Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:422

Datum publicatie22-01-2020
Zaaknummer200.257.687/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsZwolle
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag; Informatieplicht/consultatieplicht;
Overig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld;
Alimentatie; Draagkracht bij kinderalimentatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrouw krijgt eenhoofdig gezag over kk ter waarborging van veiligheid. Sprake van ernstig huiselijk geweld waarvoor man veroordeeld is. Man niet-ontv. in inforegeling, nu rb geen eindbeslissing op dit punt heeft genomen.
Beide pp hebben uitkering Participatiewet. In afwijking van advies Expertgroep toch geen vaststelling kinderalimentatie, omdat belangen van de kinderen hieraan in de weg staan. Veiligheidsrisico voor vrouw en kk bij het bekend worden van gegevens vrouw weegt zwaarder dan geringe bedrag aan KAL.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.257.687/01

(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/221424 / ES RK 18-3570)

beschikking van 14 januari 2020

inzake

[verzoeker1] ,

wonende te [A] ,
en voor zover het de alimentatieprocedure betreft:
[verzoeker2] h.o.d.n. [B] , bewindvoerder,

kantoorhoudend te [C] ,
(tezamen) verzoekers in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. J. Eliya te Hengelo,

en

[verweerster] ,
wonende op een geheim adres,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M. van der Burg te Zwolle.

Als informant is aangemerkt:

de gecertificeerde instelling:
Stichting [D],
mede kantoorhoudend te [E] ,
verder te noemen: Stichting [D] .

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 28 januari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 23 maart 2019;

- het verweerschrift van de vrouw met productie(s);
- een brief van mr. Eliya van 3 mei 2019 met productie(s);
- een brief van mr. Eliya van 7 mei 2019 met productie(s);
- een brief van mr. Van der Burg van 3 juni 2019;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 9 juli 2019;
- een journaalbericht van mr. Van der Burg van 1 november 2019;
- een journaalbericht van mr. Van der Burg van 21 november 2019.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2019 in Zwolle plaatsgevonden. De advocaten van partijen zijn daarbij verschenen als ook vertegenwoordigers van de Stichting [D] .

3De feiten

3.1

Partijen hebben de Syrische nationaliteit. Zij zijn [in] 2008 in Syrië met elkaar gehuwd en hebben samen drie kinderen:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 en;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015. Het gezin verblijft in Nederland sinds 2015.

3.2

De kinderen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn bij beschikking van 5 juli 2017 onder toezicht gesteld van Stichting [D] . De ondertoezichtstelling is laatstelijk door de kinderrechter verlengd tot 5 juli 2020.

3.3

De kantonrechter heeft op 10 oktober 2017 een bewind ingesteld over de goederen van de man vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

3.4

De vrouw heeft op 8 augustus 2018 een echtscheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank Overijssel met nevenverzoeken betreffende het gezag over de kinderen, de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de verdeling van het gezamenlijke spaargeld van partijen.

3.5

De man heeft ter zitting van de rechtbank verweer gevoerd.

3.6

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en verder onder meer, voor zover hier van belang, beslist als hierna onder

4.1

vermeld.

3.7

De echtscheidingsbeschikking is op 13 mei 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

4De omvang van het geschil

4.1

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer bepaald - uitvoerbaar bij voorraad - dat de vrouw voortaan alleen het gezag uitoefent over de kinderen, dat de man
€ 16,70 per kind per maand kinderalimentatie aan de vrouw dient te voldoen voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en dat de zaak wordt aangehouden met betrekking tot de omgang, de informatie- en consultatieregeling en de verdeling van de gezamenlijke spaargelden.

4.2

De grieven van de man hebben betrekking op het gezag (grieven 1 en 2), de kinderalimentatie (grief 3) en de informatie- en consultatieplicht (grief 4). De man verzoekt het hof om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:

I. de bestreden beschikking te vernietigen, in het bijzonder ter zake van het ouderlijk

gezag en de kinderalimentatie;

II. het verzoek van de vrouw om alleen te worden belast met het gezag over de kinderen

af te wijzen;

III. alsnog te bepalen dat de ouders gezamenlijk zullen zijn belast met het gezag over de

kinderen;

IV. alsnog te bepalen dat een informatie- en consultatieregeling wordt vastgesteld waarbij

de vrouw verplicht is om de man maandelijks op deugdelijke wijze per e-mail, brief,
sms, Whatsapp, of anderszins schriftelijk te informeren over de ontwikkelingen van
hun minderjarige kinderen op het gebied van – onder mogelijk meer – gezondheid,
schoolprestatie, vrijetijdsbesteding, sociaal leven, activiteiten en alle medische zaken,
daaronder begrepen het toezenden van recente foto’s en afschriften van
schoolrapporten alsmede de man bij iedere relevante gelegenheid
die zich voordoet op deugdelijke wijze wordt geconsulteerd door de vrouw met
bepaling dat de man binnen twee weken na deze beschikking voor het eerst wordt
geïnformeerd, althans een regeling die het hof juist acht, zulks op verbeurte van een
dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de vrouw in gebreke blijft om aan de
uitspraak te voldoen, een en ander zonder een maximum vast te stellen;

V. het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten en
verzorging van de kinderen af te wijzen;

VI. alsnog te bepalen dat een zodanige regeling wordt vastgesteld als het hof juist acht;

VII. de vrouw te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.

4.3

De vrouw verzoekt het hof om bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de man af te wijzen.

4.4

Het hof zal de geschilpunten per onderwerp bespreken maar zich eerst uitlaten over de rechtsmacht en het toepasselijk recht.

5De motivering van de beslissing


De rechtsmacht en het toepasselijk recht
5.1 Het internationale karakter van de zaak vraagt een ambtshalve beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof verwijst hiervoor naar de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking die het hof na toetsing onderschrijft. De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot de onderhavige verzoeken. Niet in geschil is voorts - en het hof sluit zich daarbij aan - dat Nederlands recht daarop van toepassing is.
Het gezag
5.2 Voor zover de grieven van de man zijn gericht tegen de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen te beëindigen en de vrouw voortaan alleen te belasten met het gezag over de kinderen, verwerpt het hof deze. Na eigen onderzoek kan het hof zich vinden in de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking leidend tot de conclusie dat voldaan is aan het criterium bedoeld in artikel 1:251a lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof neemt de desbetreffende overwegingen van de rechtbank hier na eigen onderzoek over, maakt die tot de zijne en voegt daar nog het volgende aan toe.

5.3

Vast staat dat sprake is geweest van ernstig huiselijk geweld van de zijde van de man jegens de vrouw, waardoor de vrouw een dwarslaesie heeft opgelopen en in een rolstoel zit. Ook staat als niet betwist vast dat de man voor dat huiselijk geweld strafrechtelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Hoewel het hof niet beschikt over het desbetreffende strafvonnis, begrijpt het hof uit de op de zitting gegeven toelichtingen dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die de man opgelegd heeft gekregen is omgezet in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de man zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, waaronder een gebieds- en contactverbod. Volgens de advocaat van de vrouw is de man -met enkelband en in strijd met de voorwaarden- in [F] op zoek gegaan naar de vrouw en de kinderen door daar foto's te maken van scholen en de kinderen te appen met de vraag of zij daar op school zaten. Gebleken is dat de gevangenisstraf inmiddels ten uitvoer is gelegd en dat de man op of omstreeks

19 november 2019 weer op vrije voeten is gesteld. Onduidelijk is of het contactverbod nog geldt. De advocaat van de man heeft toegelicht dat hij nog geen contact met de man heeft kunnen krijgen.
Namens de vrouw is benadrukt dat zij nog steeds erg bang is voor de man en dat zij zich met name zorgen maakt over zijn geestelijke gezondheid. Recent heeft de man uitgesproken dat hij 5 moorden zal plegen voor elk kind dat (hem) ontnomen is. De vrouw heeft een team van personen/instanties om zich heen die zich om haar veiligheid bekommeren. Als onderdeel van het in dat kader opgestelde veiligheidsplan, is de vrouw kort geleden met de kinderen verhuisd naar een andere geheime plaats. Het hof neemt in deze omstandigheden de zorgen over de veiligheid van de vrouw, al helemaal wanneer zij contact zou moeten hebben met de man, serieus. Bij gezamenlijk gezag zou de man over informatie kunnen gaan beschikken die veiligheidsrisico’s voor de vrouw en de kinderen meebrengen. Met de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat op dit moment in redelijkheid van de vrouw niet kan worden verlangd het overleg te zoeken met de man over beslissingen aangaande de kinderen. Ten minste is hiervoor nodig dat de man hulpverlening voor zichzelf inschakelt om te werken aan de problematiek die van invloed is op zijn eerder gememoreerde gedrag, waarna eventueel toegewerkt zou kunnen worden naar een begin van herstel van het beschadigde vertrouwen. Op dit moment is daar geen concreet zicht op en dus ook niet op afdoende verbetering van de situatie binnen afzienbare termijn. Door niet ter zitting te verschijnen heeft de man het hof voorts de mogelijkheid onthouden om hem hierover persoonlijk te bevragen. Omdat de man geen enkel inzicht lijkt te hebben in de impact van zijn handelen, door ondanks alles wat er is gebeurd – ook via de kinderen - op zoek te blijven gaan naar hun verblijfplaats, is met hetgeen verder hiervoor is overwogen tevens voldaan aan de andere grond voor de gezagswijziging bedoeld in artikel 1:251a lid 1 aanhef en onder a BW.


De informatie- en consultatieregeling

5.4

Het hof zal de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek op het punt van de informatie- en consultatieregeling (hiervoor vermeld bij 4.2 onder IV.) omdat op dat punt in de bestreden beschikking geen eindbeslissing is gegeven. Ter zitting van het hof is namens de vrouw in dit verband onbetwist toegelicht dat de rechtbank ter terechtzitting op
21 november 2019 (waarbij het aangehouden deel betreffende de omgang, de informatie- en consultatieregeling is behandeld alsmede het verzoek verlenging ondertoezichtstelling) mondeling uitspraak heeft gedaan op dat punt in de strekking dat de informatieverstrekking aan Stichting [D] wordt overgelaten.


De kinderalimentatie
5.5 Niet is in geschil dat de man als niet verzorgende ouder een uitkering ingevolge de Participatiewet ontvangt, tot op heden geen bijdrage heeft voldaan en ook niet bekend is met de (financiële) gegevens van de vrouw. Ook staat vast dat de vrouw een uitkering ingevolge de Participatiewet ontvangt en de kinderen behoeftig zijn. Door de Expertgroep Alimentatienormen wordt aanbevolen om in een dergelijk geval in beginsel uit te gaan van een minimumdraagkracht. De gedachte daarachter is dat iedereen, hoe weinig financiële middelen hij of zij ook beschikbaar heeft, wordt geacht een minimale bijdrage voor zijn kind(eren) te betalen. Het betalen van kinderalimentatie heeft nu eenmaal hoge prioriteit. Het hof ziet echter in dit geval aanleiding om van de wettelijke plicht tot het verstrekken van levensonderhoud en de aanbeveling in dezen af te wijken. Kinderen hebben recht op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn. De belangen van het kind dienen bij alle beslissingen dan ook een eerste overweging te vormen. Gelet op de feiten en omstandigheden vindt het hof dat de belangen van de kinderen in de weg staan aan het opleggen van een verplichting aan de man tot het verstrekken van levensonderhoud. Het veiligheidsrisico voor de vrouw en de kinderen bij het bekend worden van de gegevens van de vrouw weegt het hof zwaarder dan de mogelijk en in elk geval geringe bijdrage die de man kan doen. Het hof zal daarom, gelet op deze zeer bijzondere omstandigheden van het geval, het verzoek van de vrouw betreffende de kinderalimentatie alsnog afwijzen. Nu door de man tot op heden geen bijdrage is betaald, zal voor de vrouw geen terugbetalingsverplichting ontstaan.

De proceskosten
5.6 Het hof ziet geen grond voor een proceskostenveroordeling als door de man verzocht en zal de proceskosten zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard aldus compenseren dat ieder de eigen kosten van het geding draagt.

6
6. De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als hierna vermeld.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep op het punt van de informatie- en consultatieregeling;

vernietigt de bestreden beschikking op het punt van de beslissing over de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en, in zoverre opnieuw rechtdoende, wijst het verzoek van de vrouw alsnog af;

bekrachtigt de bestreden beschikking op het punt van de beslissing over het ouderlijk gezag over de voornoemde minderjarigen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ;

wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.P. den Hollander en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier en is op 14 januari 2020 in het openbaar uitgesproken.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733