Gerechtshof Amsterdam 11-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:436

Datum publicatie18-02-2020
Zaaknummer200.265.934/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind;
Familieprocesrecht; Deel-/eindbeschikking / tussentijds appel
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Moeder krijgt alsnog vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen. Dat man en kinderen door de verhuizing , wanneer zij wat ouder zijn, spontane contactmomenten worden ontnomen, zoals door man gesteld, is een toekomstige en onzekere omstandigheid die thans geen gewicht in de schaal legt, nu daarvan nu nog geen sprake is. Bovendien heeft de man verklaard weinig vrije tijd te hebben omdat hij fulltime werkt, onregelmatige werktijden heeft, door het hele land werkzaam is en maar een beperkt aantal vakantiedagen heeft.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.265.934/01

Zaaknummer rechtbank: C/15/288238 / FA RK 19-2575

Beschikking van de meervoudige kamer van 11 februari 2020 inzake

[de vrouw] ,

wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,

verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam,

en

[de man] ,

wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. P. Wieringa te Zaandam.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

- de minderjarige [A] (hierna te noemen: [kind A] );

- de minderjarige [B] (hierna te noemen: [kind B] ).

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,

hierna te noemen: de raad.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie: Haarlem (hierna: de rechtbank), van 19 juni 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De vrouw is op 13 september 2019 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 19 juni 2019.

2.2

De man heeft op 29 november 2019 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 19 december 2019 met bijlagen, ingekomen op 20 december 2019;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 20 december 2019 met bijlagen, ingekomen op 23 december 2019.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 8 januari 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D. van Dijk.

De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.5

De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling, in aanwezigheid van de griffier, met [kind A] gesproken. Daarbij heeft [kind A] een brief van [kind B] aan de voorzitter gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van beide (zakelijk) weergegeven.

3De feiten

3.1

Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:

- [kind A] , [in] 2007 te [gemeente] ;

- [kind B] , [in] 2010 te [gemeente] .

Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind A] en [kind B] (hierna tezamen ook: de kinderen). De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw.

3.2

De kinderen verblijven om de week van vrijdagavond tot zondagavond bij de man, alsmede dinsdagmiddag uit school tot na het eten.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover thans van belang, afgewezen de verzoeken van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen tot verhuizing met de kinderen van [plaats B] naar [plaats C] , tot het uitschrijven van [kind A] van de school [school 1] en het inschrijven van [kind A] op [school 2] en tot het uitschrijven van [kind B] van [school 3] en het inschrijven van [kind B] op [school 4] te [plaats C] .

Daarnaast is de beslissing op de zelfstandige verzoeken van de man om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen, als de vrouw de verhuizing wil doorzetten, en om in dat geval een andere zorgregeling vast te leggen, aangehouden.

4.2

De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar vervangende toestemming te verlenen:

I. tot het wijzigen van het woonadres van de kinderen van het adres [e-straat] te [plaats A] naar de [h-straat] te [plaats C] ;

II. tot het uitschrijven van [kind A] van de school [school 1] en tot het inschrijven van [kind A] op [school 2] ;

III. tot het uitschrijven van [kind B] van [school 3] en tot het inschrijven van [kind B] op [school 4] te [plaats C] .

4.3

De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep ongegrond te verklaren.

5De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid

5.1

Het hof dient eerst de ontvankelijkheid van het hoger beroep te beoordelen. De man betoogt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep. De bestreden beschikking is – aldus de man - een tussenbeschikking waartegen geen hoger beroep open staat. Daarnaast beroept de man zich op artikel 6 EVRM, artikel 14 IVBPR en artikel 47 Handvest grondrechten EU. Het hoger beroep is volgens de man in strijd met de beginselen van een goede procesorde en het recht op een eerlijk proces en onafhankelijke beoordeling in twee instanties van zijn in eerste aanleg aangehouden verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling.

De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verweer gevoerd; haar verzoeken zijn afgewezen door de rechtbank en dat is een eindbeschikking. Bovendien kon zij niet anders dan hoger beroep instellen tegen deze afwijzing, wil zij hoop houden met de kinderen te kunnen verhuizen.

5.2

Het hof overweegt als volgt. Voor de vraag of sprake is van een eindbeschikking is doorslaggevend of in het dictum van de bestreden beschikking aan enig deel van het verzochte een einde is gemaakt. In het onderhavige geval is sprake van een deelbeschikking, omdat de rechtbank in het dictum zowel een eindbeschikking als een tussenbeschikking heeft gegeven. Tegen het einduitspraakdeel van een beschikking moet binnen de beroepstermijn hoger beroep worden ingesteld om te voorkomen dat de uitspraak in zoverre kracht van gewijsde krijgt. De appeltermijn tegen dat gedeelte van een uitspraak begint te lopen op de dag na die uitspraak. Tegen het eindbeschikkingsdeel in de onderhavige zaak, te weten de afwijzing van de inleidende verzoeken van de vrouw, moest de vrouw derhalve binnen drie maanden na 19 juni 2019 hoger beroep instellen.

Daarnaast slaagt ook het beroep van de man op de beginselen van een goede procesorde en het recht op een eerlijk proces en een onafhankelijke beoordeling in twee instanties, niet. Zijn verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling zijn in eerste aanleg immers aangehouden en zullen nog worden beoordeeld door de rechtbank, waarna voor de man daartegen ook nog de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep open staat.

Het hof is derhalve van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar hoger beroep.

Verhuizing en school

5.3

Ter inhoudelijke beoordeling aan het hof ligt voor de vraag of de vrouw met de kinderen naar [plaats C] mag verhuizen en hen daar op school mag inschrijven.

5.4

De vrouw betoogt dat haar verzoeken ten onrechte zijn afgewezen, waartoe zij het volgende aanvoert. De verhuizing is noodzakelijk en in het belang van de kinderen. De vrouw ervoer veel spanning in [plaats B] als gevolg van de verslechterde verstandhouding tussen partijen. Het is belangrijk dat de kinderen opgroeien zonder de constante strijd van partijen te voelen. Verder was het in [plaats B] niet prettig wonen vanwege hangjongeren en luidruchtige buren. De vrouw heeft zich voldoende ingespannen om een geschikte woning in de [streek] te vinden, maar vrije sector huurwoningen zijn er schaars en de huidige huurwoning in [plaats A] is niet geschikt voor langdurige bewoning. Een woning kopen is niet mogelijk gebleken, gelet op de huizenprijzen en de beperkte financiële mogelijkheden van de vrouw. Bovendien moet zwaar wegen dat de woning in [plaats C] reeds is aangekocht, met alle financiële gevolgen van dien. Ook de relatief korte verhuisafstand moet worden meegewogen. De kinderen zullen er in leef- en (buiten)speelruimte flink op vooruit gaan en er zijn geschikte scholen op loop- of fietsafstand. De vrouw heeft de verhuizing voldoende voorbereid. De kinderen kijken al lange tijd ernaar uit en zijn veerkrachtig genoeg blijkens de recente verhuizing naar [plaats A] . Zij zullen hun familie en vriendjes regelmatig blijven bezoeken en via de zorgregeling met de man, die de vrouw in stand zal houden, met de [streek] verbonden blijven. Verder heeft de vrouw een extra telefonisch contactmoment aangeboden en is zij inmiddels in het bezit van haar rijbewijs, zodat zij de kinderen zelf met de auto kan halen of brengen. Tot slot zal de verhuizing de angel uit de strijd tussen partijen halen, aldus de vrouw.

5.5

De man is van mening dat de verzoeken van de vrouw terecht zijn afgewezen. Allereerst heeft de vrouw niet voldaan aan haar stelplicht en bewijslast wat betreft de gebruikelijke criteria in verhuizingszaken. Ook moet de vrouw worden gehouden aan het ouderschapsplan, waarin de beginselen van artikel 1:247 BW zijn uitgewerkt. Voorts zijn de door de vrouw genoemde argumenten subjectief, niet onderbouwd en achterhaald. Er is geen noodzaak voor de verhuizing omdat zij in de omgeving een geschikte woonruimte had, passende woningen heeft bekeken en ook nu een geschikte woning voor onbepaalde tijd heeft. Het komt voor haar eigen risico dat de woning in [plaats C] is aangekocht, terwijl zij wist dat de man niet zou instemmen. Door desondanks de kinderen actief te betrekken in haar plannen, heeft zij niet in hun belang gehandeld en hen in een loyaliteitsconflict geduwd. Verder betekent de verhuizing dat de kinderen uit hun gewone leefomgeving worden weggehaald, waarbij de rechtbank terecht oog heeft gehad voor de situatie van [kind A] . Welke verhuisafstand passend en aanvaardbaar is, verschilt per geval. Ook heeft de verhuizing gevolgen voor de omgang tussen de man en de kinderen en heeft de vrouw geen serieuze alternatieven geboden. Tot slot is de verstoorde verhouding tussen partijen een contra-indicatie voor de verhuizing, aldus de man.

Ter zitting is namens de man verzocht om aanhouding, mocht het hof niet overgaan tot niet-ontvankelijkheid of afwijzing van het hoger beroep.

5.6

De raad heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven in het algemeen geen voorstander te zijn van een verhuizing, omdat dit voor kinderen een enorme gebeurtenis is terwijl een echtscheiding op zichzelf al zeer ingrijpend is. In deze zaak ziet de raad echter twee kinderen die helemaal waren voorbereid op een verhuizing die toch niet doorging, die voelen dat hun moeder de huidige woonsituatie niet prettig vindt en weten dat hun vader geen toestemming geeft voor de verhuizing. Hierdoor zitten de kinderen in de knel. Het zou goed zijn als partijen opnieuw naar mediation gaan. Verder zouden een raadsonderzoek of een bijzondere curator opties zijn om te onderzoeken wat het meest in het belang van de kinderen is.

5.7

Het hof overweegt als volgt.

Als er tussen de ouders verschil van mening bestaat over de vraag of een van hen met de kinderen mag verhuizen, moet de rechter volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een belangenafweging maken. Hoewel de rechter daarbij allereerst de belangen van de kinderen voor ogen moet houden, spelen ook andere belangen daarin een rol. De rechter moet namelijk rekening houden met alle omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft daarbij een aantal specifieke omstandigheden genoemd, die de rechter in ieder geval moet meewegen. Die omstandigheden zijn – onder andere – of er een noodzaak is om te verhuizen, of de verhuizing goed is voorbereid en daarover overleg is gevoerd met de andere ouder en wat de gevolgen van de verhuizing zijn voor de lopende zorgregeling.

5.8

Na het maken van een dergelijke zorgvuldige belangenafweging, is het hof van oordeel dat het belang van de vrouw bij de verhuizing naar [plaats C] het zwaarst weegt en wel om de volgende redenen.

5.9

Iedere ouder heeft in beginsel het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Wel is het zo dat hoe meer de andere ouder daardoor beperkt wordt in de invulling van diens leven met de kinderen, hoe meer reden er moet zijn om dat te rechtvaardigen. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep komt naar voren dat de vrouw zich niet gelukkig voelt in haar huidige woonsituatie in [plaats A] , mede als gevolg van de echtscheiding en de nadien verslechterde verstandhouding tussen haar en de man. De vrouw voelt zich meer thuis in de dorpse en groene omgeving van [plaats C] . Zij wil haar leven naar eigen inzicht kunnen inrichten en met de kinderen en haar huidige partner een nieuwe start maken.

5.10

Ten aanzien van het belang van de kinderen overweegt het hof als volgt. Enerzijds is het hof van oordeel, zoals ook door de man gesteld, dat de vrouw niet in het belang van de kinderen heeft gehandeld door hen zo uitvoerig in haar verhuisplannen te betrekken en de nieuwe woning al aan te kopen zonder dat zij de voor de verhuizing vereiste toestemming had verkregen van de man, dan wel van de rechtbank. Het valt haar aan te rekenen dat zij de kinderen hiermee in een lastige situatie heeft gebracht toen de verhuizing vervolgens geen doorgang vond. Anderzijds is niet gebleken dat de belangen van de kinderen zich tegen de verhuizing zelf verzetten. Hoewel de kinderen in de afgelopen tijd veel hebben meegemaakt als gevolg van de scheiding van partijen en een tweetal verhuizingen in korte tijd (eerst vanuit de echtelijke woning naar een andere woning in [plaats B] en vervolgens naar een woning in [plaats A] ), heeft het hof geen aanwijzingen dat de kinderen deze verandering niet zouden aankunnen. De stelling van de man dat de kinderen geworteld zijn in de [streek] en door de verhuizing uit hun gewone leefomgeving worden weggehaald, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de situatie van [kind A] , maakt dit niet anders. Uit de twee recente verhuizingen is gebleken dat de kinderen relatief snel kunnen wennen aan een nieuwe woonomgeving. Ook verblijven de kinderen, in de weekenden dat zij niet bij hun vader zijn, reeds met hun moeder en haar huidige partner in de woning in [plaats C] , waardoor zij al enigszins gewend zijn daar en vriendjes hebben gemaakt.

5.11

Tegenover deze belangen staat het zwaarwegende belang van de man en de kinderen om regelmatig contact met elkaar te hebben en te behouden. Partijen zijn toen zij uit elkaar gingen een zorgregeling overeengekomen, inhoudende dat de kinderen om de week bij de man verblijven van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede eens per week uit school tot na het eten. Deze regeling wordt nog steeds nagekomen, waarbij het wekelijkse contactmoment thans op dinsdagmiddag plaatsvindt. Anders dan de man stelt, is het hof van oordeel dat de verhuizing naar [plaats C] een goed contact met de man niet in de weg hoeft te staan en zijn betrokkenheid in het leven van de kinderen ook na de verhuizing voldoende is gewaarborgd. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat de reistijd ongeveer 30 minuten per auto bedraagt, waardoor de bestaande zorgregeling (grotendeels) in stand kan blijven, en dat de vrouw de man een extra wekelijks telefonisch contactmoment heeft aangeboden, alsook meer tijd met de kinderen in de vakanties. Dat door de verhuizing het contact tussen de man en de kinderen zou verwateren, heeft de man dan ook onvoldoende toegelicht. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij de zorgregeling zal blijven nakomen en de kinderen zoveel mogelijk zal halen en brengen. Zij heeft inmiddels haar rijbewijs gehaald en zij heeft verklaard dat ook haar partner zal bijspringen indien nodig. Dat door de verhuizing de man en de kinderen, wanneer zij wat ouder zijn, spontane contactmomenten worden ontnomen, zoals door de man gesteld, is een toekomstige en onzekere omstandigheid die naar het oordeel van het hof thans geen gewicht in de schaal legt, nu daarvan momenteel nog geen sprake is. Bovendien heeft de man ter zitting in hoger beroep verklaard weinig vrije tijd te hebben omdat hij fulltime werkt, onregelmatige werktijden heeft, door het hele land werkzaam is en maar een beperkt aantal vakantiedagen heeft.

5.12

Het voorgaande overziend, is het hof – zoals gezegd – van oordeel dat het belang van de vrouw bij de verhuizing naar [plaats C] het zwaarst weegt. Dit maakt dat het hof de zaak niet zal aanhouden, het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen tot het wijzigen van het woonadres van de kinderen van het adres [e-straat] te [plaats A] , naar de [h-straat] te [plaats C] , zal toewijzen en de bestreden beschikking in zoverre zal vernietigen. Nu [kind A] momenteel in groep acht op het speciaal basisonderwijs zit en na de zomervakantie van 2020 hoe dan ook naar een opvolgende school zal gaan, zal het hof bepalen dat de verhuizing pas na de afsluiting van de basisschooltijd van [kind A] , te weten na 3 juli 2020, mag plaatsvinden. Het hof acht het niet in het belang van [kind A] dat hij anders in korte tijd tweemaal op een nieuwe school zou moeten beginnen. Voorts acht het hof het in het belang van [kind B] dat zij haar schooljaar niet onderbreekt en niet eerder dan na de zomervakantie van 2020 op een nieuwe school zal starten. Gelet op het voorgaande zal het hof de vrouw eveneens vervangende toestemming verlenen tot het uitschrijven van [kind A] van de school [school 1] en inschrijven op een opvolgende school in [plaats C] , alsmede het uitschrijven van [kind B] van [school 3] en inschrijven op [school 4] te [plaats C] , met ingang van het schooljaar 2020-2021. Het hof merkt daarbij op dat het van belang blijft dat de ouders zich inspannen om hun communicatie te verbeteren, zodat de kinderen niet worden belast met spanningen en meningsverschillen tussen de ouders.

5.13

Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:

verleent aan de vrouw vervangende toestemming tot het wijzigen van het woonadres van de kinderen van het adres [e-straat] te [plaats A] , naar de [h-straat] te [plaats C] , met ingang van 3 juli 2020;

verleent aan de vrouw vervangende toestemming tot het uitschrijven van [kind A] van de school [school 1] en tot het inschrijven van [kind A] op een opvolgende school in [plaats C] , met ingang van het schooljaar 2020-2021;

verleent aan de vrouw vervangende toestemming tot het uitschrijven van [kind B] van [school 3] en tot het inschrijven van [kind B] op [school 4] te [plaats C] , met ingang van het schooljaar 2020-2021;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. A.R. Sturhoofd en mr. W.K. van Duren, in tegenwoordigheid van mr. J. van den Wildenberg als griffier, en is op 11 februari 2020 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733