Rechtbank Amsterdam 29-01-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:419

Datum publicatie12-02-2020
ZaaknummerC/13/665703 / FA RK 19-2618
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR huwelijk
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Echtscheiding met nevenverzoeken tussen via volmacht in Marokko gehuwde Marokkaanse man en NL/Marokkaanse vrouw. NL rechter rechtsmacht. Voorvraag: rechtsgeldig huwelijk? Marokkaans recht toepasselijk. Niet aangetoond dat vrouw ttv huwelijkssluiting niet in staat wil te bepalen; vader aanwezig op consulaat toen vrouw volmacht heeft ondertekend waarbij vader gemachtigd. Huwelijk rechtsgeldig tot stand gekomen; in NL erkend. Echtscheiding: NL recht toepasselijk. Kinderen: NL rechter rechtsmacht, NL recht toepasselijk. Huurrecht woning: NL rechter rechtsmacht, NL recht toepasselijk.

Volledige uitspraak


RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken

locatie Amsterdam

zaaknummer / rekestnummer: C/13/665703 / FA RK 19-2618

Beschikking d.d. 29 januari 2020 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. F. Engelbertink, gevestigd te Amsterdam,

tegen

[de vrouw] ,

Wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. F. Salouli, gevestigd te Amsterdam.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 12 april 2019;

- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;

- de correspondentie waaronder:

 Het F9-formulier van 17 september 2019 met bijlagen van de zijde van de man.

1.2.

Bij de stukken bevindt zich het ouderschapsplan.

1.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 december 2019.

Bij die gelegenheid zijn verschenen de man met zijn advocaat en de vrouw met haar advocaat.

1.4.

De minderjarige [minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken.

2De beoordeling

2.1.

Partijen zijn via een volmacht met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2010 te [woonplaats] , Marokko. De man heeft de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.

2.2.

De minderjarige kinderen van partijen zijn:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] en

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .

2.3.

Nietigheid huwelijk, onthouden erkenning aan huwelijk en scheiding

2.3.1.

De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

2.3.2.

De vrouw heeft verweer gevoerd. Volgens de vrouw is er geen sprake van een rechtsgeldig gesloten huwelijk. Primair heeft de vrouw verzocht het huwelijk tussen partijen nietig te verklaren. Subsidiair heeft de vrouw verzocht het huwelijk niet in Nederland te erkennen.

Rechtsmacht

2.3.3.

Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over de verschillende verzoeken.

Nietigheid huwelijk en onthouden erkenning

Toepasselijk recht

2.3.4.

De Nederlandse rechter dient naar ongeschreven regels van internationaal privaatrecht te beoordelen of het huwelijk formeel en materieelrechtelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen. De Mudawwana is van toepassing.

Inhoudelijke beoordeling

2.3.5.

Op grond van artikel 57 lid 3 Mudawwana is het huwelijk nietig indien aanbod en aanvaarding ten aanzien van het huwelijk niet met elkaar overeenstemmen. Partijen moeten handelingsbekwaam zijn (artikel 13 lid 1 Mudawwana). Artikel 19 Mudawwana bepaalt dat bekwaam zijn tot het huwelijk personen die beiden beschikken over hun verstandelijke vermogens en achttien jaar of ouder zijn. In geval van een geestelijke stoornis kan op grond van artikel 23 Mudawwana de familierechter toestemming verlenen aan het huwelijk gesloten door een man of vrouw met een geestelijke stoornis.

2.3.6.

De vrouw heeft gesteld dat zij nooit heeft begrepen dat zij in februari 2010 met de man in het huwelijk is getreden. De vrouw heeft op het Marokkaanse consulaat een verklaring ondertekend, maar deze was in het Arabisch opgesteld en zij kan geen Arabisch lezen. De vrouw heeft altijd gedacht dat het bezoek aan het consulaat te maken had met de erkenning van de man als vader van [minderjarige 1] . Daarvoor heeft zij toestemming gegeven en niet voor het huwelijk. Er is daarom niet voldaan aan het vereiste van aanbod en aanvaarding. De vrouw heeft erkend dat in Marokko een huwelijk via een volmacht kan worden gesloten, maar daarvoor is rechterlijke toestemming vereist en de vrouw heeft geen rechter gezien. De vrouw heeft verder gesteld dat zij geestelijk ook niet in staat was haar toestemming voor het huwelijk te geven. Zij lijdt aan een post traumatische stress stoornis, waarvoor zij onder behandeling is en medicijnen slikt. Tijdens een door de man in 2013 aanhangig gemaakte procedure heeft zij alle stukken, waaronder bewijs van het huwelijk, aan haar vader overhandigd. Zij kon daarom niet eerder dan in de onderhavige procedure de nietigheid van het huwelijk inroepen. Uit de verklaringen van de vrouw ter zitting is gebleken dat partijen voorafgaand aan het huwelijk waarvan de man nu echtscheiding verzoekt, een islamitisch huwelijk ten overstaan van de Imam hebben gesloten. Partijen hebben dit huwelijk gesloten omdat de familie van de vrouw er moeite mee had dat zij ongehuwd met de man samenwoonde, aldus de vrouw.

Indien het huwelijk van [huwelijksdatum] 2010 rechtsgeldig wordt geacht dan heeft dit enorme financiële consequenties voor de vrouw. Zij ontvangt al 21 jaar een bijstandsuitkering voor een alleenstaande als ook toeslagen als alleenstaande ouder van de belastingdienst. Als nu blijkt dat de vrouw getrouwd is met de man, wordt de man met terugwerkende kracht als fiscaal partner aangemerkt. Dit zal ertoe leiden dat de vrouw mogelijk ten onrechte bedragen heeft ontvangen en geld terug zal moeten betalen.

Indien de rechtbank van oordeel is dat het huwelijk niet nietig is, dan is volgens de vrouw artikel 10:32 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Dit artikel houdt in dat ongeacht artikel 31 van boek 10 BW aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning wordt onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk geestelijk niet in staat was zijn toestemming te geven, terwijl deze daartoe wel in staat is op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt en deze echtgenoot uitdrukkelijk met de erkenning van het huwelijk instemt. Volgens de vrouw is het huwelijk niet met vrije en volledige toestemming aangegaan en daarom in strijd met de openbare orde.

Het bevreemdt de vrouw ook dat de man pas in 2019 het huwelijk, zo er al sprake is van een huwelijk, heeft ingeschreven. De vrouw is bang dat er nu misbruik wordt gemaakt zodat de man een verblijfsvergunning kan krijgen.

2.3.7.

De man heeft gesteld dat partijen door middel van een volmacht zijn getrouwd. Daarvoor is de toestemming van een rechter vereist en moet er een medische verklaring worden afgegeven. De man heeft niet betwist dat de vrouw geen Arabisch kan lezen, maar heeft gesteld dat de akte mondeling is opgemaakt door de notariële rechter. De notariële rechter heeft ook gecontroleerd of er beletsels waren voor het huwelijk. Er is al eerder een procedure geweest en toen heeft de vrouw niet de nietigheid van het huwelijk ingeroepen. De man heeft in 2014 al geprobeerd de huwelijksakte in te laten schrijven. De gemeente had echter de originele akte nodig en daarom is het destijds niet gelukt. Sinds 2013 heeft de man een verblijfsvergunning, daarvoor verbleef hij illegaal in Nederland. Volgens de man hebben partijen 16 jaar samengewoond. Dat het registreren van het huwelijk nu financiële consequenties heeft voor de vrouw is geen reden om het huwelijk nietig te verklaren.

De familie in Marokko had het er moeilijk mee dat partijen niet officieel getrouwd waren, daarom hebben partijen besloten te trouwen. Partijen zijn uiteindelijk via een volmacht op het consulaat, waarbij de vrouw haar vader heeft gemachtigd, in Marokko getrouwd. De man acht het ongeloofwaardig dat de vrouw niet heeft geweten waarom zij op het consulaat was. Partijen hebben daarna het huwelijk ook gevierd en bovendien nog een kind gekregen. Dat het huwelijk niet eerder is ingeschreven, maakt niet dat het huwelijk nietig is. De man heeft verder betwist dat de vrouw niet handelingsbekwaam was ten tijde van de huwelijksvoltrekking. De enkele omstandigheid dat de vrouw aan PTTS lijdt, maakt haar niet handelingsonbekwaam. Somberheids- en depressieve klachten betekenen niet dat de vrouw niet in staat was om besluiten te nemen. De vrouw was niet opgenomen in een inrichting of onder curatele of bewind gesteld.

2.3.8.

De rechtbank overweegt als volgt. De Nederlandse rechter dient te beoordelen of het naar Marokkaans recht gesloten huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen. De man heeft verweer gevoerd tegen de stelling van de vrouw dat zij geestelijk niet in staat was om haar toestemming te geven en dat ten gevolge daarvan naar Marokkaans recht geen rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar stelling tegenover de betwisting door de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Bij de door de vrouw overgelegde stukken zit weliswaar een ongedateerd behandelplan alsmede een medicatieoverzicht waaruit blijkt dat de vrouw de afgelopen jaren in verschillende periodes medicijnen heeft geslikt, maar uit die stukken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting niet in staat was haar wil te bepalen. De vrouw was en is in verband met haar geestelijke toestand ook niet onder curatele gesteld, althans daar is niets over gesteld dan wel van gebleken.

Verder staat vast dat de vader van de vrouw aanwezig was op het consulaat toen de vrouw de volmacht heeft ondertekend, waarbij zij haar vader heeft gemachtigd. Dat de vrouw niet heeft geweten dat zij na het Islamitisch huwelijk een aantal jaren later een wettelijk huwelijk met de man is aangegaan, acht de rechtbank dan niet aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom aan de vereisten van de Mudawwana voldaan, omdat beide partijen zoals artikel 19 Mudawwana vereist bekwaam waren om een huwelijk aan te gaan. Naar Marokkaans recht is een rechtsgeldig huwelijk tot stand gekomen. De omstandigheid dat de vrouw door de vaststelling daarvan mogelijk financieel nadeel zal lijden, maakt dat niet anders. Het had ook de weg van de vrouw gelegen de autoriteiten tijdig te informeren over de wijzigingen in haar burgerlijke staat. Dat de man mogelijk een definitieve verblijfsvergunning zal krijgen door de rechtsgeldigheid van het huwelijk leidt ook niet tot een ander oordeel.

2.3.9.

De man heeft ook verweer gevoerd tegen de stelling van de vrouw dat artikel 10:32 BW van toepassing is en dat het huwelijk in Nederland niet kan worden erkend, omdat de vrouw op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk geestelijk niet in staat was haar toestemming te geven. De rechtbank komt op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat ook niet voldoende aannemelijk is geworden dat de geestesvermogens van de vrouw zodanig zijn verstoord, dat zij niet in staat was haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen ten tijde van de huwelijksvoltrekking. Aan de hand van de erkenningsregels zoals neergelegd in de artikelen 10:31 en 10:32 BW moet naar het oordeel van de rechtbank het huwelijk van partijen in Nederland worden erkend.

2.3.10.

Het vorenstaande heeft tot gevolg dat, anders dan de vrouw stelt, moet worden uitgegaan van een rechtsgeldig huwelijk.

Echtscheiding

Toepasselijk recht

2.3.11.

Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.

Inhoudelijke beoordeling

2.3.12.

Gelet op de stukken en de toelichting van de man ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat de duurzame ontwrichting voldoende is komen vast te staan. Het verzoek tot echtscheiding is dan ook toewijsbaar.

2.3.13.

Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.

2.4.

Verblijfplaats

2.4.1.

De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn.

De man heeft zich daartegen niet verweerd.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

2.4.2.

Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.

Inhoudelijke beoordeling

2.4.3.

De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet.

2.5.

Woning

2.5.1.

Beide partijen hebben verzocht het huurrecht van de woning aan de vrouw toe te kennen.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

2.5.2.

De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.

2.5.3.

De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.

Inhoudelijke beoordeling

2.5.4.

De rechtbank zal het huurrecht van de woning toekennen aan de vrouw.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [woonplaats] , Marokko op [huwelijksdatum] 2010;

3.2.

bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;

3.3.

bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;

3.4.

bepaalt dat de vrouw huurder zal zijn van de woning aan het adres [woonplaats] , [postcode] [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;

3.5.

verklaart de beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en het huurrecht van de woning uitvoerbaar bij voorraad;

3.6.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 29 januari 2020.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733