Rechtbank Rotterdam 16-01-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2593

Datum publicatie26-03-2020
ZaaknummerC/10/583530 / FA RK 19-8706
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind; Gezagsgeschil 1:253a BW; Hoofdverblijfplaats
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Moeder eet 4 á 5 keer per week pw met dochter bij (groot)ouders, die op 5 minuten afstand wonen. Dit maakt echter niet dat grootouders feitelijk zorgdragen voor (klein)dochter of dat deze geen HVP bij moeder heeft.
Daarnaast weegt belang dochter en man bij frequent contact met elkaar en man's familie onvoldoende op tegen belang uitkeringsgerechtigde moeder bij verhuizing met meisje naar Antwerpen, waar moeder in zaak nw partner kan werken met wie ze al 2 jaar omgaat. Vervangende toestemming om met kind te verhuizen.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummer / rekestnummer: C/10/583530 / FA RK 19-8706

Beschikking van 16 januari 2020 betreffende vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW

in de zaak van:

[naam vrouw] , de vrouw,

wonende te [woonplaats vrouw] , [adres vrouw] ,

advocaat mr. I.K. Oosterveen te Rotterdam,

t e g e n

[naam man] , de man,

wonende te [woonplaats man] , [adres man] ,

advocaat mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 09 oktober 2019;

  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 2 december 2019;

het verweerschrift met bijlagen van de vrouw op het zelfstandig verzoek van de man.

1.2.

De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 5 december 2019.

Bij die gelegenheid zijn verschenen:

- de vrouw met haar advocaat;

- de man met zijn advocaat;

- en [naam] namens de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad).

2De vaststaande feiten

2.1.

De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad waaruit is geboren de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] .

2.2.

De man heeft de minderjarige erkend.

2.3.

Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.

2.4.

De minderjarige heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

3De beoordeling

3.1.

De verzoeken

3.1.1.

De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Antwerpen in België te verhuizen en om de minderjarige in Antwerpen in te schrijven op de [naam school] .

3.1.2.

De man voert hiertegen gemotiveerd verweer en verzoekt de vrouw te verbieden om met de minderjarige naar België te verhuizen.

Verder verzoekt de man primair bij wijze van zelfstandig verzoek – naar de rechtbank begrijpt – voorwaardelijk de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen en bij hem te bepalen indien de vrouw naar Antwerpen verhuist, dan wel subsidiair, wanneer de vrouw toestemming krijgt met de minderjarige naar Antwerpen te verhuizen, een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen waarbij de minderjarige elk weekend bij hem is van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur alsmede gedurende drie weken in de zomervakantie en op alle Islamitische feestdagen.

3.1.3.

De vrouw voert gemotiveerd verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man en verzoekt te bepalen dat de zorgregeling als volgt zal zijn: de minderjarige verblijft een weekend per veertien dagen bij de man van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vrouw de minderjarige zal brengen en weer ophalen bij haar ouders en tijdens de helft van de zomervakantie en de helft van de Islamitische feestdagen, en waarbij op termijn bij goed verloop een in het verzoek nader aangeduide uitbreiding mogelijk is.

3.2.

Verhuizing, inschrijving school en hoofdverblijfplaats

3.2.1.

Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen.

3.2.2.

Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid moet krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen. Daar tegenover staan andere belangen waarbij te denken valt aan (niet uitputtend opgesomd):

  • de noodzaak om te verhuizen;

  • een goede voorbereiding van de verhuizing;

  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;

  • de extra kosten van contact na de verhuizing;

  • de bestendigheid van de nieuwe relatie van de verhuizende ouder;

  • de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg.

3.2.3.

De rechtbank is allereerst van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige ook feitelijk bij de vrouw is en dat de vrouw zelf zorgdraagt voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige.

De stelling van de man dat de ouders van de vrouw zouden zorgen voor de minderjarige, weerlegt de vrouw afdoende met de stelling dat haar ouders op vijf minuten afstand van haar wonen en dat zij met de minderjarige vier à vijf keer in de week bij haar ouders eet vanwege de gezelligheid. Deze omstandigheden zijn onvoldoende om daaruit te concluderen dat de ouders van de vrouw feitelijk zorgdragen voor de minderjarige.

3.2.4.

Op grond van de jurisprudentie en met verwijzing naar het onder 3.2.2. genoemde uitgangspunt moet de vrouw de gelegenheid krijgen om met de minderjarige elders een nieuw gezinsleven en een nieuwe toekomst op te bouwen. Wel moet daarbij rekening worden gehouden met andere belangen die daar tegenover staan.

3.2.5.

De rechtbank overweegt als volgt. Tegenover het verzoek van de vrouw ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing voert de man aan dat de vrouw haar verhuizing naar België niet goed heeft doordacht en het belang van de minderjarige bij een ongestoord en frequent contact met de man en zijn familie niet dan wel onvoldoende heeft onderkend. De vrouw zet de man met een verhuizing met de minderjarige naar Antwerpen fysiek en juridisch op afstand van de minderjarige, aldus de man.

De rechtbank is van oordeel dat de vrouw de noodzaak om met de minderjarige naar Antwerpen te verhuizen voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Vaststaat dat de vrouw ruim twee jaar een nieuwe partner heeft. De vrouw en haar nieuwe partner zijn verloofd en hebben trouwplannen. De nieuwe partner van de vrouw woont in Antwerpen waar hij zijn eigen bedrijf heeft. De vrouw gaat in dat bedrijf werken en genereert daarmee haar eigen inkomen, waar zij in Nederland een uitkering heeft.

Ook is de rechtbank van oordeel dat de vrouw, mede gelet op het voorgaande, de verhuizing in voldoende mate heeft voorbereid. De vrouw kan met de minderjarige in Antwerpen bij haar nieuwe partner en zijn zoontje van vijf jaar wonen. De minderjarige is al diverse keren in België bij de nieuwe partner geweest, en kan het met hem en zijn zoontje goed vinden. Verder heeft de vrouw een netwerk in België. Op vijftien minuten rijden van waar de vrouw wil gaan wonen, woont haar zus met haar gezin, en in de buurt wonen ook nog een tante en een goede vriendin van de vrouw. Deze personen zijn voor de vrouw en de minderjarige bekend en vertrouwd. De vrouw heeft in Antwerpen een geschikte school voor de minderjarige gevonden waar de minderjarige al in januari 2020 zou kunnen starten. Dit is ook de school waar het zoontje van haar nieuwe partner naar toe gaat. Uit een brief van de huidige leerkracht van de minderjarige van 16 oktober 2019 blijkt dat het op school goed gaat met de minderjarige en dat zij voldoende stabiel en veerkrachtig is om de voorgenomen verandering ten gevolge van de verhuizing naar Antwerpen aan te kunnen.

Tot slot vindt de vrouw het voor de minderjarige van belang dat zij regelmatig contact heeft met de man, en heeft zij ter compensatie van de verhuizing ter zitting een weekendregeling aangeboden waarbij de man de minderjarige drie weekenden per maand bij zich heeft, maar dan niet altijd van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur, maar af en toe met een overnachting, waarbij de vrouw bereid is de minderjarige zelf te brengen en op te halen bij haar ouders.

3.2.6.

Met de raad is de rechtbank van oordeel dat de verhuisplannen van de vrouw het belang van de minderjarige niet in de weg staan. Evenals de raad is de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang van de minderjarige is om in de hoofdverblijfplaats die al langdurig bij de vrouw is, een wijziging aan te brengen zonder dat er aanwijzingen zijn dat de vrouw niet goed voor de minderjarige zou zorgen.

3.2.7.

Het voorgaande overziend, wegen het belang van de minderjarige en dat van de man op een ongestoord en frequent contact met elkaar en met zijn familie onvoldoende op tegen het belang van de vrouw bij een verhuizing met de minderjarige naar Antwerpen.

Alle belangen tegen elkaar afwegend, wordt het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar Antwerpen in België en de minderjarige op de [naam school] in Antwerpen in te schrijven, dan ook toegewezen. Omdat de vrouw vervangende toestemming tot verhuizing krijgt, zal het verzoek van de man tot een verbod van deze verhuizing worden afgewezen.

3.2.8.

Het voorwaardelijke verzoek van de man de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen behoeft, gelet op de aan de vrouw verleende toestemming om met de minderjarige te verhuizen, geen verdere bespreking en zal worden afgewezen.

3.3.

Zorgregeling

3.3.1.

Ten aanzien van de zorgregeling overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat zij ook in de gelegenheid is om een weekend met haar moeder, haar nieuwe partner en zijn zoontje door te brengen.

Het subsidiaire verzoek van de man om een zorgregeling te bepalen waarbij de minderjarige elk weekend bij de man verblijft, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in haar belang. Om de man te compenseren voor het contact dat hij bij een verhuizing van de minderjarige doordeweeks misloopt, zal de rechtbank als zorgregeling vaststellen dat de minderjarige driemaal per maand van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man mag verblijven. Het halen en brengen van de minderjarige wordt overeenkomstig het verzoek van de vrouw voor rekening van de vrouw bepaald.

3.3.2.

De vrouw voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek van de man om te bepalen dat de minderjarige gedurende alle Islamitische feestdagen bij de man zal verblijven, en verzoekt te bepalen dat de minderjarige de helft van die feestdagen bij de man zal verblijven. De rechtbank overweegt hierover als volgt.

De vrouw stelt onweersproken dat ook zij die feestdagen met de minderjarige en met haar familie viert. De rechtbank acht een gelijke verdeling van deze feestdagen over de ouders in het belang van de minderjarige, zodat zij deze feestdagen met zowel de man als de vrouw kan vieren. De rechtbank zal daarom het verzoek van vrouw toewijzen en dat van de man afwijzen.

3.3.3.

Tegen de door de man verzochte omgang gedurende drie weken in de zomervakantie voert de vrouw geen verweer. Zij heeft een gelijkluidend verzoek gedaan. Omdat niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet, wijst de rechtbank dit onderdeel van de verzoeken over en weer toe.

3.3.4.

Tot slot bepaalt de rechtbank dat de man in de gelegenheid is om doordeweeks eenmaal contact met de minderjarige te hebben via Skype of Facetime. Ter zitting geven beide ouders aan dit in het belang van de minderjarige te achten en hiermee te kunnen instemmen. De rechtbank laat het aan de ouders over om de dag en het tijdstip hiervan in onderling overleg nader te bepalen.

3.4.

Proceskosten

3.4.1.

Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

verleent vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met de minderjarige naar Antwerpen in België;

4.2.

verleent vervangende toestemming om de minderjarige in te schrijven op de [naam school] in Antwerpen, België;

4.3.

bepaalt dat de onder 4.1. en 4.2. verleende vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de man;

4.4.

stelt vast dat de minderjarige in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal zijn als volgt:

  • driemaal per maand van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur, door de ouders in onderling overleg nader te bepalen;

  • eenmaal per week op een doordeweekse dag via Skype of Facetime, door de ouders in onderling overleg nader te bepalen;

  • drie weken in de zomervakantie, door de ouders in onderling overleg nader te bepalen;

  • de helft van de Islamitische feestdagen, door de ouders in onderling overleg nader te bepalen;

waarbij de vrouw de minderjarige brengt en ophaalt bij haar ouders die in Schiedam wonen;

4.5.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

4.6.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

4.7.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.M. Coenraad en mr. P.R. de Geus, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S. Breeman, griffier, op 16 januari 2020.

Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.

Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733