Rechtbank Noord-Holland 08-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:61

Datum publicatie21-01-2020
ZaaknummerC/15/291645 / FA RK 19-4272
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Donorkind / donorschap; Gerechtelijke vaststelling ouderschap;
Familieprocesrecht; Proceskosten
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Moeder niet-ontv. in verzoek gerechtelijke vaststelling ouderschap man over haar kind, resp tot betaling door man van kinderalimentatie. Tevens veroordeling in proceskosten.
Onder verwekker kind wordt iha niet begrepen de man die als donor zijn sperma tbv kunstmatige bevruchting heeft afgestaan met het oogmerk van donorschap. Aan een dergelijk biologisch vaderschap is dan ook geen juridisch vaderschap abi art. 1:207 BW verbonden, noch onderhoudsverplichting abi art. 1:394 BW. Donorovereenkomst en appjes doorslaggevend.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

gerechtelijke vaststelling ouderschap van de man

kinderalimentatie

proceskostenveroordeling

zaak-/rekestnr.: C/15/291645 / FA RK 19-4272

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 januari 2020

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna mede te noemen: de moeder,

advocaat: mr. A.J.F. Manders, kantoorhoudende te Haarlem,

Mr. Manders heeft zich op 9 december 2019 onttrokken en mr. A.B. Scheerder-Lamme, kantoorhoudende te [plaats] heeft zich per diezelfde datum gesteld.

--tegen--

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna mede te noemen: de man,

advocaat: mr. E.E. Sprenkeling, kantoorhoudende te Amsterdam.

Het minderjarige kind [minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

Per 1 januari 2020 zijn haar taken - in verband met haar pensioen - overgenomen door [bijzondere curator] te Haarlem.

1Procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen 1-8, van de moeder, ingekomen op 8 juli 2019, alsmede de nadere toelichting daarop, ingekomen op 12 augustus 2019;

- de beschikking van 7 augustus 2019, waarbij [bijzondere curator] te Haarlem is benoemd tot bijzondere curator;

- het verslag van de bijzondere curator van 4 september 2019;

- het verweerschrift met bijlagen 1 en 2 van de man, ingekomen op 26 september 2019;

- het aangepaste verweerschrift van de man, ingekomen op 2 oktober 2019.

1.2.

De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 december 2019 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts was aanwezig [bijzondere curator] , bijzondere curator.

2Feiten en omstandigheden

2.1.

Uit de moeder is geboren het thans nog minderjarige kind:

- [minderjarige] op [geboortedatum] te [plaats] .

2.2.

Partijen hebben een donorovereenkomst gesloten, die door hen op [datum] te [plaats] is ondertekend. Op dezelfde datum heeft [notaris] , notaris te [plaats] met het oog op genoemde overeenkomst de handtekeningen van partijen gelegaliseerd ter identificatie.

In de overeenkomst is - samengevat en voor zover van belang - opgenomen dat de man - de donor - bereid is om zonder dat daar enige geldelijke vergoeding tegenover staat aan de ontvanger - de moeder - sperma te doneren ten behoeve van kunstmatige inseminatie. Voorts is opgenomen dat deze kunstmatige inseminatie zal gaan plaatsvinden in [stad] . De donor en ontvanger hebben geen relatie, anders dan een zakelijke relatie betreffende deze donorovereenkomst. Er zullen geen familieleven en/of familierechtelijke betrekkingen ontstaan tussen donor en het kind dat uit de spermadonaties wordt geboren. Ontvanger en donor zien af van alle rechten op legaal en financieel gebied die normaal gesproken zouden ontstaan tussen donor en het kind. Ontvanger zal nooit financiële ondersteuning vragen voor de opvoeding van het uit deze overeenkomst geboren kind. Op verzoek van donor is toegevoegd dat ontvanger tevens zegt dat niet nodig te hebben; zij verklaart financieel goed voor het kind te kunnen zorgen.

3Verzoek

3.1.

De moeder verzoekt de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man van voornoemd kind.

3.2.

De moeder stelt dat de man de verwekker is van het kind, dan wel als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Zij voert daartoe aan dat zij en de man een affectieve relatie hebben gehad, dat zij een kinderwens hadden en dat het kind vervolgens – via ivf – is verwekt en geboren. De moeder stelt dat zij de donorovereenkomst onder druk heeft getekend.

3.3.

De moeder verzoekt tevens te bepalen dat de man met ingang van de datum waarop het vaderschap van de man gerechtelijk zal zijn vastgesteld, aan haar een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind dient te betalen van € 415 per maand. De moeder stelt de behoefte van de minderjarige op € 830 per maand.

4Verweer

4.1.

De man voert gemotiveerd verweer. Hij betwist niet dat hij de biologische vader van het door ivf verwekte kind is, maar hij beroept zich op de door beide partijen ondertekende donorovereenkomst, die maken dat hij niet als verwekker van het kind kan worden aangemerkt. De man weerspreekt dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en/of een gezamenlijke kinderwens. Hij heeft nimmer de bedoeling gehad het ouderschap van het kind op zich te nemen, noch zich zodanig gedragen. Hij stelt dat het initiatief van het donorschap en de donorovereenkomst van de moeder zijn uitgegaan. In ieder geval heeft hij haar niet onder druk gezet om een dergelijke overeenkomst te tekenen. Hij heeft daartoe stukken overgelegd. De man concludeert tot afwijzing van het verzoek, dan wel tot niet ontvankelijkheid.

4.2.

De man verzoekt de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, omdat hij door haar onnodig op kosten wordt gejaagd. terwijl hij onvoldoende draagkracht heeft om de advocaatkosten zelf te dragen.

5Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator adviseert - gelet op de geldende jurisprudentie - de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, gelet op het donorschap van de man, zoals blijkt uit de tussen partijen gesloten donorovereenkomst. Zij verwijst naar de door de man overgelegde WhatsApp-berichten die zijn visie ondersteunen dat het initiatief van de donorovereenkomst van de moeder is uitgegaan en dat de man haar niet onder druk heeft gezet om deze overeenkomst te ondertekenen.

6Beoordeling

Vaststelling van het ouderschap

6.1.

Op grond van artikel 1:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind, of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld.

6.2.

Het verzoek van de moeder is binnen de termijn genoemd in artikel 1:207 lid 3 ingediend

6.3.

De rechtbank stelt voorop dat onder de verwekker van een kind in het algemeen niet wordt begrepen de man die als donor zijn sperma ten behoeve van kunstmatige bevruchting heeft afgestaan met het oogmerk van donorschap. Aan een dergelijk biologisch vaderschap is dan ook geen juridisch vaderschap als bedoeld in artikel 1:207 BW verbonden, noch een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:394 BW.

6.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader van het kind is en dat de conceptie via een ivf-behandeling tot stand is gekomen. Evenmin staat ter discussie dat partijen een dergelijke donorovereenkomst hebben ondertekend. De moeder beroept zich er echter op dat het aldoor de bedoeling van partijen is geweest dat zij samen het ouderschap zouden gaan vervullen, maar dat de man onverwacht een donorovereenkomst wilde aangaan. Zij wilde dit niet, maar zij heeft deze overeenkomst onder druk van de omstandigheden toch ondertekend.

6.5.

De moeder stelt dat partijen in april 2015 een relatie kregen en dat zij samen - als ouders - een kind wilden. Aangezien de moeder 2014 al gehoord had dat voor haar een zwangerschap op natuurlijke wijze moeilijk zou gaan, zijn partijen diezelfde maand nog naar [stad] gereisd om donormateriaal af te geven en te laten invriezen voor kunstmatige inseminatie. Vervolgens is de moeder in 2015 en 2017 toch tweemaal op natuurlijke wijze zwanger geworden, welke zwangerschappen voortijdig zijn geëindigd. Daarom hebben partijen in 2017 besloten inderdaad het ivf-traject in te gaan. Gedurende dit traject is de man volgens de moeder opeens met een donorovereenkomst op de proppen gekomen. De relatie van partijen liep op dat moment niet goed. Zij voelde zich onder druk gezet om te tekenen, omdat zij toen al een hormoonbehandeling onderging in het kader van het ivf-traject en de artsen haar hadden afgeraden om hiermee te stoppen. De moeder heeft het ervaren alsof zij die overeenkomst onder dwang heeft getekend. Uiteindelijk is de moeder via ivf zwanger geworden van de man.

6.6.

De man betwist niet dat hij de biologische vader van het kind is, maar hij stelt dat hij louter als zaaddonor heeft gefungeerd. Hij heeft vanaf dag één ondubbelzinnig aangegeven dat hij niet de intentie had om een betrokken vader van het kind te worden. Hij heeft nimmer een andere houding aangenomen, aldus de man.

De man stelt dat partijen elkaar via een website kennen en dat zij af en toe met elkaar afspraken. Hij heeft de moedert toen verteld dat hij in het verleden tweemaal spermadonor was geweest. De moeder heeft hem vervolgens verzocht of hij dat ook voor haar wilde zijn. De man heeft daarin toegestemd. Hij heeft daarom – op de wens van de moeder in een ivf-kliniek in [land] – donormateriaal geleverd.

De man weerspreekt dat partijen een relatie hadden, dat zij een gezamenlijke kinderwens hadden en dat hij de moeder onverwacht een donorovereenkomst liet tekenen, die zij onder druk of dwang zou hebben getekend. Ter onderbouwing verwijst de man naar WhatsApp-berichten van de moeder uit september/oktober 2017, waaruit volgens hem blijkt dat het juist de moeder was die hem verzocht om een donorcontract en dat zij daartoe de afspraak bij de notaris heeft gemaakt. Uit de berichten blijkt zelfs dat de moeder haast had met de overeenkomst, omdat zij ook een andere donor had gevonden, aldus de man.

6.7.

De man heeft WhatsApp-berichten overgelegd met de volgende inhoud:

[de moeder] (volgens de man op 29 september 2017):

“ [de man] ( ….)ik heb jou gevraagt een Donor contract op te maken. Nu is het afgesproken.”:

(…..)

“Ik heb ook een andere Donor candidaat gevonden, Dus als je niet wil laat mij weten vandaag en ik vraag de andere.”

“Het is een week al en je zei dat deze week ga je een antwoord geven. Als je niet doorgaat laat mij weten en ik ga het met de andere Donor regelen.”

“Ik moet het wel vandaag weten.”

“Zondag ga ik niet eten totdat dit opgelost is.”

[de moeder] , 9 oktober 2017:

“Laten we dan morgen de overmaking doen bij de notaris voor [stad] ”.

“Notaris gebeld, ze hebben morgen een plek (…) en woensdagmiddag(…..).”

“(….)Anders ga ik laat worden, en zou moeten voor de andere kiezen.”

[de moeder] (volgens de man op 15 januari 2018):

“(…) we remain friends, without any financial obligations ((….)You as Donor, need to approve the transfer so that I can move on with my life with my Partner.”

“Since you are just a Donor (….).”

“you join me on the 26th, we do the transfer, as agreed based on Donor contract and we move forward with our lives by staying friends(…)”

6.8.

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de moeder tegenover de gemotiveerde weerlegging door de man onvoldoende heeft aangetoond dat zij de donorovereenkomst onder druk dan wel een ander wilsgebrek heeft getekend. De moeder heeft bovendien haar stelling dat de man het oogmerk had om het ouderschap ten aanzien van dit kind op zich te nemen niet onderbouwd. Dit leidt ertoe dat de man wel als de biologische vader van het kind kan worden beschouwd, maar dat hij niet is aan te merken als de verwekker in juridische zin. De vrouw is daarom niet ontvankelijk is haar verzoek.

Proceskostenveroordeling

6.9.

De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de moeder de man nodeloos in deze procedure heeft betrokken.

6.10.

Volgens artikel 239 Rv kunnen van de kosten van de wederpartij slechts de salarissen en verschotten van de advocaat van die wederpartij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij worden gebracht. Voor het bepalen van het salaris van de advocaat wordt aangesloten bij het liquidatietarief, op basis waarvan 1 punt wordt toegekend voor het indienen van het verweerschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling ter zitting. Uitgaande van tarief II, waarbij ieder punt wordt gewaardeerd op € 543, komt het salaris voor de advocaat op € 1.086. Navraag bij de griffie heeft uitgewezen dat de vader voor het indienen van het verweerschrift € 297 aan griffierecht heeft betaald.

De moeder zal worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.

7Beslissing:

De rechtbank:

7.1.

verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek;

7.2.

veroordeelt de moeder in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de man begroot op € 1.086 als eigen bijdrage aan advocaatkosten en € 297 aan griffiekosten.

Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2020.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733