Rechtbank Den Haag 15-01-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:223

Datum publicatie01-04-2020
ZaaknummerC/09/582450 / FA RK 19-7848
ProcedureBeschikking
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Rb volgt moeder niet in visie dat vader thans uitsluitend ‘weekendvader is’. Kind (4) is 7 nachten vd 14 bij hem en vader brengt en haalt haar van school. Wens moeder en partner om hun leven anders in te richten rechtens te respecteren, maar ondergeschikt aan zwaarwichtige belang vader en dochter op behoud huidige situatie waarin vader wezenlijke rol vervult. Mede gezien afstand en contacten met grootouders vz geen toestemming voor beoogde verhuizing van Den Haag naar Overijssel.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 19-7848

Zaaknummer: C/09/582450

Datum beschikking: 15 januari 2020

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 25 oktober 2019 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. B.S. van Haeften te ’s-Gravenhage.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. J.I. Dierkx te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

  • het verzoekschrift;

  • het verweerschrift;

  • twee F9-formulieren met bijlagen (productie 9 tot en met 11) van 10 december 2019 van de zijde van de moeder.

Op 11 december 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:

  • de moeder met haar advocaat;

  • de nieuwe partner van de moeder de heer [naam nwe partner X] , met toestemming van de vader;

  • de vader met mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam, waarnemend advocaat;

  • namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) de heer [medew. RvdK]

Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:

  • om toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, om met de hierna te noemen minderjarige naar de provincie Overijssel te verhuizen;

  • voorwaardelijk indien de rechtbank de vervangende toestemming om te verhuizen verleent, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) te wijzigen conform het in productie 8 bij het verzoekschrift overgelegde schema,

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen hebben een geregistreerd partnerschap gehad tot [datum] 2017.

  • Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:

 [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats]

  • [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.

  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.

  • Bij beschikking van 23 mei 2017 is het geregistreerd partnerschap tussen de ouders ontbonden en is de vaststellingsovereenkomst inclusief het ouderschapsplan aan de beschikking gehecht. Hierin is onder andere opgenomen dat indien de vader of de moeder buiten een straal van 20 kilometer van de echtelijke woning wil gaan wonen of een andere baan krijgt die invloed heeft op de zorgverdeling, de zorgverdeling opnieuw wordt bekeken. De ouders hebben afgesproken niet naar het buitenland te verhuizen.

  • Uit een eerdere relatie van de moeder zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:

  • [kind X 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats]

  • [kind X 2] geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing

De moeder wil samen met [minderjarige] , haar twee andere kinderen en haar partner naar Overijssel verhuizen. Zij heeft gesteld dat zij er recht en belang bij heeft om te verhuizen en een nieuw leven op te bouwen. Volgens de moeder is de noodzaak van de verhuizing gelegen in het creëren en waarborgen van een veilige woonomgeving voor haar en de kinderen. Op dit moment woont het gezin in een (te) kleine stadswoning in [woonplaats Y] , waar [kind X 1] en [kind X 2] één slaapkamer delen. De moeder wil dat de kinderen meer in contact met de natuur opgroeien en wil daarom samen met haar partner naar een woonboerderij verhuizen. Dit is voor hen in Zuid-Holland niet betaalbaar en in Overijssel wel. Daar heeft het gezin een sociaal netwerk bestaande uit vrienden en op termijn zijn de ouders van de moeder voornemens zich in Overijssel te vestigen. Voor haar partner heeft een verhuizing naar Overijssel als voordeel dat hij minder reistijd heeft. De moeder verwacht dat zij door samen te wonen en te verhuizen zij financieel in staat zal zijn om zich fulltime te richten op het moederschap, wat voor de kinderen rust met zich mee zal brengen. Haar zoon [kind X 2] wordt op school gepest en kan door de verhuizing een nieuwe start maken. De moeder stelt dat de verhuizing goed is doordacht. Zij heeft de verhuizing besproken met de vader en een nieuwe contactregeling voorgesteld. Ondanks de uitgebreidere zorgregeling die op dit moment geldt, zal de vader met de nieuwe zorgregeling meer ‘qualitytime’ met [minderjarige] hebben. Nu heeft de vader [minderjarige] doordeweeks alleen kort in de avonduren waarmee hij dus feitelijk al een weekendvader is. Doordeweeks kan [minderjarige] telefonisch contact met de vader hebben. [minderjarige] is nu vier jaar oud. Zij kan zich makkelijk aanpassen aan een nieuwe omgeving. Verder acht de moeder het van belang dat de klassen op de scholen in Overijssel kleiner zijn dan op de [woonplaats Y] scholen. De kinderen zullen in Overijssel meer aandacht krijgen op school.

De vader kan zich niet verenigen met de voorgenomen verhuizing. De zorgregeling is zorgvuldig tot stand gekomen en daaraan ligt ten grondslag dat beide ouders op evenredige wijze in goede harmonie betrokken kunnen blijven bij het sociale leven van [minderjarige] . Indien de vrouw met [minderjarige] verhuist naar Overijssel verliest de vader het doordeweekse contact met [minderjarige] en wordt hij een weekendvader. Een verhuizing is ook niet in het belang van [minderjarige] . De reisafstand tussen [woonplaats Y] en Overijssel is ten minste twee uur met de auto. Bij de door de moeder voorgestelde zorgregeling na de verhuizing zal er door de reistijd weinig tijd overblijven voor de vader om contact met [minderjarige] te hebben. De moeder gaat bovendien voorbij aan de impact van de lange reistijd voor [minderjarige] . De reistijd zal [minderjarige] uitputten. Verder zal [minderjarige] bij een verhuizing later nooit zelf op de fiets van de ene naar de andere ouder kunnen gaan, maar altijd gehaald en gebracht moeten worden. Daarnaast is er geen noodzaak voor de moeder om naar Overijssel te verhuizen en is de verhuizing onvoldoende doordacht en voorbereid. In het opgroeien van [minderjarige] op een woonboerderij in een groene omgeving in Overijssel noch in de wens van de moeder om in de natuur te wonen ligt een noodzaak te verhuizen. De moeder heeft op dit moment al een ruim huis waarin [minderjarige] haar eigen slaapkamer heeft. Deze woning staat bovendien dichtbij de school van [minderjarige] . Een verhuizing zou ook betekenen dat [minderjarige] haar grootouders vaderszijde minder zal zien. [minderjarige] is iedere week een middag bij hen. Volgens de vader stelt de moeder haar eigen belang en het belang van haar partner boven het belang van [minderjarige] .

Op de mondelinge behandeling heeft de raad naar voren gebracht dat de reisafstand tussen [woonplaats Y] en Overijssel erg groot is en belastend zal zijn voor [minderjarige] . Op basis van wat de ouders hebben verteld, lijkt het erop dat [minderjarige] in haar vader en moeder twee belangrijke hechtingsfiguren heeft. Het is voor haar dus erg belangrijk dat zij ook haar vader regelmatig blijft zien, aldus de raad.

De rechtbank stelt voorop dat artikel 1:253a lid 1 BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Nu ter terechtzitting is gebleken dat een vergelijk op de voet van het vijfde lid van genoemd artikel tussen partijen niet mogelijk is, zal de rechtbank een beslissing nemen die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Uit vaste jurisprudentie (onder meer HR 25 april 2008, LJN: BC5901) volgt dat de rechtbank bij haar beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dient te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.

In de onderhavige zaak gaat het dan enerzijds om het belang van de moeder om met [minderjarige] en de rest van haar gezin te verhuizen naar een omgeving van haar voorkeur en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en anderzijds het belang van de vader om betrokken te zijn bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , regelmatig contact te hebben met haar en haar in zijn directe omgeving te zien opgroeien.

De rechtbank stelt vast dat de ouders bij het uiteengaan in 2017 een nagenoeg gelijkwaardig ouderschap over [minderjarige] zijn overeengekomen. De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is nadien aangepast en op dit moment geldt de regeling waarbij [minderjarige] ene week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 17.00 uur bij de vader verblijft en de andere week van woensdag 18.00 uur tot maandagochtend naar school. De rechtbank volgt de moeder niet in haar visie dat de vader op dit moment uitsluitend een ‘weekendvader is’. [minderjarige] is zeven nachten in de veertien dagen bij haar vader en de vader brengt en haalt [minderjarige] van school. Op die manier is de vader betrokken bij het dagelijks leven van [minderjarige] en zorgt hij voor haar. Op de donderdagmiddag na, dan is [minderjarige] na school bij haar grootouders vaderzijde. Deze regeling verloopt goed en de ouders hebben goed onderling contact. Vast staat ook dat bij een verhuizing van [minderjarige] naar Overijssel de huidige zorgregeling niet langer kan worden uitgevoerd. Gelet op de grote reisafstand zal dan enkel nog sprake kunnen zijn van een weekendregeling. Daarmee wordt de ouderrol van de vader te fors aangetast. Immers, de verhuizing heeft tot gevolg dat de vader geen rol meer vervult in het doordeweekse leven van de [minderjarige] en dat de vader niet meer in direct contact staat met de school, (de ouders van) vriendjes en naschoolse activiteiten. De door de moeder voorgestelde nieuwe zorgregeling compenseert dit verlies niet. Hierdoor zullen de mogelijkheden van de vader om in de door hem gewenste mate betrokken te zijn bij het dagelijkse leven van [minderjarige] sterk worden beperkt. De vader haalt en brengt [minderjarige] nu regelmatig van en naar school en dat zou in de nieuwe situatie (praktisch) komen te vervallen. Daarbij komt dat bij een verhuizing de rol van de grootouders vaderszijde ook wordt aangetast, terwijl zij al enige tijd iedere donderdagmiddag op [minderjarige] passen. Met de raad is de rechtbank bovendien van oordeel dat het op structurele basis (drie vrijdagen en drie zondagen in de maand) afleggen van een reisafstand van twee uur (zonder files) zeer belastend is voor [minderjarige] en de tijd die zij bij de vader kan doorbrengen bekort. De vader voert terecht aan dat op vrijdagmiddag de kans op files groot is en dat te verwachten is dat hij dan pas tegen de avond met [minderjarige] in [woonplaats Y] zal zijn, terwijl hij haar op zondag op tijd in de middag zal moeten wegbrengen om omdat [minderjarige] de volgende dag weer naar school gaat.

De rechtbank weegt voorts mee dat wanneer [minderjarige] ouder wordt, de kans bestaat dat zij zich meer zal willen focussen op haar vrienden en buitenschoolse activiteiten en in die situatie niet meer drie weekenden in de maand in [woonplaats Y] wil doorbrengen. De mogelijkheden voor een wat flexibeler regeling waarbij regelmatig contact bestaat met de vader is lastig realiseren bij een zo grote reisafstand. Wanneer de ouders dichter bij elkaar wonen zou [minderjarige] op doordeweekse avonden en in het weekend even bij haar vader kunnen langsgaan waardoor er wekelijks contact blijft bestaan. Dit zal niet mogelijk zijn als [minderjarige] in Overijssel woont en haar vader in [woonplaats Y] . Een verhuizing naar Overijssel leidt er zodoende toe dat de rol van de vader in het leven van [minderjarige] fors wordt beperkt, dat hij geen deel meer uitmaakt van het dagelijkse leven van [minderjarige] en dat de kans aanwezig is dat de contacten tussen hen op de lange duur zullen verminderen. Dit alles is niet in het belang van de vader en van [minderjarige] .

Daar staat tegenover dat de moeder in beginsel de gelegenheid moet hebben om met haar gezin een nieuw leven op te bouwen in Overijssel. Uit de stukken en wat er op de zitting is verteld, blijkt dat de voorgenomen verhuizing van de moeder overwegend is ingegeven door de wens om voor een betaalbare prijs in een rustige, groene omgeving groter te kunnen wonen en daarbij de mogelijkheid te hebben om zich fulltime op het moederschap te richten. Deze belangen, hoe begrijpelijk ook, zijn ieder voor zich noch in onderlinge samenhang bezien een (dringende) noodzaak om te verhuizen. Ook in [woonplaats Y] en omgeving is het mogelijk een woning te vinden met een eigen slaapkamer voor alle gezinsleden, zodat aan de omstandigheid dat de broers van [minderjarige] één kamer delen geen groot belang wordt gehecht. Niet gesteld en/of gebleken is verder dat er voor de pestproblematiek waarmee [kind X 2] wordt geconfronteerd geen afdoende maatregelen voorhanden zijn op zijn huidige school of andere school in de omgeving van [woonplaats Y] . De wens van de moeder en haar partner om te verhuizen en hun leven anders in te richten is een rechtens te respecteren wens, maar is ondergeschikt aan het zwaarwichtige belang van de vader en van [minderjarige] op behoud van de huidige situatie waarin hij een wezenlijke rol vervult in het leven van [minderjarige] .

Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing van [minderjarige] naar Overijssel zal afwijzen.

Daarmee is de voorwaarde verbonden aan het voorwaardelijke verzoek niet vervuld zodat dit verzoek geen verdere bespreking behoeft.

Proceskosten

Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek van de moeder af;

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, H. Wien en L. Koper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Lagerwerf als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2020.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733