Rechtbank Rotterdam 17-03-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2349

Datum publicatie19-03-2020
ZaaknummerC/10/591429 / JE RK 20-432
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilieprocesrecht; Corona en procesrecht;
Jeugdbescherming / Jeugdwet; UHP in netwerk
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 17 maart 2020 afzonderlijk van elkaar telefonisch gehoord:

- het kind

- de moeder,

- de pleegmoeder,

- een vertegenwoordigster van de GI

De kinderrechter oordeelt dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden vanwege de maatregelen door corona – voldoende is om tot een goed oordeel te komen en komt tot de beslissing de OTS en MUHP te verlengen, zonder verdere mondelinge behandeling.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

zaakgegevens: C/10/591429 / JE RK 20-432

datum uitspraak: 17 maart 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2002 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam pleegmoeder] , de pleegmoeder (tante van moederszijde), wonende te [woonplaats pleegmoeder] ,

[naam pleegvader] ,

de pleegvader (oom van moederszijde), wonende te [woonplaats pleegvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 14 februari 2020.

Op 17 maart 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.

Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.

De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 17 maart 2020 afzonderlijk van elkaar telefonisch gehoord:

- de minderjarige [naam kind] ,

- de moeder,

- de pleegmoeder,

- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft bij haar tante en oom van moederszijde.

Bij beschikking van 2 april 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 2 april 2020.

De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 april 2019 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 2 april 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot aan haar meerderjarigheid.


De standpunten
De GI heeft naar voren gebracht dat [naam kind] recent is gestart met therapie. De moeder heeft aangegeven dat zij graag het contact met [naam kind] wil herstellen, maar [naam kind] wil hier nog over nadenken. Er wordt ingezet op twee sporen. [naam kind] zou na haar achttiende verjaardag door middel van verlengde jeugdhulp kunnen doorstromen naar een kamertrainingscentrum (KTC), waarvoor zij is aangemeld, of zij kan in het huidige pleeggezin blijven wonen.

De moeder heeft medegedeeld dat zij moeite heeft met de situatie. Zij zou graag het contact met [naam kind] langzaam weer opbouwen, maar zij begrijpt dat dit tijd nodig heeft. De moeder heeft er vertrouwen in dat [naam kind] goed wordt verzorgd bij de oom en tante. Haar voorkeur gaat echter uit naar een plaatsing van [naam kind] in een KTC. De moeder heeft er moeite mee dat zij nauwelijks betrokken wordt bij zaken rondom [naam kind] , bijvoorbeeld ten aanzien van haar school.

De pleegmoeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI en aangegeven dat het goed gaat met [naam kind] , ook op school. Zij en de pleegvader kunnen zolang als nodig voor [naam kind] zorgen. Indien [naam kind] weer contact wil met haar moeder, dan staan zij achter haar.

De beoordeling
[naam kind] verblijft sinds juli 2018 bij haar tante en oom. Hier ervaart zij de rust die zij nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen en om zich op haar school te kunnen richten. Er is op dit moment sprake van een verstoord contact tussen [naam kind] en haar moeder. Recent is [naam kind] gestart met therapie bij Youz. Bekeken zal moeten worden of er bij [naam kind] in de toekomst ruimte ontstaat om toe te werken naar contactherstel met de moeder. Er zal in de komende maanden toegewerkt worden naar meer zelfstandigheid. In dat kader zal bekeken worden of [naam kind] in een KTC geplaatst zal worden, waarvoor zij reeds is aangemeld. Een jeugdbeschermer dient ook in de komende maanden betrokken te blijven om [naam kind] hierin te begeleiden en te ondersteunen. Voor nu acht de kinderrechter het in het belang van [naam kind] dat de plaatsing bij haar tante en oom wordt voortgezet.

Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen tot aan haar meerderjarigheid. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, en artikel 1:265c, tweede lid, van het BW) .

De beslissing
De kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot [geboortedatum kind] 2020;

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot [geboortedatum kind] 2020;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 maart 2020.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733