van mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal namens de vader. Zij heeft geschreven dat de vader op 24 maart jl. op de hoogte is gesteld door de moeder dat haar relatie is geëindigd en dat de geplande verhuizing naar [plaats] van de baan is. Tevens heeft zij bericht dat over de zorgregeling nog geen inhoudelijk overleg heeft plaatsgevonden tussen de ouders. Gezien de gewijzigde situatie wil de vader op dit moment geen standpunt innemen met betrekking tot de eventuele wijziging van de zorgregeling. Indien de moeder of [voornaam minderjarige] zelf middels een bijzondere curator wijziging van de zorgregeling zal/zullen verzoeken, zal mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal de vader in die procedure bijstaan.

1.4.

In de zaak heeft (nog) geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2De beoordeling

Eigen rechtsingang van [voornaam minderjarige]

2.1.

De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:377g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan [voornaam minderjarige] zich over de omgang met zijn vader rechtstreeks tot de rechtbank wenden. Hij heeft dus een eigen rechtsingang en hij behoeft daarvoor niet te worden bijgestaan door een bijzondere curator. De rechtbank behoeft ook niet tot benoeming van een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW over te gaan. [voornaam minderjarige] heeft hier niet om gevraagd en de rechtbank ziet daarvoor ook ambtshalve nog geen reden.

2.2.

De rechtbank begrijpt dat de voorgenomen verhuizing naar [plaats] van de baan is. Zij vat [voornaam minderjarige] brief wel op als een verzoek om de bestaande zorgregeling met zijn vader te beëindigen en de rechtbank zal hierop dus (moeten) beslissen. Naar de rechtbank begrijpt ging [voornaam minderjarige] tot voor kort maandag en dinsdag uit school tot 18.30 en om het weekend naar zijn vader. De rechtbank houdt daarbij rekening met het bepaalde in artikel 1:253a, tweede lid onder a BW en artikel 1:377a derde lid onder a tot en met d BW.

2.3.

Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, onder a, juncto artikel 1:377a, derde lid, onder a tot en met d, van het BW kan een ouder, zoals de vader, het tijdelijk verbod worden opgelegd om met het kind contact te hebben. De rechter ontzegt het recht op contact slechts, indien:

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of

d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

2.4.

De wens van [voornaam minderjarige] is de rechtbank duidelijk, evenals het (eensluidende) standpunt van de moeder. [voornaam minderjarige] en zijn moeder hebben zorgen over de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader naar voren gebracht. Het komt er in hoofdzaak op neer dat [voornaam minderjarige] zich bij zijn vader niet veilig voelt, hij zich niet serieus genomen voelt en niet gehoord en hij bovendien een gebrek aan privacy heeft bij zijn vader. Hij heeft daar geen eigen kamer waar hij zijn huiswerk kan maken en ook geen eigen bed.

2.5.

Het standpunt van de vader is de rechtbank nog niet bekend.

Voortzetting procedure

2.6.

De procedure is begonnen met de brief van [voornaam minderjarige] , als informele rechtsingang. De procedure moet nu verder worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure, dus met inachtneming van (onder meer) de toepasselijke regels in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Procesreglement familie- en jeugdrecht rechtbanken, Gezag en Omgang, van januari 2020 (hierna: het Procesreglement). En op dit moment gelden ook de Algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak van 7 april 2020 en de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona d.d. 3 april 2020 (hierna: de Tijdelijke regeling).

Voor de ouders

2.7.

Dit betekent dat beide ouders van [voornaam minderjarige] de gelegenheid krijgen om binnen twee weken na heden een verweerschrift in te dienen, als zij het met het verzoek van [voornaam minderjarige] niet eens zijn. Dit verweerschrift moet worden ingediend met de hulp van een advocaat en voor de indiening van een verweerschrift is griffierecht verschuldigd. In het geval het griffierecht niet tijdig wordt voldaan zal het verweerschrift niet in de beoordeling worden betrokken (zie artikel 3 lid 4 Wgbz en art. 3.5 van het Procesreglement).

2.8.

Als de ouders het met het verzoek van [voornaam minderjarige] wel eens zijn, of zij zich daartegen niet willen verzetten, kunnen zij desgewenst binnen twee weken na heden een referteverklaring inzenden zoals bedoeld in art. 3.4 van het Procesreglement. Ook voor de indiening van een referteverklaring is de hulp van een advocaat verplicht, maar daarvoor is geen griffierecht verschuldigd.

2.9.

De rechtbank verzoekt de ouders volledigheidshalve in beide gevallen (dus zowel als zij een referteverklaring indienen als wanneer zij een verweerschrift indienen) steeds te vermelden op grond van welke regeling, beschikking of afspraak de omgang tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader (naar de rechtbank begrijpt: tot voor kort) plaatsvond en wanneer precies.

Schriftelijk afdoen of niet?

2.10.

Op grond van artikel 4.1 van de Tijdelijke regeling en om vertraging in deze kwestie te voorkomen, verzoekt de rechtbank de ouders of zij ermee akkoord kunnen gaan dat de zaak hierna verder schriftelijk zal worden afgedaan. Behoudens urgente zaken worden op dit moment, in verband met de Coronacrisis, immers geen reguliere zittingen gehouden. Deze zaak valt niet onder de urgente zaken, nu [voornaam minderjarige] op eigen verzoek al is gehoord door de kinderrechter en hij, zo begrijpt de rechtbank, momenteel niet naar zijn vader toegaat. Echter is het ook niet wenselijk, voor alle betrokkenen en [voornaam minderjarige] in het bijzonder, dat de zaak langer blijft liggen dan nodig is. In het geval de ouders een referteverklaring indienen doen zij ook afstand van het recht op mondelinge behandeling. In het geval de ouders een verweerschrift indienen verzoekt de rechtbank hen zich hierover in hun verweerschrift expliciet uit te laten.

Schriftelijk afdoen

2.11.

In het geval de ouders kiezen voor een schriftelijke afdoening krijgen zij, in het geval zij beiden of één van hen een verweerschrift heeft ingediend, nog de gelegenheid om binnen vier weken na heden kort schriftelijk op dat verweerschrift te reageren. Daarna zal dan in beginsel binnen zes weken na heden een beschikking volgen.

2.12.

In het geval geen verweerschrift is ingediend doch slechts referteverklaringen zijn ingekomen kan binnen twee weken na binnenkomst daarvan in beginsel beschikking worden gewezen.

Videozitting?

2.13.

In het geval beide ouders wensen of één van hen wenst dat de zaak mondeling wordt behandeld, zal de rechtbank, binnen uiterlijk drie weken nadat daarom is verzocht, een videozitting via Skype organiseren, zoals bedoeld in art. 5 van de Tijdelijke Regeling.

2.14.

De rechtbank verzoekt de ouders dan binnen een week na de indiening van de referteverklaring of het verweerschrift hun e-mailadres en telefoonnummer en het e-mailadres en telefoonnummer van hun eventuele advocaat aan de rechtbank door te geven. Enkele dagen voor de zitting zult u instructies ontvangen hoe u kunt inloggen. U dient in het bezit te zijn van een PC of latop/iPad met camera, microfoon en internetverbinding (Google Chrome, Firefox of Safari).

2.15.

Deze mondeling behandeling via videoverbinding is besloten. Dat betekent dat u geen opnames mag maken en dat andere personen dan u en uw – eventuele – advocaat niet bij de mondelinge behandeling via videoverbinding aanwezig mogen zijn. Zij moeten de ruimte verlaten. Overtreding daarvan levert een strafbaar feit op (art. 272 Sr, gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie).

2.16.

Als de ouders geen verweerschrift of referteverklaring willen indienen maar wel mondeling verweer willen voeren op een videozitting is daarvoor bijstand door een advocaat niet verplicht. Ook zijn zij in dat geval geen griffierecht verschuldigd. Zij kunnen dan echter geen eigen verzoeken indienen, zoals dat in een verweerschrift wel mogelijk is. Zij kunnen dit dan ook binnen twee weken na heden schriftelijk aan de rechtbank laten weten.

2.17.

Gelet op hetgeen hierboven is vermeld over het verzoek van [voornaam minderjarige] en het standpunt daarover van de moeder gaat de rechtbank ervan uit dat de vader, in afwachting van een beslissing van de rechtbank, voorlopig geen nakoming van de zorgregeling zal verlangen.

Ouders moeten met elkaar overleggen

2.18.

De rechtbank hecht eraan op te merken dat de ouders, eventueel met behulp van hun advocaat, ook in verband met het bepaalde in artikel 1:253a lid 5 BW, in elk geval en ook op korte termijn met elkaar in overleg moeten treden hoe met de wens van [voornaam minderjarige] om te gaan. De ouders moeten zich verder in hun, binnen twee weken na heden in te dienen, referteverklaring of hun verweerschrift expliciet over het resultaat van dit overleg uitlaten.

Overeenstemming?

2.19.

In het geval de ouders na dit overleg overeenstemming bereiken, kunnen zij dat ook schriftelijk aan de rechtbank laten weten en dan dienen zij tevens te vermelden hoe de overeenstemming luidt, het liefst ook binnen twee weken na heden (uiterlijk op 11 mei 2020). Zij kunnen dat via een door hen beiden ondertekend schrijven voorzien van een kopie van hun geldige identiteitsbewijs aan de rechtbank laten weten of via hun advocaat door middel van een F9-formulier. Ook daarvoor is geen griffierecht verschuldigd. De zaak zal dan vervolgens in beginsel binnen twee weken op de stukken worden afgedaan, tenzij de rechtbank zich nog onvoldoende voorgelicht acht.

Voor [voornaam minderjarige]

2.20.

[voornaam minderjarige] , zoals je ziet heeft de kinderrechter jouw zorgen en jouw wens serieus genomen en is er nu een echte procedure. Jouw standpunt heeft de kinderrechter hiervoor, bij 1.1, 1.2, 2.2 en 2.4, kort opgeschreven, zodat dit ook voor je ouders duidelijk is. Dat had de kinderrechter met jou zo afgesproken in het kindgesprek.

2.21.

Als je wilt mag je nog een keer laten weten wat je graag wilt. De griffier zal hiervoor een aparte brief aan je sturen. Je mag dan uiterlijk op 11 mei 2020 reageren. Als je niet van mening veranderd bent hoef je dat natuurlijk niet te doen, maar het mag wel. Jij hoeft hiervoor niets te betalen.

2.22.

De kinderrechter moet nu de reactie van jouw ouders afwachten. Zij moeten met elkaar overleggen en kunnen daarna hun standpunt aan de kinderrechter laten weten. De kinderrechter moet in dit geval vooral nog vernemen of je vader zich in jouw wens kan vinden of dat hij andere ideeën heeft. Aan het einde van de procedure zal de rechtbank een beslissing nemen. Deze beslissing zal de rechtbank naar jou en je ouders opsturen.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

bepaalt dat deze procedure wordt voortgezet met inachtneming van de regels van de verzoekschriftprocedure en de andere hiervoor vermelde regels;

3.2.

bepaalt dat de ouders met elkaar in overleg moeten treden zoals hiervoor in 2.18 vermeld;

3.3.

bepaalt dat, als de ouders na dit overleg overeenstemming bereiken, zij dit schriftelijk aan de rechtbank kunnen laten weten, op de wijze zoals hiervoor in 2.19 vermeld, en daarbij tevens dienen te vermelden hoe de overeenstemming luidt, liefst binnen twee weken na heden (uiterlijk op 11 mei 2020); zij dienen hierbij tevens het rekestnummer en het zaaknummer te vermelden;

3.4.

stelt de ouders in de gelegenheid een referteverklaring of een verweerschrift in te dienen tot uiterlijk op 11 mei 2020;

verzoekt de ouders zich in een eventueel verweerschrift er expliciet over uit te laten of de zaak schriftelijk kan worden afgedaan;

3.5.

als de ouders geen verweerschrift of referteverklaring willen indienen maar wel mondeling verweer willen voeren op een videozitting, verzoekt de rechtbank hen dit ook uiterlijk op 11 mei 2020 schriftelijk aan de rechtbank te laten weten, onder vermelding van het rekestnummer en het zaaknummer;

3.6.

bepaalt dat, in het geval de zaak op de stukken wordt afgedaan en één of meer verweerschriften zijn ingediend, de ouders uiterlijk op 25 mei 2020 kort schriftelijk op elkaars verweerschrift mogen reageren; daarna zal in beginsel binnen twee weken een beschikking worden gewezen;

3.7.

bepaalt dat, in het geval een mondelinge behandeling noodzakelijk blijkt, de ouders in hun verweerschrift dan wel in een schriftelijke mededeling aan de rechtbank tevens hun e-mailadres en hun mobiele telefoonnummers, alsmede die gegevens van hun eventuele advocaten moeten vermelden, opdat de rechtbank een videozitting kan organiseren;

3.8.

bepaalt dat de griffier [voornaam minderjarige] opnieuw een brief zal sturen om hem, als hij dat wenst, in de gelegenheid te stellen binnen twee weken na heden (uiterlijk op

11 mei 2020) nogmaals zijn mening kenbaar te maken;

3.9.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, kinderrechter, bijgestaan door

mr. M. Meijer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2020.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733