Rechtbank Rotterdam 20-02-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2270

Datum publicatie17-03-2020
ZaaknummerC/10/567155 / FA RK 19-842
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Verdeling; Peildatum ontbinding
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

De rechter heeft onvoldoende informatie om de verdeling te gelasten of vast te stellen. Het beginsel dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven, brengt niet mee dat de rechter onder alle omstandigheden gehouden is tot het gelasten of vaststellen van de wijze van verdeling. Aangezien partijen niet volledig aan hun stelplicht hebben voldaan en de rechtbank niet over de benodigde gegevens beschikt, zullen de over en weer gedane verzoeken van partijen worden afgewezen.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummers: C/10/567155 / FA RK 19-842, C/10/581116 / FA RK 19-7548 en

C/10/591406 / JE RK20-430

Beschikking van 20 februari 2020 betreffende de echtscheiding en ondertoezichtstelling

in de zaak met nummers C/10/567155 / FA RK 19-842 en C/10/581116 / FA RK 19-7548:

[naam man] , de man,

wonende te [woonplaats man] ,

advocaat mr. M.P. de Jong-de Kruijf te Hardinxveld-Giessendam,

t e g e n

[naam vrouw] , de vrouw,

wonende te [woonplaats vrouw] ,

advocaat mr. Y. Wong te Amsterdam.

in de zaak met nummer C/10/591406 / JE RK 20-430:

Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de raad,

gevestigd te Eindhoven,

betreffende:

[naam minderjarige] , geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedatum minderjarige] 2003,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt in deze zaak de man en de vrouw als belanghebbenden aan.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 30 januari 2019;

  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 30 april 2019;

  • de F9-formulieren van de man van 8 mei 2019 en van 4 juni 2019;

  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 25 juni 2019;

  • het F9-formulier met bijlagen van de man van 5 juli 2019;

  • het verdelen en verrekenen formulier van de man van 23 juli 2019;

  • het verdelen en verrekenen formulier van de vrouw van 27 augustus 2019;

  • de brief met bijlage van de vrouw van 10 oktober 2019;

  • de F9-formulieren met bijlagen van de vrouw van 10 januari 2020 en van

2 februari 2020;

- het F9-formulier met bijlagen van de man van 4 februari 2020.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 februari 2019. Daarbij zijn verschenen:

  • de man met zijn advocaat;

  • de vrouw met haar advocaat;

  • de raad, ter zitting vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

1.3.

[voornaam minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2. De beoordeling

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd te [plaats] op 18 februari 2000.

2.2.

Het jong-meerderjarige kind van partijen is [naam jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum jong-meerderjarige] 2002 te [geboorteplaats jong-meerderjarige] .

2.3.

[voornaam minderjarige] is het minderjarige kind van partijen.

2.4.

Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

2.5.

Scheiding

2.5.1.

Partijen verzoekt de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

2.5.2.

Op grond van artikel 815 lid 2 Rv, voor zover hier van belang, moet een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Omdat het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv) .

2.5.3.

Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815 lid 2 Rv overgelegd. Omdat partijen voldoende hebben gemotiveerd dat het voor hen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding.

2.5.4.

Het verzoek tot echtscheiding wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.

2.6.

Ondertoezichtstelling

2.7.

De man bepleit tijdens de mondelinge behandeling dat [voornaam minderjarige] onder toezicht moet worden gesteld. De vrouw is het daar mee eens. De raad deelt dit standpunt en verzoekt daarom tijdens de mondelinge behandeling [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank onderschrijft de zorgen, mede gelet op overgelegde meldingsformulier Beschermingstafel Jeugd Zuid-Holland zuid van 23 januari 2020, en zal het verzoek toewijzen.

2.8.

Verblijfplaats

2.8.1.

De man verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam jong-meerderjarige] en [voornaam minderjarige] bij hem zal zijn.

2.8.2.

De vrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

2.8.3.

De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man bepalen, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond. Niet is gebleken dat het belang van [voornaam minderjarige] zich hiertegen verzet. Het verzoek om de hoofdverblijfplaats van [voornaam jong-meerderjarige] bij de man te bepalen wordt afgewezen, omdat hij op 2 januari 2020 de achttienjarige leeftijd heeft bereikt.

2.9.

Zorgregeling

2.9.1.

De vrouw verzoekt een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen als volgt:

  • [voornaam jong-meerderjarige] en [voornaam minderjarige] verblijven in de oneven weken van vrijdagmiddag 16.00 uur tot en met zaterdagmiddag 17.30 uur bij de vrouw;

  • partijen zullen in overleg de haal- en brengregeling afspreken, waarbij de ouder bij wie [voornaam jong-meerderjarige] en [voornaam minderjarige] verblijven hun naar de andere ouder terug brengt;

  • de feestdagen en de schoolvakanties worden in onderling overleg tussen partijen voor gelijke delen gedeeld;

  • indien één van de ouders niet in staat is de zorg voor [voornaam jong-meerderjarige] en [voornaam minderjarige] op zich te nemen dan verblijven de minderjarigen bij de andere ouder.

2.9.2.

De man voert verweer. Hij voert aan dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat hij contact heeft met de vrouw onder begeleiding van een deskundige, gelet op de duur dat [voornaam minderjarige] en de vrouw elkaar niet hebben gezien en de weerstand van [voornaam minderjarige] tegen het contact met de vrouw.

2.9.3.

Na het bespreken van het verzoek van de vrouw tijdens de mondelinge behandeling worden partijen het erover eens dat de vrouw onder begeleiding van een deskundige (de jeugdbeschermer of een medewerker van de GI) contact heeft met [voornaam minderjarige] . Op deze manier kan het contact tussen de vrouw en [voornaam minderjarige] onder begeleiding rustig worden opgebouwd. De rechtbank zal beslissen in overeenstemming daarmee.

Het verzoek om een zorgregeling met [voornaam jong-meerderjarige] te bepalen wordt afgewezen, omdat hij op 2 januari 2020 de achttienjarige leeftijd heeft bereikt.

2.10.

Informatie- en consultatieregeling

2.10.1.

Partijen zijn een informatieregeling overeengekomen waarbij de man aan de vrouw eenmaal per maand per e-mail drie recente en goed gelijkende kleurenfoto’s van [voornaam minderjarige] stuurt en haar op de hoogte stelt over belevenissen en ontwikkelingen die [voornaam minderjarige] meemaakt.

Dit kan gaan over leuke belevenissen die hij meemaakt met vrienden en/of in de thuissituatie of over ontwikkelingen die hij doormaken (bijvoorbeeld over de dagelijkse gang van zaken, school, hobby’s etc.), maar ook informatie over minder leuke belevenissen en ontwikkelingen horen daarbij.

2.11.

Voortgezet gebruik woning en huurrecht

2.11.1.

De man verzoekt het voortgezet gebruik van de woning voor de duur van zes maanden, en het huurrecht van de woning.

2.11.2.

De vrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

2.11.3.

De rechtbank zal het verzoek van de man ten aanzien van het huurrecht van echtelijke woning met ingang van de datum van deze beschikking toewijzen, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.

Het verzoek ten aanzien van het voortgezet gebruik van de woning wordt afgewezen, omdat de man geen belang heeft bij dit verzoek.

2.12.

Verdeling

2.12.1.

Partijen zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.

2.12.2.

Partijen verzoeken ieder de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen vast te stellen op de door hem/ haar voorgestelde wijze.

2.12.3.

Voor het gelasten of vaststellen van de wijze van verdeling is vereist dat partijen de rechter de informatie verschaffen die noodzakelijk is voor het bepalen van zowel de omvang als de samenstelling van de te verdelen gemeenschap op de peildatum.

2.12.4.

De rechtbank is van oordeel dat het niet mogelijk is om de verdeling vast te stellen, zoals door ieder van partijen is verzocht, of de wijze van verdeling te gelasten.

Ook als de rechtbank een beslissing zou nemen over de vraag of de auto (Chrysler PT Cruiser 2.0.) en welke modeltreinen tot de gemeenschap behoren, dan stellen en onderbouwen partijen onvoldoende om voor de inboedelgoederen van het merk [naam merk] vast te kunnen stellen wat hiervan de omvang is op de peildatum. Daarnaast is niet vast te stellen of tot de gemeenschap een schuld behoort aan mevrouw [naam] en zo ja, wat in dat geval de interne draagplicht zou moeten zijn. Partijen voeren over de externe aansprakelijkheid afzonderlijk ook nog een procedure. Ook is niet vast te stellen of tot de gemeenschap een schuld behoort aan de Belastingdienst, van naar de man stelt ongeveer € 50.000,-. Zonder deugdelijke reden stelt de man het bestaan van deze schuld pas tijdens (het tweede deel van) de mondelinge behandeling. Gelet op de betwisting door de vrouw komt het bestaan van de gestelde belastingschuld enerzijds niet vast te staan, terwijl anderzijds gelet op de overige stellingen van partijen over hun financiële huishouding niet onaannemelijk is dat zij een belastingschuld hebben.

2.12.5.

Het beginsel dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven, brengt niet mee dat de rechter onder alle omstandigheden gehouden is tot het gelasten of vaststellen van de wijze van verdeling. Aangezien partijen niet volledig aan hun stelplicht hebben voldaan en de rechtbank niet over de benodigde gegevens beschikt om de wijze van de verdeling te gelasten of vast te stellen, zullen de over en weer gedane verzoeken van partijen worden afgewezen.

2.13.

Proceskosten

2.13.1.

Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3. De beslissing

De rechtbank:

3.1.

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op 18 februari 2000 te [plaats] ;

3.2.

stelt [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, gevestigd aan de Johan de Wittstraat 40b, 3311 KJ Dordrecht, met ingang van 20 februari 2020 tot 20 februari 2021;

3.3.

bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man zal zijn;

3.4.

stelt vast dat de vrouw in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken onder begeleiding (de jeugdbeschermer of een medewerker van de GI) contact heeft met [voornaam minderjarige] ;

3.5.

bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van deze beschikking eenmaal per maand per e-mail drie recente en goed gelijkende kleurenfoto’s van [voornaam minderjarige] stuurt en haar op de hoogte stelt over belevenissen en ontwikkelingen die [voornaam minderjarige] meemaakt;

3.6.

bepaalt dat de man met ingang van de datum van deze beschikking huurder zal zijn van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ;

3.7.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding;

3.8.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

3.9.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.A.J.M. Rasenberg op 20 februari 2020.

Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend gemaakt.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733