Rechtbank Limburg 29-01-2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:1020

Datum publicatie03-04-2020
Zaaknummer5681981 BR VERZ 17-25
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Vereffening nalatenschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Exorbitant hoge nota van (niet tot vereffenaar benoemde) notaris, die hij ook nog eens ten laste van activa van eenvoudige nalatenschap heeft gebracht. Kosten notaris, voor zover deze betrekking hebben op het door vereffenaar gevraagde advies ter zake vereffening, behoren tot vereffeningskosten, maar kosten werkzaamheden notaris als gemachtigde erfgenamen (of vereffenaar) niet omdat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Geld moet terug.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht / Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer 5681981 BR VERZ 17-25

Beschikking van 29 januari 2020

[verzoeker] ,

kantoor houdend te [vestigingsplaats] ,

verzoeker, handelend als gevolmachtigde van de erfgenaam van de nalatenschap van

[erflater] .

1Verloop van de procedure

1.1.

Op 27 januari 2017 is door tussenkomst van [naam medewerker 1] ( [naam notariskantoor] ) een brief met een bijlage (de boedelbeschrijving) ter griffie van deze rechtbank ontvangen.

1.2.

Naar aanleiding van het telefonisch onderhoud met de griffier van deze rechtbank heeft [naam medewerker 2] ( [naam notariskantoor] ) bij e-mail met bijlage (de verklaring van erfrecht) van 27 maart 2017 inhoudelijk gereageerd.

1.3.

Naar aanleiding van de brieven van de griffier van deze rechtbank van 13 juli,

1 augustus en 8 september 2017 heeft [naam medewerker 2] voornoemd bij brief met bijlage (een taxatierapport) van 17 juli en bij brieven van 28 augustus en 5 oktober 2017 met bijlagen (facturen) inhoudelijk gereageerd.

1.4.

Naar aanleiding van de brieven van de griffier van deze rechtbank van 25 oktober en 28 november 2017 heeft verzoeker bij brief van 16 januari 2018 inhoudelijk gereageerd en daarbij een verzoek ingediend.

1.5.

Op 18 maart 2018 heeft een informeel onderhoud tussen onder meer de toezichthoudende kantonrechters erfrechtzaken bij deze rechtbank en verzoeker plaatsgevonden.

1.6.

Bij email van 6 augustus en bij brief van 1 oktober 2018 heeft de griffier van deze rechtbank aan verzoeker nadere informatie verzocht. Bij e-mail van 18 december 2018 heeft

[naam medewerker 3] ( [naam notariskantoor] ) de kantonrechter bericht.

1.7.

Op 25 januari 2019 is een brief met bijlagen (een actuele boedelbeschrijving en specificaties van de vereffeningskosten) van [naam medewerker 4] ( [naam notariskantoor] ) ter griffie van deze rechtbank ontvangen.

1.8.

Bij e-mails van 10 oktober en 22 november 2019 heeft [naam medewerker 4] voornoemd om een inhoudelijke reactie op zijn brief met bijlagen van 25 januari 2019 verzocht waarop bij

e-mails van 13 en 16 januari 2020 door de griffier van deze rechtbank is geantwoord.

1.9.

Naar aanleiding van de e-mails van de griffier van deze rechtbank van

13, 17 en 20 januari 2020 heeft [naam medewerker 4] voornoemd bij e-mails bescheiden aangeleverd.

1.10.

Vervolgens is beschikking bepaald en wordt vandaag uitspraak gedaan.

2De feiten

2.1.

Op [overlijdensdatum] is te [overlijdensplaats] [erflater] (verder: de erflater), laatstelijk wonend te [woonplaats] , overleden.

2.2.

De erflater heeft bij uiterste wil over zijn nalatenschap beschikt en [naam erfgenaam] (verder: [naam erfgenaam] ) tot zijn enige erfgenaam aangewezen en tot executeur van zijn nalatenschap benoemd. [naam erfgenaam] heeft die executeursbenoeming niet aanvaard.

2.3.

Bij akte van 29 juni 2016 heeft [naam erfgenaam] de nalatenschap van de erflater beneficiair aanvaard.

2.4.

Op 5 juli 2016 is een verklaring van erfrecht opgesteld waarbij door [naam erfgenaam] aan notaris [naam notaris] , aan kandidaat-notarissen [verzoeker] en [naam kandidaat-notaris] en aan juriste [naam juriste] , allen werkzaam bij [naam notariskantoor] , een uitgebreide boedelvolmacht is verleend om, voor zover zij daartoe bevoegd zijn, gedurende de wettelijke vereffening namens [naam erfgenaam] alle daden van beheer en beschikking te verrichten.

2.5.

Uit de aangeleverde boedelbeschrijving van 26 januari 2017 volgt dat de activa van de nalatenschap € 196.880,54 en de passiva € 201.777,32 bedragen. De activa bestaan uit een onroerende zaak, de creditsaldi van drie bankrekeningen, de netto-opbrengst van drie effectenrekeningen, de roerende zaken (de inboedel), de verkoopopbrengst van een auto en contanten. De passiva bestaan uit hypothecaire en huishoudelijke schulden (acht crediteuren), uitvaartkosten (vijf crediteuren) en vier, na de beneficiaire aanvaarding door [naam erfgenaam] gedateerde, facturen van [naam notariskantoor] .

2.6.

De tot de nalatenschap behorende onroerende zaak is inclusief de inboedel verkocht en de hypotheekhoudster heeft de makelaarskosten voor haar rekening genomen. De uitvaartkosten zijn deels uit een verzekeringsuitkering en deels uit de activa betaald.

2.7.

Uit de op 25 januari 2019 aangeleverde boedelbeschrijving volgt dat de activa

€ 27.712,32 en de passiva € 45.040,92 bedragen. Uit de op 20 januari 2020 aangeleverde boedelbeschrijving volgt dat de activa € 27.687,62 en de passiva € 45.040,92 bedragen.

In beide boedelbeschrijvingen bestaan de activa uit een credit saldo van een bankrekening en de passiva uit de restschuld aan hypotheek, huishoudelijke schulden (vier crediteuren) en drie (nieuwe) facturen van [naam notariskantoor] .

2.8.

Verzoeker heeft zes facturen verrekend met de activa van de nalatenschap.

3Het verzoek

3.1.

Verzoeker vraagt om zijn facturen niet als concurrente vorderingen van de nalatenschap doch als vereffeningskosten vast te stellen.

4De beoordeling

4.1.

Ingevolge het bepaalde in art. 4:206 lid 3 BW heeft een door de rechter benoemde vereffenaar recht op het loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld. Conform de aanbevelingen van het LOVCK&T wordt voor de berekening van het loon van de vereffenaar aansluiting gezocht bij de regeling voor curatoren in een faillissement, de zogenoemde Recofa-richtlijnen. Vast staat dat verzoeker noch de overige in 2.4. genoemde personen door de rechtbank tot vereffenaar van de nalatenschap van de erflater zijn benoemd. Het was [naam erfgenaam] , erfgename en tevens vereffenaar, die verzoeker en de overige in 2.4. genoemde personen heeft gevolmachtigd om voor en namens haar de nalatenschap van de erflater te vereffenen.

4.1.1.

Uit de toelichting bij artt. 4:206 lid 3 en 4:209 lid 1 en 2 BW en de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter, zoals vastgesteld door het LOK op 10 november 2008, volgt dat de kosten van de notaris, voor zover deze betrekking hebben op het door de vereffenaar gevraagde advies ter zake de vereffening, tot de vereffeningskosten behoren maar geen bevoorrechte nalatenschapsschulden (boedelschulden) zijn. Gelet op de hoge declaraties aan loon die door de niet door de rechtbank benoemde vereffenaars als vereffeningskosten in rekening werden gebracht en met name door hen als nalatenschapsschulden werden bestempeld is in de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter (verder: de handleiding) zoals vastgesteld door het LOVCK+T op 12 december 2017 en eind december 2017 gepubliceerd op www.rechtspraak.nl een overzicht van hetgeen onder vereffeningskosten wordt begrepen opgenomen. Beantwoording van de vraag of de vereffeningskosten bevoorrechte boedelkosten zijn is in het midden gelaten gelet op de verdeeldheid in de literatuur en de rechtspraak en op het (vooralsnog) ontbreken van een oordeel van de Hoge Raad ter zake. De kosten van de notaris, voor zover deze betrekking hebben op het door de vereffenaar gevraagde advies ter zake de vereffening, behoren net als voor 21 december 2017 tot de vereffeningskosten doch de kosten van de werkzaamheden uitgevoerd door (een gemachtigde van) de erfgenamen/vereffenaars niet omdat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat.

4.2.

Aangezien de onderwerpelijke nalatenschap met 13 crediteuren en met een te gelde te maken onroerende zaak niet tot de meest ingewikkelde nalatenschappen behoort en

verzoeker forse declaraties van 2016 met de activa van de nalatenschap heeft verrekend en die in de boedelbeschrijving al als schuld heeft opgevoerd (hetgeen onjuist is omdat deze facturen op het moment van het overlijden van de erflater niet bestonden) heeft de kantonrechter, teneinde de belangen van de crediteuren van de nalatenschap te bewaken, bij brief van 28 november 2017 aan verzoeker bericht:

“ De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat uw facturen zien op werkzaamheden die u in opdracht van de vereffenaar hebt verricht. Het gaat dan dus niet om vereffenaarsloon of om vereffeningskosten die een schuld van de nalatenschap opleveren en die ex artikel 4:7 BW met voorrang kunnen worden voldaan uit de nalatenschap. U bent een concurrente schuldeiser. Graag stelt de kantonrechter u, al dan niet samen met de vereffenaar, in de gelegenheid om schriftelijk en gemotiveerd te reageren op dit voorlopig standpunt (a) en hij verwacht dat u hem daarnaast de actuele stand van de boedel zal geven (b).”

4.2.1.

Naar aanleiding van voormelde brief stelde verzoeker “Erfgenamen zijn vaak onvoldoende in staat om, zonder deskundige bijstand, een nalatenschap met een negatief saldo af te wikkelen

conform de complexe vereisten van de wettelijk vereffening” en zich tevens op het standpunt dat ook zijn na 1 januari 2018 verrichte werkzaamheden als vereffeningskosten dienen te worden beschouwd.

4.2.2.

Gelet op voormeld standpunt, op het feit dat verzoeker zes facturen aan

werkzaamheden met de activa van de nalatenschap heeft verrekend en verzoeker in zijn hoedanigheid van gemachtigde van [naam erfgenaam] alle vereffeningswerkzaamheden volledig bleef verrichten, heeft de kantonrechter verzoeker uitgenodigd voor een informeel onderhoud over (onder meer) de vereffeningskosten in de onderwerpelijke en in andere door verzoeker in behandeling zijnde nalatenschappen. Dat onderhoud heeft op 18 maart 2018 plaatsgevonden. In dat kader is aan verzoeker meegedeeld dat zijn stelling (zie r.o. 4.2.1.) onjuist is aangezien de ervaring leert dat sinds de inwerkingtreding van Boek 4 BW op

1 januari 2003 het overgrote deel van nalatenschappen die door particulieren beneficiair zijn aanvaard probleemloos door hen wordt vereffend. Dat was - en is nog steeds - het uitgangspunt van de wetgever. Het besluit van het LOVCK+T, dat de kosten van advies van een notaris onder de vereffeningskosten worden begrepen, is dus niet bedoeld voor de gebruikelijke vereffeningswerkzaamheden zoals het feitelijk aanschrijven van de schuldeisers, het opzeggen van abonnementen, het te gelde maken van effectenrekeningen en de verkoop van roerende en onroerende zaken.

4.2.3.

Verder is aan verzoeker meegedeeld dat de rechtbank Limburg, overeenkomstig de uitspraak (ECLI:NL:RBNNE:2018:1885) van de rechtbank Noord-Nederland van 18 mei 2019, tot 1 januari 2018 de kosten van de werkzaamheden uitgevoerd door (een gemachtigde van) de erfgenamen/vereffenaars als vereffeningskosten aanmerkt als deze naar het oordeel van de kantonrechter in een redelijke verhouding staan tot de voor de vereffening van de betreffende nalatenschap vereiste werkzaamheden en dat voor de werkzaamheden die na 1 januari 2018 zijn verricht, de handleiding van 12 december 2017 zou worden gevolgd.

4.2.4.

Gelet op de landelijke discussie over de vraag of loon in het kader van een overeenkomst van opdracht tot de (preferente) vereffeningskosten behoort, op de tussentijds door diverse rechtelijke instanties ter zake gedane uitspraken en op het standpunt van de kantonrechter in de onderwerpelijke nalatenschap, is aan verzoeker meegedeeld dat hij in ieder geval vanaf 1 januari 2018 er mee rekening diende te houden dat niet alle werkzaamheden meer als loon c.q. vereffeningskosten zouden worden aangemerkt nu deze kosten uit hoofde van een overeenkomst van opdracht zijn gemaakt en niet over de nalatenschap en daarmee ten nadele van de schuldeisers van de nalatenschap mogen worden omgeslagen. Door de schriftelijke en mondelinge mededelingen van de kantonrechter, de publicatie van de handleiding 2017 en de discussies ter zake de vereffeningskosten in vakbladen, waaronder Notamail, kende verzoeker het landelijke standpunt en dat van de kantonrechter in ieder geval per 1 januari 2018.

4.3.

Op 8 oktober 2018 heeft het LOVCK&T de nieuwe handleiding, die voortbouwde op die van 2017, vastgesteld. Ook deze handleiding is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Opmerking verdient dat de handleiding van 2018 ten opzichte van die van 2017 geen wijzingen ten aanzien van de kosten van de werkzaamheden uitgevoerd door (een gemachtigde van) de erfgenamen/vereffenaars ter zake de vereffeningskosten bevat. Aangezien de beslissing op het verzoek van 16 januari 2018 in afwachting van de op handen zijnde vaststelling van de handleiding op 8 oktober 2018 is aangehouden en verzoeker wederom om een beslissing op zijn verzoek heeft verzocht, is verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn facturen overeenkomstig de Recofa-richtlijnen in te richten en om de ervaringsfactoren van verzoeker en diens kantoorgenoten aan te leveren.

4.3.1.

Uit de specificaties van de facturen (die overigens niet overeenkomstig het bepaalde in art 6.1 van de Recofa-richtlijnen zijn ingericht en bovendien onjuiste ervarings- factoren bevatten) is gebleken dat er in het kader van de vereffening van de onderwerpelijke nalatenschap, naast het verstrekken van advies, ook andere werkzaamheden door verzoeker c.q. diens kantoorgenoten zijn verricht. Met inachtneming van het in r.o. 4.2.3. overwogene doet zich de vraag voor of alle door verzoeker c.q. diens kantoorgenoten gedeclareerde werkzaamheden zich voor vaststelling en vergoeding lenen.

4.4.

Uitgaande van de facturen heeft verzoeker, exclusief de door hem begrote afwikkelingswerkzaamheden, in totaal 107,73 uur aan werkzaamheden verricht aan in totaal € 25.937,11, inclusief btw, voor deze betrekkelijk eenvoudige nalatenschap. Dat is exorbitant hoog. Gelet op de expertise van verzoeker en diens kantoorgenoten staat het aantal gedeclareerde uren op geen enkele wijze in een redelijke verhouding tot de voor de vereffening van de onderhavige nalatenschap verrichte, vereiste werkzaamheden: het aanschrijven van 13 crediteuren en het verkopen van roerende zaken en de onroerende zaak. De kantonrechter sluit hier aan bij r.o. 10 in de beschikking van het Gerechtshof (Den Haag van 14 maart 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:767) Het feit dat verzoeker c.q. diens medewerkers in het kader van een overeenkomst van opdracht handel(d)en doet aan het voorgaande niet af.

4.4.1.

Met inachtneming van de tweede en derde alinea in r.o. 4.3. in de beschikking van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2019:4735) die de kantonrechter tot de zijne maakt “In artikel 6.4 van de Recofa-richtlijnen is onder meer bepaald dat het uurtarief van de curator en de aan zijn kantoor verbonden advocaten het product is van het basisuurtarief in het jaar van de tijdbesteding (in dit geval € 212,- per uur exclusief BTW), de ervaringsfactor van de curator of van de kantoorgenoot van de curator, en de boedelfactor. Voorts is in dat artikel bepaald dat de hoogte van het uurtarief voor de medewerkers die geen advocaat zijn afhankelijk is van hun relevante ervaring in combinatie met de opleiding van de desbetreffende medewerker, waarbij factor 0,4 wordt toegepast indien de medewerker tot en met vijf jaar ervaring heeft; factor 0,5 indien de medewerker meer dan vijf jaar maar minder dan tien jaar ervaring heeft; en factor 0,6 indien de medewerker meer dan tien jaar ervaring heeft” en het bepaalde in art. 6.4 onder g van de Recofa-richtlijnen, dat de curator de werkzaamheden in het faillissement, indachtig de moeilijkheidsgraad daarvan, zodanig over hemzelf, zijn kantoorgenoten en de faillissementsmedewerkers verdeelt dat deze werkzaamheden tegen het laagst mogelijke uurtarief worden verricht oordeelt de kantonrechter als volgt.

4.4.2.

Overeenkomstig art. 6.4. sub d van de Recofa-richtlijnen wordt de ervaringsfactor voor de medewerkers gerelateerd aan het basisuurtarief zoals bedoeld in art. 6.5 van voormelde richtlijnen. Verzoeker heeft deze factor berekend en gerelateerd aan het op de notaris van toepassing zijnde uurtarief als bepaald in art. 6.4 sub a en b. van de richtlijnen aan, in dit geval, factor 1,3. Gelet op de geringe omvang van de nalatenschap en de aard van de werkzaamheden ziet de kantonrechter geen enkele reden om een afwijkende ervaringsfactor te hanteren en heeft hij, met inachtneming van het vorenoverwogene, de door verzoeker gehanteerde ervaringsfactoren, daar waar nodig, gecorrigeerd.

4.4.3.

Dat betekent dat van een ervaringsfactor 0,4 voor [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , van een factor 0,6 voor [naam medewerker 1] en van een factor 0,8 (0,6 x 1,2 aan boedelfactor) voor verzoeker, [naam medewerker 4] , [naam juriste] en [naam medewerker 2] zal worden uitgegaan. Wederom gezien de beperkte omvang van de nalatenschap en de aard van de verrichte werkzaamheden acht de kantonrechter geen tijdsbesteding 107,73 uur doch van maximaal 40 uur (10 uur x factor 0,6 x € 203,00, 12,67 uur x factor 0,8 x € 203,00 en 17,33 uur x factor 0,8 x € 212,00) aan vereffeningswerkzaamheden redelijk. Gelet hierop zullen de vereffeningskosten worden vastgesteld op € 7.519,88 inclusief btw (zijnde € 6.214,78 exclusief btw).

4.5.

Verzoeker voert aan dat hij € 2.885,85 wil opvoeren als afwikkelingskosten en verzoekt een reactie van de kantonrechter ter zake. De wens c.q. het voornemen van verzoeker zal niet kunnen worden ingewilligd gelet op het bepaalde in art. 6.3. sub c van de Recofa-richtlijnen en in art. I2 sub 9 van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen. Het loon voor de afwikkeling van de nalatenschap zal daarom worden vastgesteld op € 1.059,96 inclusief btw (zijnde € 876,00 exclusief btw).

4.5.1.

Met inachtneming van het voorgaande zullen de vereffeningskosten worden vastgesteld op € 8.657,84 inclusief btw en bestaan deze uit:

- € 7.519,88 inclusief btw aan werkzaamheden als vermeld in de facturen 164784, 166355, 167826, 169375, 170935, V01170002790, V01170003416 en de conceptfactuur van 25 januari 2019,

- € 78,00 aan overige vereffeningskosten (zijnde € 17,50 van de factuurnr. 164784 en

€ 60,50 van de factuurnr. V01170002790) en

- € 1.059,96 aan afwikkelingskosten.

4.5.2.

Afgewezen zullen worden:

- 67,73 uur aan gedeclareerde werkzaamheden

- het griffierecht voor de akte beneficiaire aanvaarding van € 123,00 (factuurnr. 166355) aangezien dat niet tot de vereffeningskosten behoort

- de “Kosten verwerken administratie nalatenschap” (factuurnrs. 166355 en 170935) aangezien deze kosten geacht te zijn verdisconteerd in de kosten van het bijwerken van de administratie zoals vermeld in de urenspecificatie

- de dossierkosten ad € 60,50 inclusief btw (factuurnr. V01170003416) aangezien, zonder nadere toelichting die niet is gegeven, niet valt in te zien op grond waarvan er tweemaal dossierkosten - zowel bij factuur nr. V01170002790 als bij de onderhavige factuur - vergoed zouden moeten worden.

4.5.3.

In de boedelbeschrijving van 26 januari 2017 staan de facturen 164784, 166355, 167826 en 169375 vermeld en in de boedelbeschrijving van 24 januari 2019 komen deze facturen niet meer voor. Facturen 170935 en V01170002790 komen in de boedelbeschrijving van 26 januari 2017 noch in die van 24 januari 2019 voor. Gelet op het door verzoeker gestelde beroep op verrekening (dat hij desgevraagd overigens onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd) op de passage op de facturen “Welk laatstgemeld bedrag zal worden verrekend met de te mijnen kantore gehouden boedelgelden” en de mededeling bij brief van 25 januari 2019 “Enkel de in de boedelbeschrijving opgevoerde facturen… zijn nog niet van de boedelrekening afgeboekt” kan, zonder nadere toelichting die niet is gegeven, niet anders geconcludeerd worden dan dat facturen met nrs. 164784, 166355, 167826, 169375, 170935, V01170002790 met een totaalbedrag van € 17.588,71 inclusief btw door verzoeker c.q. [naam notariskantoor] van de boedelrekening onder noemer van verrekening zijn afgeboekt. Gelet op de vaststelling van de vereffeningskosten als vermeld in r.o. 4.5.2. heeft verzoeker dus € 8.930,87 inclusief btw teveel gedeclareerd en verrekend. In het kader van het bewaken van de belangen van de schuldeisers van deze nalatenschap geeft de kantonrechter verzoeker dan ook de aanwijzing als bedoeld in art. 4:210 BW om € 8.930,87 inclusief btw terug te storten op de boedelrekening.

4.5.4.

Dat de facturen V01170003416, de factuur van 25 januari 2019 en het begrote bedrag aan afwikkelingskosten in de boedelbeschrijvingen van 24 januari 2019 en van

20 januari 2020 voorkomen behoeft verder geen beoordeling aangezien de met deze facturen gepaard gaande bedragen, gelet op de mededeling in de brief van verzoeker van 25 januari 2019 en op de inhoud van voormelde boedelbeschrijvingen, nog niet van de boedelrekening zijn afgeboekt en bovendien in de berekening en vaststelling van het totaal aan vereffeningskosten in deze nalatenschap zijn verdisconteerd.

4.6.

Uitgaande van saldi in de boedelbeschrijving van 20 januari 2020 zouden de activa van € 27.687,62 vermeerderd met het terug te storten bedrag van € 8.930,87, in totaal

€ 36.618,49 en de passiva in totaal € 36.692,52 bedragen. De kantonrechter geeft verzoeker in dat kader voorts de aanwijzing om binnen een maand na heden over te gaan tot verdeling van € 36.618,49 onder de crediteuren van de nalatenschap als vermeld in de boedelbeschrijving van 20 januari 2020 onder 2.1. en 2.2. De verdeling dient overeenkomstig de rangregeling als onder meer is bepaald bij art. 4:7 BW, 3:277 e.v. BW en art. 21 van de Invorderingswet te geschieden en verzoeker dient de kantonrechter te berichten indien de verdeling heeft plaatsgevonden en de boedelrekening is opgeheven.

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

stelt de vereffeningskosten vanaf 6 juni 2016 tot en met de afwikkeling van deze nalatenschap vast op € 8.657,84 inclusief btw,

5.2.

geeft verzoeker de aanwijzingen:

- om een bedrag van € 8.930,87 inclusief btw terug te storten op de boedelrekening

- om het na terugstorting batige saldo van in totaal € 36.618,49 overeenkomstig de rangregeling als bepaald in onder meer art. 4:7 BW, 3:277 e.v. BW en art. 21 van de Invorderingswet te verdelen onder de schuldeisers van de nalatenschap

- de kantonrechter te berichten indien de verdeling heeft plaatsgevonden en de boedelrekening is opgeheven,

5.3.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

YT



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733